DIENEN BIJ 'MEVROUW' IN HET BEGIN VAN DE DERTIGER JAREN Niet zo leuke bezoeken, afgelegd in mijn jeugd, waren die aan de tandarts. Mijn moeder was ook op dit punt haar tijd een beetje vooruit en achtte het nodig al vroeg aan gebitsverzorging te doen. Wat heb ik mijn leeftijdge noten wel benijd, die niet zo'n martelgang hoefden te maken! Het begon uiteraard met alleen kiestrekken, vanaf het moment, dat ze er niet meer vanzelf uitvie len en nadat door mijn moeder gedurende een aantal nachten watjes met brandewijn in de zere kies waren gestopt, kwam op een dag de uitspraak: "We geane nei de toskefokter, sa kin't langer net". Dat laatste kan zowel op mij als op haar betrekking heb ben gehad. De eerste tandarts was Van Kol- lem nabij het Gerechtsgebouw op de hoek van de Oude Doeles- teeg. Nu werd het mij niet vooraf gezegd, maar destijds en mis schien nu nog, mocht bij een kind van zo'n jaar of acht geen kies worden getrokken met verdo ving. RARE STOEL Ik werd in zo'n rare stoel gezet met om me heen allerlei dingen, die me niet bepaald een plezierig voorgevoel gaven. Nu, het bleek dan ook niet zo leuk te zijn. De mond moest opnieuw open, er schoof een soort nijptang naar binnen, wat rukken en trekken, enig gekraak en ineens ging er iets naar boven wat dan het restant van de kies bleek te zijn. Potverdorie, wat deed dat pijn! Dat scheen mijn moeder, die de "operatie" had mogen bijwonen, ook in de gaten te hebben, want eenmaal buiten gingen we door de Oude Doelesteeg naar boek handel Van der Velde op de andere hoek van het straatje. We werden geholpen door de vrien delijke en kwieke baas zelf. Ik mocht een notitieboekje uitzoe ken. Een ongekende weelde in die tijd, waarin het werken met griffel en lei een groot deel van de schooldag in beslag nam. Onze tandarts werd later Reub, die op de stille kant van de Nieuwestad woonde ter hoogte van waar later het politiebureau kwam. Waar ik in mijn jongensjaren nog meer met mijn moeder ben ge weest? In Zwolle. Een logeerpar tij van een week bij Oom Rense, een broer van moeder, en Tante Aleida en dochter Dora. Voor zien van een rieten koffertje maakten we de reis met de stoomtrein. Ik weet niet meer hoe lang die reis duurde, maar het zal met de snelheid van die tijd wel een paar uur zijn ge weest. BEHOORLIJK MOE In de namiddag stapten we het huis van oom en tante binnen en toen waren we behoorlijk moe, waarschijnlijk ook al door het ongewone van zo'n verre reis. Het werd daarom raadzaam ge vonden na het avondeten vroeg naar bed te gaan opdat we de komende dagen uitgerust en wel de stad en omgeving konden bekijken. Maar dat pakte heel anders uit. Oom Rense bleek zich hevig te interesseren voor het nieuwe wonder van die tijd, de radio. De Italiaan Marconi had de werking van de aethergolven ontdekt en de mogelijkheid geschapen met behulp van een speciaal toestel geluid uit de ruimte op te vangen. Daar werden spoelen ingestoken en door bepaalde combinaties en standen hiervan kwam er geluid uit de radiokast. Oom Rense was ook zo'n enthou siasteling, die al zijn vrije tijd aan deze liefheberij besteedde en zijn logees waren wel genoodzaakt deze geestdrift te belonen door te luisteren naar wat er aan geluid uit het kastje te voorschijn kwam. Met wat goede wil van onze kant was het inderdaad mogelijk te beamen er muziek en stemmen konden worden gehoord. Maar in feite hoorden we alleen veel gekraak en geruis en onbe stemde geluiden. Achteraf beke ken moet dit wel mijn eerste kennismaking met het medium radio zijn geweest. Door een en ander kwamen we later in bed dan de bedoeling was geweest en in slaap komen lukte ook niet zo goed, mede