DENKEND AAN LEEUWARDEN
ROND DE EEUWWISSELING
TE VOET DOOR DE STAD
Vandaag een interessante
herinnering aan de ge
moedelijke tijd van de
paardezvagen en de hand
kar, zo'n honderd jaar te
rug. Het verhaal is aange
troffen in nagelaten papie
ren van een overleden
stadgenoot.
Ik werd geboren in een van de
woningen van Werkmanslust,
waar mijn ouders tot 1892 heb
ben gewoond. Dit was toen het
enige gebouwencomplex aan de
Groningerstraatweg. Tussen het
Hoeksterend en Werkmanslust
was een grote gardenierstuin, in
exploitatie bij Dijkstra. Verder
was Werkmanslust omringd door
weiland; ook tegenover dit wo
ningcomplex, tussen Groninger
straatweg en Schoppershof, was
land. Vrijdags was het hier vol
uitgespannen paarden, die de rij
tuigen van boeren hadden ge
trokken. De rijtuigen vonden een
plaats bij de uitspanning Klopma,
wanneer de eigenaars de week-
Het Gouden Wagentje op de
Nieuwestad
markt bezochten. Zoals Klopma
de. uitspanning was voor week
marktbezoekers, die van de Gro
ningerstraatweg kwamen, zo
konden de rijtuigen uit de richtin
gen Stiens en Marssum een plaats
GEVANGENE
vinden bij de Groene Weide - bij
De Roos en later Albers - en bij
Oosterhof, wiens uitspanning la
ter tramstation werd. De bezoe
kers, die uit het Zuiden via de
Schrans de stad binnenkwamen,
stalden voor het merendeel bij de
Wirdumerpoortsbrug.
Een deel van de boeren uit Noor
den en Westen reed door tot de
Lange Pijp naar het Gouden
Wagentje, zodat het ook daar
Vrijdags vol rijtuigen stond.
Het vee voor de markt werd
voornamelijk aangevoerd door
stoomboten en ook door veedrij
vers. Hele colonnes, in rijen van
vier achter elkaar, naderden 's
morgens vroeg de stad en werden
's middags weer afgevoerd.
NEET GEMAKKELIJK
De veedrijvers hadden lang niet
altijd een gemakkelijke taak om
hun aan touwen gebonden vier
tal netjes in het gelid te houden
en er werd dan ook menige klap
met de stok uitgedeeld op de
neus van het dier dat te voortva
rend was en de frontrij verbrak.
Onder de veedrijvers was ook
een vrouw, die in bekwaamheid
niet voor haar mannelijke colle
ga's onderdeed. Gewoonlijk had
ze de leiding met het voorste
viertal. Het kon gebeuren, dat ze
plotseling haar stok in de hoogte
stak en „Ho!" riep. Wanneer na
nog enige stappen de colonne
stilstond, hurkte ze neer tussen
de koeien en stond na enige
seconden weer op. „Klaar!"
klonk het en de troep trok weer
verder.
KALVERDIJKJE
We keren terug naar de Gronin
gerstraatweg. Even voorbij
Werkmanslust, waar nu het Gro
ningerplein is, kon men rechts
afslaan naar het Kalverdijkje, dat
verderop toegang gaf naar de
schietbaan. Daar mochten echter
alleen militairen komen; er stond
altijd een schildwacht op post om
te zorgen, dat geen onbevoegden
het schietterrein betraden.
Nog enige meters verder op de
Groningerstraatweg draaide de
Lekkumerweg naar links af. De
ze weg liep verder evenwijdig
met de Groningerstraatweg en
tussen dat gedeelte van beide
wegen lag een grote terp, die
later is afgegraven.
De jonge kinderen van Werk
manslust bezochten de bewaar
Onder toezicht van een bewaker
kwam één der gevangenen de
lantaarns aan de Zuid- en Oost
kant van het gebouw opsteken.
