Friesland Bank Uw eigen bank ff m f - F' v BRANDBLUSSEN Bij het verslag van de brand bij Bontekoe en Tulner in de Schrans in't Kleine Krantsje nummer 448 staat een foto afge drukt van de Huizumer brand weer. Dit kan tot een misvatting leiden. Bij genoemde brand moest men zich namelijk nog be helpen met handbrandspuiten en de afgebeelde spuit was van een moderner type. èn- de ft&n De geplaatste foto werd in 1931 gemaakt ter gelegenheid van het afscheid van Haaije Hamstra, de derde man van rechts, als onder- brandmeester en wel op het ter rein van de Huizumer gasfabriek. Van de oude handbrandspuiten is merkwaardigerwijs één exem plaar bewaard gebleven. Na het aanschaffen van de motorspuit werd er een handpomp geplaatst op het erf van de boerderij "Het Süphüs" aan het Woudmans diep, waar de motorspuit niet kon komen. Toen de boerderij omstreeks 1970 zou worden af gebroken heeft, op verzoek van de boer (Deelstra), de Leeuwar der brandweer de spuit opge haald, waarna ze is gerestau reerd. Het apparaat is nu een pronkstuk in de brandweerka zerne. Leeuwarden S. Grijpstra ACHTER HET WITTE HEK In 't Kleine Krantsje nummer 448 werd in de rubriek 'Opsporing verzocht' gewag gemaakt van een adres, vagelijk aangeduid met 'achter het witte hek', met als nadere aanduiding: "en dat moet als wij ons niet vergissen, in de buurt van de Groeneweg zijn geweest". Dit nu is een vergissing. 'Achter het witte hek', was een benaming die door buurtbewoners werd uitgevonden. De officiële naam was Molenbuurt. Deze buurt be vond zich in het verlengde van de Sontstraat, tussen de Barent Foc- kesstraat en de De Ruyterweg, en was van de Sontstraat afgesloten door een wit hek. Vandaar de onofficiële benaming. Dat ik mij hierin niet vergis blijkt uit het feit dat er inderdaad een familie Am man woonde, waarvan de man musicus was. Dat klopt dus wel aardig met de beschrijving in 't Kleine Krantsje. Dat dit berichtje ook nu weer bij mij herinneringen opriep wil ik hier wel eyen kwijt. In dit buur tje, dat inmiddels is gesloopt, woonden een paar families die geregeld met elkaar in staat van oorlog leefden, waarbij het zo nu en dan niet bepaald zachtaardig toe ging, wat in hoofdzaak aan Bachus was te wijten. Als er weer eens een 'veldslag' aan de gang was, kwamen verontrustende buren bij ons en smeekten ons als het ware om de politie te bellen. Wij waren vrijwel de enigen in de buurt met telefoon. Mijn vrouw, ook al verontrust over de alarme rende berichten, heeft enige ma len gehoor aan deze verzoeken gegeven. Wanneer de politie dan kwam, was er dikwijls niets meer aan de hand. Blijkbaar een 'wa penstilstand', want enige dagen later laaiden de vijandelijkheden weer op, met het gevolg dat wederom de politie gewaar schuwd moest worden. We heb ben er toen een stokje voor gestoken om deze waarschuwin gen door te geven. "Ik doe het niet meer", zei mijn vrouw, "ik moet telkens mijn naam opgeven en als de politie komt is er niets meer aan de hand". Al deze herinneringen kwamen bij ons boven bij het lezen van een eenvoudig verzoek in 't Klei ne Krantsje, waarmee dit orgaan voor de zoveelste maal zijn be staansrecht bewezen heeft. Leeuwarden Joh. de Jong HET BEPLAKTE RAAM Bijgaand een foto van het "streekje" aan de Groninger straatweg, tussen Heechterp en Oud-Tolhuis, Het "streekje" waarover de heer J. Speerstra (K.K. no. 448) schrijft over be plakte ramen in de Tweede We reldoorlog. Uiteraard is deze foto van een later stadium. Waar nu de flats aan de Eikenstraat staan, stond toen boerderij Heechterp, bewoond door boer de Jong, een niet zo sympathiek man, die we in onze jongensjaren dan ook dikwijls hebben "gepest". Prak tisch al het land gelegen tussen wat nu de Pasteurweg is en het Kalverdijkje