GEEN DAG GING ER VROEGER VOORBIJ OF.. p C "GEEN CENT GEHAD ER PLOEMPTEN MENSEN DE STADSGRACHT Een vriendelijke abonnee verraste de redactie van 't Kleine Krantsje een dezer dagen met een stapeltje oude kranten uit de periode maart-december 1931. Het "stads nieuws" in die bladen doorlezend vielen ons twee dingen heel erg op. In de eerste plaats de berichten, die melding maakten van op hol geslagen paarden en in de tweede plaats het buitengewoon grote aantal berichten over te water geraakte mensen en voertuigen. Paarden op de loop zullen we in de stad wel nooit meer aanschouwen en wat dat te water raken betreft: het komt nog wel eens voor, dat er iets of iemand van de wal afraakt, maar in de verste verte toch niet zo vaak als een vijftig jaar terug. Een volgende maal willen wij het nog wel eens hebben over op hol geslagen paarden; nu gaan we eens zien, wat er zich in en rond de stadsgrachten afspeelde in het tijdvak, dat we net hebben ge noemd. Daarbij kunnen we niet volledig zijn, omdat we lang niet alle verschenen kranten kregen - we moeten dus wel aannemen, dat er nóg meer te water raakte, dan we direct zullen zien. Het eerste bericht, dat we tegen kwamen was dat van de zoon van de caféhouder Boomstra uit de Amelandsstraat, die in het Naauw een zwaar beladen praam voortduwde en overboord sloeg door het uitglijden van de vaar boom. Direct sprongen twee ooggetui gen te water, de matroos R. W. Smit en de winkelbediende F. Visser en met heel veel moeite lukte het de al bewusteloze dren keling weer in zijn praam te krijgen. Dank zij hulp van dokter M. E. Kulsdom keerde het be wustzijn gelukkig spoedig terug. OVER BOORD Eveneens over boord sloeg bij de Kippeloop een schipper, die struikelde over bossen prikkel draad aan boord; hij zag direct kans zich aan zijn praam vast te grijpen. Op de 26e april reed een meisje van twaalf jaar op de fiets het water van de Tuinen in. Diezelf de nacht raakte een fietsende heer bij de Voorstreek in het onfrisse nat. De volgende morgen zou een over de Weaze tuffende motor rijder, die vergat links- of rechts af te slaan, in de gracht langs de Nieuweweg terecht zijn geko men, wanneer hij niet het geluk had gehad te blijven steken op de hier aanwezige onderwal. De tiende juni vermaakten een aantal schooljongens zich op een praam aan de Emmakade ter hoogte van de Margaretha de Heerstraat. Een zesjarig zoontje van de heer Mellema uit de Klan- derijstraat kwam daarbij in het water terecht. Een schipper red de het jongetje en een schoolka meraad bracht herp op de fiets naar huis. Even buiten de stad, bij de Gro- ningerstraatweg, raakte een dag later een knecht van Van Akker met zijn driewielige ijscokar van de wal in de sloot. Hij kwam onder zijn voertuig terecht; een net passerende vrachtrijder kwam juist op tijd om hem het leven te redden. De ijsco's bleken niet meer te consumeren toen ook de kar op het droge was gebracht. Amper twee weken later was het alweer raak. Een groepje kinde ren speelde op de Bierkade bij de Kelders tot de negenjarige Hen drik Jeeninga uit de Minnema- straat in het water tuimelde. "De bediende Aning van het magazijn De Duif", aldus het krantenbericht, "sprong zonder beraad te water en wist den knaap te grijpen. Een agent van politie bracht den jongen bij Moeke thuis". De volgende morgen reed een bediende van de groentehande laar Visser van de Voorstreek met een driewielige transportwa gen over de Koningspijp. Daar verloor hij de macht over het stuur en koerste recht op de gracht af. De jongen sprong tijdig van zijn voertuig, maar de wagen met inhoud dook de ploempert in. Nu wist de krant het volgende te melden-; "Spinaziebladen en komkommer uit de bakken getui meld dreven op den groezigen vloed en waren voor een deel verloren. De kistjes en bakken