DOMINEE JAN ZELLE: "EEN PRACHT FIGUUR LICHAMELIJKE EN GEESTELIJKE KRACHTPATSER Als we als kinderen naar de stad gaan, is de route tot aan de spoorwegovergang uiteraard steeds dezelfde. Vanuit het aide doarp over de brug en langs de Huizumerlaan en dan verder. Al eerder hebben we het Tjallinga Weeshuis, als verste punt ge noemd. De weg hierna vervol gend passeren we aan die kant een rijtje huizen, waarvan het derde werd bewoond door een politie-agent, wiens naam ik ben vergeten. In het laatste van deze rij woningen, kwam ik wel eens aan huis. Daar woonde namelijk Jelmer Visser, een klasgenoot van de lagere school en ook nog een aantal jaren van de middel bare schooi. Zijn broer was Ba- vius. Eén en ander werd al eerder vermeld, evenals het feit dat hun vader, Siemen Visser, de slagers zaak in het dorp met broer Öane dreef. We komen na het huis van de familie Visser voorbij twee gelijksoortige huizen.In één er van woonde later de inspecteur van het lager onderwijs, de heer L. Welling. In het andere huis woonde meester Bijl met zijn gezin. Twee huizen verder de familie Jongsma. Ze hadden tuin derij. Als je daar met etenstijd langs kwam, zag je een grote schare kinderen rondom een lan ge tafel zitten. Speelkontakt had den we er niet mee. Misschien omdat ze in de stad naar een katholieke school gingen? En nu komen we voorbij een steegje, aan 't eind waarvan ik eens werd achtergelaten in een plee. Ik kon er nog net uit ontsnappen voor ik een draai om de oren kreeg van de eigenaar van het bouwsel- tje. We deden namelijk onder weg naar de stad soms een blin demanspelletje. Je werd dan ge blinddoekt ergens heengebracht of ingestopt. Na tien tellen mocht je de zakdoek afdoen en moest je maar zien, hoe je je kornuiten weer inhaalde. Na ondermeer het huis van de familie Kuperus zijn we genaderd tot café Tivoli, dat eerder Ceres heette. Eén van oudsher in wijde omgeving be kendstaande zaak. Hier speelde zich veel verenigingsleven af en doet dat nog, kortom een tref punt voor het dorpsgebeuren. Zo verkleedden, in de begin periode van het bestaan van F.V.C., de Friesche Voetbal Club, de gasten zich in hun sport tenue in de keuken van het café, staken de straat over en klosten dan naar het voetbalveld. De huizen aan de overkantdie dus rondom de Sportlaan, waren toen nog niet gebouwd. Dat ge beurde enige jaren later door aannemer Boelens, die zelf ook een huis betrok, waardoor zijn Tjallinga Weeshuis kinderen, onder wie Bertha op de dorpsschool kwamen. Verder lo pend komen we bij het huis waar Ellie Wiersma, een klasgenote een aantal jaren met haar ouders woonde En naast het huis van pliesie Sijbrandij. Er tegenover stond de bewaarschool van juf Bosma, met helpsters Jansje Tolsma en Coba Bulthuis. Met enige tussenruimte stond naast de school een rijtje huizen, waar Klaske Feenstra met haar oude vader woonde. Ze was baakster, zoals het toen genoemd werd. Of ze bij dé A geboorte mijn broers in huis was, weet ik. maar wel is zeker, dat zij 'haar aandeel had bij de geboorte van ondergete :ende. Dat was in februari, het vroor behoorlijk en er werd geschaatst op de sloten en kana len. Mijn ouders en zeker mijn moeder, waren grote schaatslief hebbers. Eén van mijn oudere broers, die begreep, dat mijn moeder ondanks de ijspret in bed bleef liggen, vroeg op een dag: "Mar wêrom giet heit net mei Klaske te riden?" Deze vraag verwekte hilariteit en zou dat vele jaren daarna nog steeds doen, zonder dat mijn broer be greep, wat er de oorzaak van was. Halverwege de Huizumerlaan stonden rechts, een eind naar achteren, twee gardeniershuizen aaneen, met prachtige ündebo men en een tuin ervoor. Later zou daar een katholieke school komen, inclusief een pad en een bruggetje, waardoor er een ver binding ontstond met Achter de Hoven. Tegenover deze huisjes stond een villa, waar het gezin woonde van de heer Wuite, later burgemeester in Drachten. Aan die kant doorgaand, passeren we een hele rij solide gelijksoortige huizen met keurige tuinen er voor. Het laatste burgerhuis werd bewoond door de directeur van het daar gevestigde postkan toor, dfe heer Soer en zijn gezin. Tenslotte stond op de hoek van de Huizumerlaan en Verlengde Schrans een boerderij, naar ik meen van Pieter de Boer. Op een avond liep de hele Leeuwarder kermis leeg, omdat de boerderij in brand stond. Als we oversta ken kwamen we op de hoek bij een sigarenwinkel genaamd "De Wilde Man", voorheen gedreven door Bijlsma, later door Bams. Weer even richting dorp terug gaand, krijgen we de zogenoem de proeftuin en zien we twee huizen met erkers, in