UIT DE GEZELLIGE TIJD VAN DE KOLENBOEREN Kort na de Tweede Wereldoor log kwam ik in dienst bij Pele- tier's Kolenhandel aan de Molen straat. Als losse knecht verdien de ik daar een gulden schoon per uur, wat in die dagen een mooi inkomen was - de mensen in vaste dienst kregen een vier en twintig of vijf en twintig gulden in de week. Meesterknecht en tegelijk chauf feur was daar een meneer Rozen- daal, bij wie ik als bijrijder op de wagen kwam. Op de goeie dag, toen we een schip turf hadden gelost, vroeg de heer Rozendaal mij of ik in vaste dienst wou komen en, ondanks de achteruit gang in loon, heb ik dat toen gedaan. De kolenhandel van Peletier was een van de vele brandstofzaken, die er toen nog waren in de stad. Van de andere zaken herinner ik me: Siebesma en Prins aan de Snekertrekweg met het kantoor aan de Willemskade. Van der Noord en Kuperus, later de Frie- sche Kolenhandel, ook aan de Snekertrekweg, de B.H.V. aan de Oostersingel met het kantoor aan het Zuiderplein, Hummel Straat van Welgelegen, Excelsior Ee straat, Deelstra achter het Bus station, Nieuwenhuis en Ooster hof Noordvliet-Jacob Binckes- straat, B. Nieuwenhuis Oosterka de, Kooi en Suk Pieterseliewal- tje, Feenstra Van Leeuwenhoek- straat, Van der Veen Camstra- straat, Van der Noord Oostersin- - gel, Oosterhof Noordvliet en Sip Antoine op de hoek van de Schrans bij de overweg. Dan waren er nog wat kleinere handelaren zoals Marcus Visser met zijn schip aan de Wisses- dwinger, Visser Houtstraat, Singstra Keetbuurt en Fennema Wissesdwinger. Ook hadden we nog turfschip pers, van wie ik kan noemen: Mud, Wiarda, Van der Veen en Welles - hun schepen hadden vaste ligplaatsen aan de Nieuwe- kade en de Oostergrachtswal. Ik zal er nog wel een paar vergeten hebben, maar wellicht wordt de lijst door andere abonnees aan gevuld. Het was wel vuil en zwaar werk in deze brandstofbranche, maar ja, alles went en dat gold ook hier. We hebben er ook wel veel mooie dingen meegemaakt. OP DE BON De kolen waren nog op de bon en je moest als handelaar maar te vreden zijn met wat je kreeg toebedeeld. De kolen werden o.a. aangevoerd uit Amerika, En geland en Duitsland. Zo nu en dan gebeurde het, dat er een vracht vetkool binnenkwam, bestemd voor huishoudbrand, maar eigenlijk bedoeld als indus triekool. Wij probeerden het zo eerlijk mogelijk te verdelen, zo dat iedere klant een beetje vet kool kreeg bij zijn gebruikelijke portie normale anthraciet. Het kwam ook op de bon te staan en in het kolenhok gooiden we alles door elkaar, omdat het dan beter te stoken was. Die vetkool koekte ontzettend en het kon gebeuren, dat de hele kamer zich met dikke vette rook wolken vulde, wanneer je het deurtje van de kachel opendeed. De meeste mensen hadden er een hekel aan, maar we hebben het ook wel meegemaakt, dat een klant juist die vetkool prefereer de boven de mooie gladde anth raciet. Op de Nieuwestad hadden we een vervelende klant wonen bo ven een zaak. Hoewel mevrouw precies wist, wanneer we kwa men, omdat ze van de kantoor juffrouw altijd al even een tele foontje had gehad, moest ze eerst nog overal kranten neerleggen en mochten wij elkaar op de trap of in de gang niet passeren. Een zekere oud gediende, die het gezeur van die dame jaren had meegemaakt en die nu op het punt stond bij ons weg te gaan, nam wraak op een manier, die ik nooit vergeten ben: hij zou wel even een zak eierkolen naar bo ven brengen, maar voor hij de trap opging, had hij een naad in de zak losgemaakt. Midden op de trap zakte hij extra diep door de knieën, waardoor de zak helemaal openscheurde en de eierkolen van boven naar beneden rolden - het was net een strooiende Zwarte Piet. Het laat zich denken, dat me vrouw op een vreselijke manier te keer ging; de snoodaard mocht geen eierkool meer naar boven brengen en het was ook de laatste keer, dat we hier geleverd heb ben. "Als ik dat vooruit geweten had, ha'k het al veel eerder gedaan", zei de dader toen. •OMGEKOMEN De heer Peletier zelf was iri de oorlog naar Duitsland overge bracht en is daar omgekomen. Eerst werd de zaak nog voortge zet door de weduwe, mevrouw Peletier-Röben, maar die heeft het bedrijf later aan de Firma Hummel verkocht. In die tijd was het zo, dat er nog veel klantenbinding was door het geloof en omdat Peletier zeker negentig procent van zijn klanten onder het katholieke volksdeel had, gingen we gewoon onder de naam Peletier door. Onze klan ten mochten dan ook niet weten, dat we eigenlijk bij de firma Hummel hoorden, die zelf onder de gereformeerden de meeste klanten had. Het werd voor ons toen allemaal wel wat makkelijker, wanneer er extra aanvoer van kolen kwam - dan kregen we van het personeel van Hummel ook extra hulp. Ook kregen we toen als directeur een meneer Faber, die veel aan jeugdwerk deed en zomers wel met groepen kinderen naar Ap pelscha ging. Eens moesten de heer Rozendaal en ik zo'n stel in een keurig schoongemaakte wa gen wegbrengen, wat eigenlijk niet mocht; we hadden wel een vergunning voor eigen vervoer, maar niet voor personenvervoer. En ja hoor, daar werden we onderweg aangehouden door een agent, die zijn hand opstak toen we hem vlakbij genaderd waren. Rozendaal stak ook direct zijn hand op en reed gewoon door. ARGELOOS "Ik dacht dat die man ons groet te" zei hij argeloos. We dachten nog dat die agent ons nummer wel zou hebben genoteerd, maar tot onze verbazing hebben we er nooit meer wat van gehoord. Er waren in die tijd ook nog volop petroleumstellen en zo zag je overal petroleumkarren van de bekende maatschappijen: Es- so, Texaco en de Automaat. De ze laatste gaf een jeugdkrantje uit met een vervolgverhaal: 'Hoe het Pijpje drop verder vergaat, staat in de volgende Automaat" Nog hoor is die venters roepen: "Petroleum - zeven cent per liter!" Als je vaste klant werd kreeg je een petroleumblik in bruikleen. Ook Shell had toen nog eigen benzineblikken ten behoeve van de schippers en de bezitters van pleziervaartuigen. Tegenwoor dig zijn de schippers ook allemaal aangesloten op het Butagas en hebben ze daarnaast voor een klein deel nog aanvulling met petroleum. Wat nu van eigenlijk al die brandstofhandelaren gezegd kan worden, dat geldt ook voor die kleine petroleumhandelaars: het is verleden tijd. Helaas, want al met al gaven ze heel wat gezellig heid! Leeuwarden R. Poelstra

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 8