werden een voor een op den wal getrokken en onder een hoe raatje van veel kijkers kwam ook de driewieler op het droge en wel in ongeschonden staat". Eind augustus was hét een meisje van anderhalfjaar uit de Klande- rijstraat, dat "spelenderwijs" in de Spoorsloot raakte langs de Willem Lodewijkstraat. Geluk kig wist een voorbijganger, de heer J. van Biezen uit het Hof- straatje, de kleine snel op de wal te krijgen. TWEE TEGELIJK Een wel heel curieus geval deed zich voor op de twee en twintig ste september bij de Boomsbrug over het Vliet. Daar kwam een tweehonderd tons schip onder de brug klemvast te zitten, waar door het verkeer geruime tijd werd gestremd. De heer P. Messchaert, uit de Tjerk Hiddesstraat, hoofdcom mies op de Provinciale Griffie, die met zijn achtjarig dochtertje voor de brug stond te wachten besloot tenslotte van de nood een deugd te maken en probeerde over het vastgeraakte schip de overkant te bereiken. Helaas evenwel: zowel de vader als het kind vielen letterlijk tus sen de wal en het schip en kwa men in het Vlietwater terecht. Door hulpvaardige voorbijgan gers konden zij weldra uit hun netelige positie worden bevrijd. Negen dagen na deze koude dou che van vader en dochter raakte bij het achteruit rijden een met grint geladen wagen bij de Nieu weweg in de stadsgracht - het enige paard voor de wagen kon de zware vracht niet meer trek ken. Met behulp van een praam werd het zwemmende paard naar een terrein van het oude asland aan de Potmarge geleid; daar kwam het geschrokken dier behouden aan land. De volgende dag de zoveelste melding van een drenkeling. Nu raakte een zeven en twintigjarige bestuurder van een driewielige transportfiets de macht over het stuur kwijt: hij plofte in het vuile water langs het Noordvliet. Toe geschoten "burgers" hielpen hem op het droge; met een nat pak plus de schrik kwam hij er af. Door het vastraken van het stuur reed een auto bij de Weaze het water in. De chauffeur, de twin tigjarige J. Wierda uit Sneek, zag kans nog tijdens de val uit de wagen te komen. Hij klom op een wiel van de auto en wachtte rustig af tot omstanders hem op de walkant hielpen. Begin december week een fietser op de Vlietsterbrug te ver voor een passerende auto uit; ook hij moest met het nu ijskoude grachtwater kennismaken. Met een reddingshaak werd de onfor tuinlijke omhooggehesen. Tenslotte raakte er op de elfde december aan de Oostersingel tegenover de Weerklank een boerenwagen van de veehouder Klamstra in de vaart. Toen geprobeerd werd met be hulp van het paard de wagen weer op de wal te krijgen, bleven de achterwielen achter de wal- muur haken en viel de kar in twee delen uiteen. Alzo: een onthutsend groot aan tal tewaterrakingen in de korte tijd van nog niet eens een jaar. En dan te bedenken, dat we, zoals gezegd, nog niet eens beschikken over alle kranten, die in deze periode uitgegeven zijn. Het werkelijke aantal in het wa ter geploempte voetgangers, fiet sen en voertuigen zal zeker gro ter zijn geweest. Het is prettig te kunnen conclu deren, dat het gevaar van onze stadsgrachten voor het verkeer van nu veel kleiner is. Maar helemaal zonder gevaar zullen onze binnengrachten natuurlijk nooit zijn Op een dag in 1931 deed een arbeider uit Makkum bij de poli tie in Leeuwarden aangifte, dat hij voor een bedrag van tien gulden benadeeld zou zijn door een vrouw. De vrouw zou hem hebben toe gezegd, dat hij voor dat tientje "een nacht in haar woning mocht logeren". Toen hij echter met slaap in de ogen ten huize van de vrouw verscheen, werd hem de toegang geweigerd en kreeg hij ook z'n geld niet terug. De politie voelde de vrouw aan de tand, maar kreeg het klassieke antwoord: "Van die man heb ik geen cent gehad

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1983 | | pagina 15