omdat het huis vlak bij de spoorlijn stond en we nog aan allerlei ongewone geluiden moesten wennen. Maar dat leed was de volgende dag gauw vergeten en we kregen een prachtige week. De familie werd niet moe ons de beziens waardigheden van Zwolle en omgeving te laten zien, zoals de Peperbus en de alom bekende gezellige groente- en vismarkt. Ook maakten we een rit met de paardetram door de Veer - al lee naar het Katerveer en een dagtochtje naar de Agnieten- berg. Dit soort belevenissen in de kinderjaren blijven je daarna al tijd bij. ALLEEN LOGEREN Enkele j aren later mocht ik alleen logeren bij Oom Jan Bearda en Tante Sjoerdje met hun kinderen Hillebrand, Froukje en Jan. Zij woonden buiten Zwolle nabij de IJssel en het Katerveer. Oom Jan was daar tuinman op een groot Buiten, dat toebehoorde aan de een of andere jonkheer of baron. De hele zomer vertoefden de eigenaars in Frankrijk en dat betekende voor ons kinderen, dat we dan het gehele terrein tot onze beschikking hadden. Er was een groente- en bloemen tuin en ook een groot grasveld, waarop door de familie uit het huis crocket werd gespeeld. Er stonden dan ook ijzeren poortjes op het grasveld verspreid en met een hamer moest een houten bal door de poortjes worden getikt. Mijn neef Hillebrand en ik speel den er ook wel mee, maar dan wel volgens zelfbedachte spelre gels. INDIAANTJE SPELEN Indiaantje spelen was voor ons ook een geliefde bezigheid. Daarvoor smeerden we ons in met gekookte rode biet en op het hoofd droegen we kippeveren, terwijl een snijboonstok een speer moest voorstellen. Er waren ook dagen dat we naar de IJssel gingen en er was toen, omstreeks 1920, nog geen ver- keersbrug. Je kon de andere kant bereiken met het "grote veer", een pont voor mens en dier. Het "kleine veer" lag verderop, rich ting spoorbrug en bestond uit een roeiboot, die overvoer. Aan de andere kant beland kon je Hat- tem bereiken en andere plaatsen op de Veluwe. Een bepaalde gebeurtenis zal ik nooit vergeten. Het was een war me dag geweest. In de loop van de middag betrok de lucht en tegen vijf uur werd het pikdon ker en beangstigend stil in de natuur. Iedereen ging naar bin nen en kort daarop begon er een onweer, zoals ik later in mijn leven nooit meer heb meege maakt. VUURZEE De lucht was één vuurzee en het gedonder oorverdovend. We stonden met z'n allen bij de buitendeur om in geval van in slag meteen naar buiten te kun nen rennen. Op een gegeven moment begon het te regenen, maar ook weer op een ongewone wijze. Het water kwam letterlijk bij bakken vol uit de hemel. Na verloop van enige tijd kwam er een einde aan het noodweer. Buiten zagen we dat alles rondom het huis blank stond en dat de vernielingen aan planten en bomen groot waren. Later hoorden we, dat omstreeks dezelfde tijd de ramp van Borcu- lo had plaatsgevonden, waar door een cycloon een groot deel van het dorp werd verwoest. Onze belevenissen hoorden mijn ouders pas later op een briefkaart - telefoneren was toen nog geen algemeen gebruik. Oom Rense bleek zich hevig te interesseren voor het nieuwe wonder van die tijd, de radio We waren opgegroeid, Froukje en ik, in een dorp ergens in de Zuidwesthoek van Friesland. Op reis gaan deed men toen nog niet zoveel, zodat we, zeventien jaar oud, nog nooit verder waren geweest dan een vijf en twintig kilometer van huis. Daar moest verandering in komen en we besloten een betrekking te gaan zoeken in Leeuwarden. Moeder was daar eerst fel op tegen. Die onervaren kinderen en dan naar die grote goddeloze stad? "Praat me daar niet van". Maar moeder moest tenslotte ook wel toegeven, dat er voor ons weinig of geen emplooi was in het