m Friesland Bank Uw eigen bank HEILIGE MARIE In een van uw prachtige Kleine Krantsjes las ik iets over Heilige Marie van het Oldegalileën, de vrouw, die altijd in het wit ge kleed ging en zich zelf ook met poeder wit maakte. Ik woonde zelf ook aan het Olde galileën, op de nummers 14 en 16, waar ik een handel in klom pen en tuinplanten had. Mevrouw liep elke morgen ge heel in het wit - meest witte vitrage - mijn deur voorbij om naar de eerste mis te gaan. Voor haar huis had zij een tuin tje, dat ik mocht onderhouden. Op een vrijdagmorgen, net toen ik bezig was mijn bakfiets te laden voor de markt, vroeg ik haar of ze ook even naar mijn nieuwe voorraad planten wou zien. Huilend antwoordde ze toen, dat ze geen interesse had, omdat haar Heiland zo geleden had. Zij was echt een lieve, vrome vrouw. Eens vroeg ze mij of ik de kinde ren, die haar altijd naliepen wat zou willen vragen. "Heilige Ma rie" riepen ze dan, maar Marie vroeg me of ze in plaats daarvan "Vrome Marie" wilden roepen - "ik ben niet heilig, maar wel vroom", zei ze. Rijperkèrk K. Rinsma DE WINTER KOMT. Ter voorbereiding op de komen de wintermaanden: hierbij een foto uit de twintiger jaren, toen de winters lang en streng waren. In Leeuwarden lagen de vaarten en kanalen waarin toen nog niet het warme afvalwater van de Centrale werd geloosd, weken, soms maanden lang dicht. De anders zo drukke scheepvaart was verlamd en de schippers maakten, hoe langer een winter duurde, een steeds moeilijker wordende tijd door. In zo'n strenge winter zagen zij hun in de zomermaanden met dag en nacht varen zuur verdiende geld door de vingers glijden. Elke morgen was hun eerste taak het openhak ken van de bijt rondom hun schip, om te voorkomen, dat het door het uitzettende ijs in elkaar zou worden gedrukt. Ook de brugwachters konden hun gewone taak niet uitvoeren. Zij werden als baanopzichter be last met het bevorderen van de veiligheid en de vrijheid van het schaatsenrijders- verkeer. Hun bevoegdheid als onbezoldigd ge meenteveldwachter, waarvan zij overigens zelden of nooit in die gemoedelijke tijd gebruik hoef den te maken, kwam daarbij zonodig van pas. Zoals uit de hierbij geplaatste foto blijkt werkten zij toen onder leiding van de heer Dijkstra. Over hem schreef zijn kleindoch ter al enkele malen in 't K.K. en het zal haar in het bijzonder een genoegen doen, dat er toch weer wat nieuws over haar grootvader boven water is gekomen; de ori ginele foto sta ik, als zij daarin belang stelt, gaarne aan haar af. De baanopzichters onderzochten de betrouwbaarheid van het ijs door de dikte daarvan te meten. Onderaan de lange stok, die elk bij zich had, bevond zich een lange stalen priem. Met deze priem werd een gat in het ijs gemaakt. De aan de stok aan de onderkant, maar boven de priem gezeten haak, werd door het gemaakte gat aan de onderkant tegen het ijs getrokken en daarna kon op een schaalverdeling de dikte van het ijs in centimeters worden afgelezen. Zij probeerden, uiteraard met zachte hand, de verkopertjes van 'gezondheidssteken', naast in plaats van op de rijbaan te laten venten en ook verdeelden zij on der de baanvegers, die daarover onderling nagal eens van mening verschilden, de baanvakken. Die baanvegers probeerden in die benarde wintermaanden, on der het roepen van 'een centje voor de baanveger' een paar centen te verdienen. Ik kon mij dan ook best indenken, dat een baanveger na hard aan zijn baan gewerkt te hebben, wel eens zijn bezem voor de schaatsen van een schaatsenrijder gooide, die het best kon missen, maar te krente rig was om één of twee centen op het ijs te gooien. Het was dan de baanopzichter, (die in zijn hart altijd aan de kant van de baanve ger stond) die als vredestichter optrad. Veel ongelukken gebeur den gelukkig niet; ik herinner mij dat de jongste zoon van de eigenaar van Zalen Schaaf niet diep genoeg door zijn knieën zakte toen hij met vrij grote snelheid onder de 2e Kanaals- brug door trachtte te rijden. Hij klapte met zijn hoofd tegen de onderkant van de brug; met een gapende hoofdwond werd hij van het ijs gehaald. Ook Jochem, een bekend straat type uit die tijd, heeft eens gepro beerd zich als baanveger ver dienstelijk te maken. In het alge meen verdiende hij zijn brood met 'voor een dubbeltje op zijn kop' te gaan staan en met het venten van een moppenblaadje. Het baanvegen gaf hij al gauw op, veel bracht hij er niet van terecht. Maar wel had deze goe de kerel zich zelf en de omstan ders een paar gezellige uren be zorgd. Van allen die op deze foto, die 'achter de Tuun' genomen is, leeft niemand