één waar van Ds. Wumkes woont. En nog even verder de woning van tante Tjamke (Zuiderveld) en oom Klaas (van Asperen) met hun drie dochters en twee zonen, mijn nichten en neven dus. Even ver der staat een als villaatje uitziend huis, bewoond naar ik meen, door architect of aannemer Roor- da. We vervolgen onze weg door de Schrans. Hier zal ik alleen enkele dingen noemen, die me nog min of meer duidelijk voor ogen staan. Naast de sigarenwinkel een huis met een stoep en gelakte deur. Het behoort aan de heer Van der Meulen, kaaskoopman. Deze staat dikwijls op de stoep uit te kijken. Zichtbaar is dan altijd een over zijn buik gespan nen ketting van een gouden hor loge. Eén keer heb ik als jongen goed met hem kennisgemaakt. Het was op een avond, dat we omstreeks half negen op de te rugweg waren naar huis. De wo ning van de heer van der Meulen had, als één van de eersten, een drukbel in plaats van de gebrui kelijke trekbel op de deur. Het was moeilijk daar altijd af te blijven. Zo ook ditmaal. Wie er op de bel gedrukt heeft weet ik niet meer, maar wel dat we er |met z'n drieën snel vandoor gin gen, de hoek om en de Huizu merlaan in. Aangekomen halver wege de proeftuin, voelden we (Vervolg op pag. 7) De woning van de familie Roorda In nummer 447 van 't Kleine Krantsje meende mevrouw Van Teecklenburg uit Apeldoorn haar vermanende vinger omhoog te moeten houden in de richting van de redactie na een artikel over Zelle. Zij beticht de redactie van 'roddelen' over dominee Zelle. En dat is treurig, want „hij was een waar Christen!" Nu heb ik Zelle (want zo was hij in Leeuwarden bekend) op het Gereformeerd Gymnasium in Huizum meegemaakt en reeds toen viel hij op door zijn apart gedrag en niet als 'vrome jon gen'. In mijn klas zat toen wel een 'vrome' jongen, ook een Leeu warder. Hij ging eerst op de H.B.S., werd ernstig ziek, maar gelukkig weer beter en uit dank baarheid aan God wilde hij nu dominee worden. Hij moest er over spreken met ons, die nog echt in de vlegeljaren waren en beslist geen zoete jongetjes. Ge volg: hij was ons te vroom en zo raakte hij apart. Maar bij Zelle lag dat heel anders - niet door zijn vroomheid, maar door zijn éigen excentriekheid onderscheidde hij zich van de rest. OPVALLEND En zo is hij steeds gebleven, een opvallende figuur, die niet in het algemeen stramien paste öf zich kon schikken. Hoewel hij dan studeerde, was hij nauw bevriend met een een voudige jongen die met een bloe- menkar door de straten liep - toen die eens ziek was, nam Zelle spontaan zijn werk over en met bulderende stem prees Zelle de bloemen en planten aan - men senvrees kende Zelle absoluut niet. Natuurlijk was dit fantastisch van hem - zijn zieke vriend helpen! Ook heb ik hem op de Willems kade met kazen zien sjouwen bij een kaaspakhuis om geld voor zijn studie te verdienen - ook zeer prijzenswaardig! Zelle voltooide zijn Theologische Studie in Amsterdam aan de VU. Op 't Gym was Zelle een slanke jongeman met een prachtige, donkere krullekop, waaraan hij veel zorg besteedde - als de rector Mulder in zijn klas les moest geven, waren allen pre sent, behalve Zelle - „Die staat zeker zijn haar nog op te kam men in het toilet" - zei de rector dan, wat ook klopte - de rector liep zelf erheen om hem te halen. Door zijn zware arbeid als kaas sjouwer en zijn sportieve bezig heden door o.a. 's morgens hard lopend naar de Grote Wielen te gaan, daar te zwemmen en weer terug te draven (voortreffelijk beschreven in het verslag van 't K.K. nummer 434), kreeg hij een gespierd, breed lichaam, een 'enaksgestalte'. (figuur uit de Bij bel). VREEMDE VENT Om te mogen preken moest Zelle eerst klassikaal examen doen, wat hij bij zijn wijkpredi- kant bij de Koepelkerk moest aanvragen - Zelle meldde zich daar niet in zijn zondags pak, zoals gebruikelijk, maar in sport- shirt met open borst. Mevrouw kwam voor en diende hem bij de dominee aan: „Man," zei ze, „daar staat 'n heel vreemde vent op de stoep het lijkt wel een bokser - die wil klassikaal exa men doen! Moet ik die binnenla ten?" Dominee ging zelf kijken „Wie is u?" - „Ik ben kandidaat Zelle!" Die verhalen deden overal in onze Gereformeerde kring de ronde - en waarom niet? Het gedrag van Zelle was wel zo totaal verschillend van het ge bruikelijke, hij lokte hierdoor zelf de verhalen uit. Zo werd Zelle dan beroepen in Rockanje - ook dat is helemaal waarheidsgetrouw beschreven in het K.K. - ook als dominee bleef Zelle zichzelf, en stoorde hij zich totaal niet aan wat de buitenwe- Vervolg op pag. 8

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 5