behoorde aan de fam. de Jong. Terug echter naar het "streekje". Ook ik herinner mij de bominslag als de dag van gister. Het was avond en donker. Nog hoor ik het fluitende geluid van de naderende bom. Een mo ment stilte en toen een daveren de ontploffing. Ik zou op dat moment net de kamer uit, had de deurkruk in mijn hand; het volgende moment was er geen deur meer. Alles volkomen weggeslagen. Het huis ontzet, geen raam meer heel, dikke vloerbalken geknapt als luciferhoutjes. Daarna de paniek. Het mag een groot wonder heten dat niemand werd gedood, ja zelfs bijna niet gewond raakte. De eensgezind- Links op deze plaat de huisjes van de oude Molenbuurt, gefotogra feerd kort voor ze werden gesloopt. Men kent er de Friese verhoudingen en is bereid plaatselijke en provinciale belangen te dienen. heid, in de oorlog, was groot. Overal kwamen de volgende dag mensen vandaan om puin te rui men, rameh provisorisch te dich ten, de deuren opnieuw in te hangen en zo mogelijk te repare ren. Glas was schaars in die tijd. Toen later de huizen weer glasdicht werden gemaakt kregen we bo ven matglas, beneden zeer slecht "spiegeT'glas, dat door onvolko menheden dan ook kon functio neren als lachspiegel. Duidelijk staat mij voor de geest de eerste weken na "de bom". Er stond nu altijd een koffer klaar met de meest waardevolle- en noodzakelijke dingen. Als dan 's avonds of 's nachts de geallieer den overtrokken, op weg naar Duitsland, werden we uit bed gehaald en gingen we de straat op wat bijna iedereen deed, spertijd of geen spertijd. De angst dat er weer een bom zou vallen was toen nog zeer groot. Naast ons woonde de familie Kooi. Kooi Sr. had "paranorma le" gaven en "zag" een brandend vliegtuig (wat er toen ook werkelijk was) recht op ons "streekje" af komen. Ik hoor hem nog roepen "mensen vlucht, het komt niet goed. Ga achter de mauer-muur". Deze muur was destijds dwars over de Gronin gerstraatweg gebouwd, even verder dan het Oud-Tolhuis, en kon bij naderend onheil door de Duitsers worden afgesloten. Hoevelen toen aan die oproep gehoor hebben gegeven weet ik niet meer. Ik zelf ben niet meege gaan en maar in het, nog warme, bed gedoken. Nu na het lezen van meer artikelen in het K.K. over het neergestorte vliegtuig bij Wirdum, vraag ik mij af, kan dat het zelfde toestel geweest zijn dat destijds bij ons over de Groningerstraatweg vloog en toen weer grote paniek teweeg bracht?? Ik schreef al over de grote eensgezindheid in de oor log. Dat gold voor ons "streekje" zowel in het goede als in het kwade. Het kwade was toen het kappen ("stelen" zeiden de Duit sers) van bomen. Wij waren des tijds aangesloten op de "radio centrale van Mensink". Die centrale was gevestigd in een pand aan de Bleeklaan waarin nu, naar ik meen, een bijkantoor van de Amrobank zit. De verbin ding tussen de "stad" en ons streekje was echter verbroken, de huizen onderling niet. Als men de radio "aan" had staan kon men via diezelfde radio met elkaar praten. Hoe dat mogelijk was weet ik nu nog niet. Je moest er wel om denken dat het toestel op "uit" stond als er in de huiska- mer wat te bepraten viel waar buurman niets mee nodig had. De afluisterkans was reëel aan wezig. Lang heeft dit feest echter niet geduurd want de houten palen, waarlangs de draden lie pen, werden door ons, één voor één, bij nacht en ontij, omge zaagd en direct op maat gemaakt voor de "rus". Toen die palen dan opgestookt waren werd het werkterrein verlegd naar het Kalverdijkje. Ik was toen veer tien jaar. Direct de eerste avond was het al mis. De boom was net omge zaagd toen was het al 'handen omhoog'. Twee politiemannen met getrokken revolver achter ons. (Vervolg op pag. 11) mmm

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 4