meer. Aan de vlag gen te zien zou je zeggen dat er die dag een hardrijderij zou wor den gehouden. Ik meen mij flauw te herinneren dat het de dag was waarop Martha Hemminga en Annie Zondervan (later de vrouw van de bekende gymnas tiekleraar en leider van Quick Jan D. de Jong), ieder in haar eigen stijl hun heroïsch gevecht leverden. Vóór dit optreden van Anne Zondervan werd er op die wedstrijden 'geklauwd', d.w.z. met korte slagen gereden. Annie Zondervan introduceerde op die dag voor het eerst een lange sierlijke slag en. zij won! Blaricum Mr. P. Iedema DRIEKRAMERSTEEG Wat heb ik laatst genoten van de stukjes van Sara Boetes-Nicolai in 't Kleine Krantsje! Ik heb naast Sara's opoe en opa gewoond in de Driekramersteeg naast het Postkantoor. In de Driekramersteeg stonden twee huizen, een onder- en een bovenwoning. In het eerste huis woonde Sara's opoe en opa en wij woonden boven in het andere huis. Sara's opa was schoenmaker en telegrambesteller bij de Post. Op oe en opa hadden vijf kinderen. Martha, de oudste, is de moeder van Sara, dan had je Tjeerd, Peke, Trienke en Jantsje. Ik ben met Jantsje vriendin geweest. Ik heb ook nog bruiloft gevierd, dat was toen Sara's moeder trouwde. Wat een herinneringen. Later zijn opoe en opa De Vries verhuisd naar de Gedempte Kei zersgracht. Australië Mrs. T. M. Veltheer-Haagsma BOSHUYSEN GASTHUIS Nog even een reactie op de foto van het Boshuysen Gasthuis in een van de vorige Kleine Krant sjes. Mevrouw Van der Wissel heeft het goed gezien. Het oude wiefke bij de pomp is inderdaad 'vrouw' Stellingwerf. Voor ons was ze Tante Klaske. Zij was een tante van mijn moeder. De zoon Otto was getrouwd met Jeltje van der Wal. Hij is in de mobilisatie 1914— 1918 in militaire dienst ziek ge worden en toen overleden. Ook ik weet niet meer wanneer tante is overleden. Begin jaren 1940 lijkt me niet onwaarschijnlijk. Door het drukke leven in de melkzaak heeft ze nooit veel tijd gehad om zich met andere zaken bezig te houden. Toen ze in haar kamertje tot rust kwam is ze begonnen met haken en breien. Met onze verjaardagen kregen we altijd een paar eigengebreide sokken van haar terwijl onze bedden waren afgedekt met spreien, door haar gehaakt. Mijn moeder heeft nog wel geholpen in de melkhandel. Mevrouw De Jong noemt de primitieve voorzieningen in die tijd. Tante kookte zomer en win ter op petroleumstellen. In de winter zorgde een hekjekachel voor de warmte. Deze werd ge stookt met turf en eierkolen. Als het stookseizoen voorbij was, na de grote schoonmaak, werd die Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. kachel door de melkboer naar de zolder gebracht en tegen de herfst weer naar beneden ge haald. Voor de verlichting zorg de een petroleumlamp. Zoals ge zegd ontbrak elk comfort. De pomp was de enige waterleve rancier. Gas en electriciteit wa ren er onbekend. En toch leefden ze gelukking en tevreden. Leeuwarden L. Meetsma HET SCHOOIERSHART Onlangs vroeg onze abonnee mevrouw M. J. H. Wachteveld- van Esveld te Utrecht in 't Kleine Krantsje naar de tekst van het vroeger zo bekende liedje 'Het fiere schooiershart'. Er zijn op die vraag bij onze redactie bij zonder veel reacties binnengeko men - verscheidene lezers wisten zich het versje of fragmenten ervan nog te herinneren. Volgens onze abonnee de heer Ritske van Vliet Senior te Leeu warden was het een liedje van de tekstdichter Ferry en stond het op het repertoire van de in 1944 overleden Willy Derby. Wij geven het lied nu weer zoals dat - keurig uitgetypt - bij ons binnenkwam van de hand van onze abonnee de heer K. van Oostrum te Schiermonnikoog met de notitie, dat de slotregels van het laatste vers mogelijk iets anders zijn geweest. In een van de ontvangen brieven werden die laatste regels weergegeven als: „Ze wist niet wat zij mij misdeed/En was het niet een kraan van een sjofele vent/die het geldstuk het water insmeet?" Ik loop als een schooier door weer en door wind Bij dag en tot diep in den nacht Er is haast geen mens me wat vriendelijk gezind vervolg op pag. IJ Bijna dertig jaar geleden, in 1955, is deze foto gemaakt van het personeel van de Menno van Coehoomschool, die nu precies een eeuw bestaat. Op de achterste rij van links naar rechts Hillie Schaafsma, Durk Hoekstra, de heer Schaafsma, Aafke van der Meulen, nu mevrouw Roersma-van der Meulen, Stuurmanstraat 8 in Zutphen, die ons de foto toestuurde, Dik Post, de heer Van der Zee, Yt Posthumus, Willem Mollema en Nel Sluiter. Vooraan de heer Verbeke, Trijn de Jong en Juf Disselsma.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 4