dorp. Dus: iedere avond de advertenties in de krant nakij ken, tot we eindelijk iets vonden. OP ZICHT Een gezin in Leeuwarden vroeg twee meisjes op hetzelfde adres. We schreven, gingen op zicht en. we werden aangenomen! En op de eerste mei 1929 ver trokken we, uiterlijk stoer, maar innerlijk onzeker. Wat zou dat nieuwe leven ons brengen? We waren nog maar een week ter plekke of mevrouw ontving al een brief van moeder, waarin deze haar beleefd maar dringend gekomen in een heel ander mi lieu. Mijnheer was een geacht en bekend zakenman in Leeuwar den en mevrouw was van werkelijk deftige komaf en alles was navenant. We moesten nog veel leren en ja, ook wel eens iets afleren, maar dat alles kwam ons alleen maar ten goede. RARE GEWOONTE Al na korte tijd kreeg ik er een zorg bij en dat was de slechte stand van mijn financiën. We hadden een goed loon, maar het bleek dat wij dat maar eens in de drie maanden ontvingen. Wat een rare gewoonte om iemand zolang op haar geld te laten wachten. Vooral de eerste tijd had ik het zo bitter nodig. Bij mijn vertrek had moeder mij een tientje meegegeven. "Daar kun je je wel mee redden", zei ze nog. Maar na zes weken zaten er nog een paar stuivers en een paar losse centen in mijn beursje en die moest ik tot zon dag bewaren voor het kerkezak- je- Het werd midzomer en dat bete kende ook Leeuwarder kermis. Een avond ben ik er naar toe geweest, alleen maar kijken want „'Ijdeltuiten' zijn jullie, berispte moeder, maar wij vonden het heer lijk door het dorp te paraderen verzocht toch vooral goed op mij te willen letten. Zo jong niet waar, grote stad, lichtzinnig, en zovoort, enzovoort. Moeder was maar een eenvoudige vrouw en mevrouw was een deftige dame, maar beiden waren opgegroeid met dezelfde religie, en hoewel mevrouw niet alles onderstreep te, kon ze zich moeders bezorgd heid wel indenken. Ze pakte meteen de koe bij de horens en bracht ons nog eens goed onder het oog hoe wij ons als een paar nette meisjes hadden te gedragen in onze vrije tijd. "En laat me neer jullie niet op de Nieuwestad zien flaneren!" aldus eindigde mevrouw haar relaas. Wij schud den van nee en knikten van ja al naar gelang het uit kwam, en vooralsnog hadden we geen nei ging de brede weg op te gaan, zo we al wisten wat dat inhield. Nu, dat wisten we maar half, want we waren wel voorgelicht, maar on der zeer bedekte termen, zoals dat vroeger ging. En de Nieuwestad? Nooit van gehoord. We legden alles maar naast ons neer en gingen weer aan het werk. Dat eerste halfjaar hadden we het nog niet zo ge makkelijk, want we waren zo van het "boerehiem" af terecht ik kon nergens in. Ach, ach wat zielig? Dat viel best mee. GROTE EVENEMENTEN De kermis op ons dorp bestond uit een draaimolen, een lucht- schommel, een oliebollenkraam en de kop van Jut. Het was wel feest, daar niet van, maar de Leeuwarder kermis? Ik keek mijn ogen uit. Wat een kramen en wat een gezellige drukte. En dan die grote evenementen zoals de Cakewalk, de botsauto's en de auto-achtbaan. Als toeschouw ster had ik bijna evenveel plezier als degene die er in zat. Toen het mijn tijd werd, kneep ik toch nog een stuiver van mijn kerkcenten af voor een ijsje en geloof het of niet, maar ik had een beste avond gehad. Evenwel, het bleef tobben. Ik kon geen postzegel kopen. Onbe grijpelijk dat mevrouw, in wezen een gul en goedhartig mens, daar zo onnadenkend aan voorbij ging. Zij vroeg bijvoorbeeld wel "Heb je geen andere schoenen Sanna?" maar het kwam niet bij haar op dat ik daarvoor wel eens geen geld kon hebben. Eindelijk kwam de eerste augustus, we Vervolg op pag. 11)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 5