DICKVANDERHEIJDE IRfREKLAME
TOEN WE NOG OP DE SCHOOLBANKEN ZATEN
MENNO VAN COEHOORNSCHOOL
del' mif Jyiupe -.
adviesbureau voor reklame en publiciteit jOZ6f isrsëlsstraat 10 l©6UWarden 058 124984
Bijna vijftig jaar geleden, in de zomer van '34, maakten de
leerlingen van de vijfde en de zesde klas van de Menno van
Coehoornschool een bootreisje naar het Bergumermeer. Onze
abonnee, mevrouw R. Smit-Groen te Oudorp bij Alkmaar wist zich
bijna alle namen nog te herinneren. We gaan van links naar rechts
en we beginnen bij de bovenste rij: Sara Nicolai, Truus van der Bij,
Frederikje Venema, Roelof Stuurhaan, Johanna Visser, Anna
Wagenaar, Rika Groen, twee onbekenden, Roelof Veldhuis, daar
tussenin Juf Bakker, David Eisma, een onbekende, Wietse Tuinin-
ga, Arjen van der Berg, Foppe Sonninga, Willem Bok, Trijntje
Elzinga, Bouke de Vries, Juf Wever, Anne Zijlstra en Arnold
Rademakers. De tweede rij: Geert Spoelstra, Wiebe Bakker en Jan
Visser. Zittend Sietske Vogelsang, Henk van der Schaaf, Trijntje
Strooisma, Annie Poorte, Nellie Verdonk, Geesje de Boer, Annie
Huizinga, Suske Nestra, Jannie Postma, Gretha Hondema, Bauk
van der Berg en Annie Strooisma. Zittend vooraan: Frits Massolt,
Wierd de Vries, Siepie Laskewitz, Ruurdje Goslinga, Hielkje
Stienstra, Wiesje Jeelof, Maaike Lebbing, Griet Bergsma, Tjitske
van der Honing, een onbekende, Griet de Bruin, Anneke Walstra,
Dirkje Faber, Griet van Gelderen, Stijntje Jonker, Griet Sannes, het
halve hoofd van Christiaan van der Berg, een Mink en staand op de
hoek met de tas Foppe Strooisma. De meneer met de mooie witte
zeilpet is meester De Vries. Hoeveel van deze leerlingen zouden
elkaar treffen op de reünie, de volgende week zaterdag?
vervolg van pag. 4)
Ik word door een ieder veracht.
De dames en heren die gaan me
voorbij
Er zijn er die'k goed heb gekend.
Zij houden vol afschuw hun kle
ren op zij,
Uit angst voor zoo'n schunnige
vent.
Refrein:
Maar onder m'n lompen daar
draag ik nog iets
Waarmee ik de wereld tart.
Daar klopt en daar leeft
Daar lijdt en daar beeft,
M'n fiere schooiers hart.
Er was eens een tijd-het is jaren
geleen,
Dat 'k niet zo'n verschoppeling
was!
Toen sneed me de wind door m'n
kleren niet heen!
Toen drong er geen kou door
m'n jas!
Toen had ik een woning, toen
kende ik geluk!
Toen had ik een vrouw en een
kind!
Opeens greep het Noodlot me
weg-met een ruk
O God! wat 'k zoo teer had
bemind!
Een krach op de beurs en m'n
zaken failliet
Aan flarden m'n hele bestaan.
Een vriend die me hielp! Ach die
vond ik toen niet
Ze lieten het noodlot begaan!
En drie maanden later, toen
greep het m'n vrouw
En gaf haar een kerel met geld
't Was uit met haar liefde! 't Was
uit met haar trouw
Ze was zoo op weelde gesteld!
Ik weet niet hoe allestoen j uist is
gegaan
Ik was zo krankzinnig van smart
Het was of m'n kop me van één
werd gescheurd
M'n vuist werd als ijzer zo hard!
Ik wist het niet eerder dan toen ik
m'n hand
Zo gruwlijk rood zag van bloed
heb voor zijn dood naar de
wetten van 't land
Vijfjaar van mijn leven geboet.
En toen ik weer los kwam, toen
was ik een man
Die niets op de wereld meer had!
Zo'n schooier als ik ben, daar
gruwen ze van.
Zo'n schooier die vijf jaar lang
zat!
Maar straks toen ik in het portiek
van een bar
Wat schuilde voor regen en wind
Toen hoorde ik op eens bij de
vrolijkheid daar
De stem en de lach van m'n kind.
Ze was als een dame in zij en in
kant
Ze liep met een sjieken meneer
O God! en toen lei ze een gulden
in m'n hand
En keek met een lachje op me
neer!
Ze had me in m'n lompen God
dank niet herkend
Ze wist niet m'n smart en m'n
leed.
Ze zag niet de traan van de
sjovele vent
Die 't geldstuk 't water in smeet.
MAX
In verschillende nummers van 't
Kleine Krantsje wordt geschre
ven over "Max", die vroeger aan
het Oldegalileën woonde en op
een gegeven moment spoorloos
verdween - niemand zou ooit
meer iets van hem hebben ge
hoord.
Ik heb Max heel goed gekend,
want ik woonde destijds ook aan
het Oldegalileën, waar we buren
waren.
Op een zomeravond zat ik in de
kamer achter de winkel te spelen
met een "pianola" - mooie klas
sieke muziek. Max, die zelf ook
erg muzikaal was, en goed piano
kon spelen, bleef in de deurope
ning staan en stapte daarna, wat
hij anders nooit zou doen, reso
luut naar binnen en zag toen, dat
ik zelf niet speelde. Wat hebben
wij gelachen!
Dat hij altijd door zijn moeder
naar school werd gebracht en
ook weer van school werd opge
haald, is waar. Als ik me niet
vergis is hun bovenwoning uitge
brand en nadien hebben we niets
meer van Max gehoord.
Tot mijn vrouw en ik, enige jaren
later, tijdens onze vakantie door
het Gooi reden en mijn vrouw
plotseling riep: "Daar loopt
Max!" We hebben toen een
poosje met hem gepraat. Hij had
een keurig zwart pak aan en hij
vertelde ons, dat hij 's avonds bij
rijke mensen thuis muziek speel
de.
Ik weet het niet meer zeker, maar
ik meen dat het was in de omge
ving van Soest of Soestdijk. Na
dien heb ik ook niets meer van
Max en zijn moeder gehoord.
Rijperkerk K.Rinsma
hebben de bewoners van de Ee-
wal en het Heerenwaltje het ge
meentebestuur zelf herhaaldelijk
gevraagd de grachten voor hun
huizen te dempen. Uiteindelijk
kregen zij hun zin: in 1884 ging
er met het verdwijnen van het
water langs deze straten een
enorm stuk stadsschoon jam
merlijk verloren.