De ladder rustte op zijn rechter
schouder en tegen de rechterkant
van zijn hoofd maar werd niet
vastgehouden. In militaire pas
schreed de gevangene naast de
bewaker voort tot bij de lan
taarn. Dan kwam er een hand aan
te pas; met een vlugge beweging
werd de ladder op haar plaats
gezet en de lantaarnopsteker hep
zonder een hand voor steun te
gebruiken, naar boven op de
smalle sporten. Hij ontstak de
lantaarn en dan kwam het! De
gevangene (ongetwijfeld een
acrobaat) maakte een spreid-
sprong en gleed pijlsnel langs de
ladder naar beneden'! Wanneer
hij 'rechtsomkeert' had gemaakt
en naast de ladder stond, dan
nam hij met één handbeweging
De herberg van Klopma aan de
Groningerstraatweg
school. Naast de school was een
terrein met oude knotwilgen en
een zoetwatervijver. Na de bocht
kwamen de tuinen van bloemis
terij Maurer, van de weg geschei
den door een brede sloot.
Het terrein van de gasfabriek
bleef nog geheel binnen de stads
gracht. Van de Kippeloop tot de
Noorderbrug was het enige stuk,
dat binnen de stadsgracht moest
worden afgelegd. Daarna kon de
wandeling weer langs de buiten
kant van de gracht worden voort
gezet. Het gedeelte tussen Noor
derbrug en Singelstraat heette in
de volksmond 'Achter de Gou
den Bal', zo kwamen we op het
uitgangspunt van onze wande
ling terug.
Even voorbij Werkmanslust kon men rechts afslaan naar het Kalverdijkje
De molen De Arend van Wijga op het bolwerk bij de Westerplantage
school op de Oldegalileën. Ik
herinner me nog het hoofd daar
van, Mejuffrouw Klinkenberg,
een dame met pijpekrullen. On
derwijzeres was mejuffrouw
Aukje Plantinga.
DE LANDBUURT
Uit Werkmanslust vertrokken
we in 1892 om te verhuizen naar
de Landbuurt, waar toen het
eerste twintigtal woningen in een
weiland werd gezet aan een puin-
weg, die naar de boerderij van
Wassenaar leidde. Deze boerde
rij, midden in het weiland, had
eveneens een afrit naar de Har-
lingerstraatweg.
Iedere avond om ongeveer zes
uur haalde ik de Leeuwarder
Courant van de drukkerij aan de
Noorderweg. In het winterhalf
jaar was het een sombere tocht
langs de Spanjaardslaan. Van de
Stienserweg af was die laan aan
weerskanten beplant met hoge
populieren tot dicht bij het kerk
hof. Dan volgden kastanjebomen
tot de Singelstraat. Struikgewas
tussen de hoge bomen vormde
met deze een donkere gang,
slechts spaarzaam verlicht door
enige gaslantaarn met vleermuis
branders.
Op zondag maakte ik met een
schoolkameraad vaak een wan
deling rondom de stad. We be
gonnen bij de Vrouwenpoorts-
brug, waar op de hoek de wagen
makerij van Radersma was. Dan
ging de tocht voorbij het tramsta
tion, langs de korenmolen van
Sluyter. Aan de binnenkant van
de gracht stond toen op het hoge
bastion een dergelijke windko-
renmolen van Wijga, die zelden
maalde en later afgebroken
werd. De molen van Sluyter ging
over aan Vosman, die de wind
kracht deed vervangen door mo
torische aandrijving en het be
drijf aanzienlijk uitbreidde.
Voorbij de zoetwatervijver (ver
boden terrein!) ging de wande
ling langs de brood- en meelfa
briek 'De Hoop', waarvan eerst
eigenaar was de heer Sprenger,
later de heer Dalenoord. We
hepen dan langs Westersingel,
Willemskade en Grachtswal. Als
het kon legden we het zo aan, dat
we naast de gevangenis aan de
overkant van de gracht waren als
de lantaarns opgestoken werden.
Dan kregen we namelijk iets
interessants te zien!
de laddei weer op de schouder,
zo dat deze precies in evenwicht
lag. Dit alles gebeurde sneller
dan het beschreven of verteld
kan worden.
We konden onze wandeling ver
volgen over de Kanaalsbrug. Ik
herinner me nog de tijd, dat deze
niet bestond. De Grachtswal
maakte een bocht en in die bocht
was een ovaalvormig plantsoen
tje, door een laag ijzeren hek
omsloten.
Over de Vhetsterbrug liepen we
over het Hoeksterpad en langs de