HET OORIJZER IS ER NIET MEER ALLEEN NOG OP FOTO'S Nou gaan we als Huizumer jon gens de stad in. Eerst naar de Uniabuurt om klompen te halen. Dus langs hotel De Klanderij, over de Beursbrug, rechtsaf naar de Weaze, bij Andringa de melk boer de hoek om - even verder is de klompenwinkel. Het moeten van thuis altijd zwart geverfde klompen zijn, niet sterk genoeg helaas voor al onze acti viteiten. Vooral bij het voetbal len vliegt de kap er nogal eens af. Dan moet de klomp gekramd worden, waarvoor we naar smid Mellema gaan. Die zaagt dan een gleufje in de kap, er wordt met een spijkertje een stuk ijzerdraad aan vastgezet, dat met behulp van de bankschroef wordt ge spannen, nog een spijkertje aan de andere kant en klaar is Kees. Aan onze "stadsreizen" voor het halen van klompen komt, tot onze spijt, een eind, wanneer Hendrikje, de vrouw van groen teboer Jelle Terpstra, in Huizum haar eigen klompenhandeltje be gint. Het Leger des Heils leren we nog op een andere manier kennen dan door zijn zang en muziek op straat en wel in de kermisweek. Op enkele woensdagmiddagen kunnen we voor een dubbeltje entree terecht in de Frisobio- scoop, die later Tivoli wordt ge noemd, of in Zalen Schaaf in de Breedstraat. Wat me daar van bijblijft is de herinnering aan een zaal vol schreeuwende kinderen, die tot stilte gemaand worden door de zachtmoedige mannen en vrou wen van het Leger. Dat kost zoveel moeite, dat geen enkele voorstelling op tijd begint. Een maal zelfs gaat het feest helemaal niet door, wanneer de horde gewoon niet te temmen is en we zo weer op straat komen te staan. Wat we bij de voorstellingen te zien krijgen zijn lichtbeelden, ofwel dia's, zoals ze later zeggen. Vaak gaat het over een gezin, waarvan de vader drinkt en moe der plus kinderen bedroefd thuis zitten in afwachting van de be* schonkene. Bij de lichtbeelden wordt commentaar gegeven en elk filmpje wordt besloten met de boodschap, die het Leger des Heils pleegt te verkondigen. In hoeverre het zaad vruchten zal afwerpen in de zielen van de jeugd weet ik niet; wel weet ik, dat we met hetzelfde lawaai de zaal verlaten, als waarmee we die betreden. Wanneer we besluiten "naar de markt" te gaan bedoelen we daarmee niet de veemarkt, maar de als zodanig aangeduide "Jo denmarkt" op het Wilhelmina- plein. We komen wel eens op de veemarkt, maar beschouwen dat dan meer als iets "vooraf". Ook blijven we dan niet overal even lang. Bij de paardenafdeling vooraan "Jaap", de populairste markt koopman. alleen even, wanneer een eige naar zijn paard op en neer laat draven. De afdeling koeien wordt snel gepasseerd en dan gaat het rechtstreeks naar de hokken met de biggen en de lammeren en, nog even verder op, naar de afdeling waar de geiten zijn. Even teruglopen langs de cafés van de Marktstraat en dan, via de Prins Hendrikstraat naar Café Buis en dan rechtoversteken naar Jaap. Een kort gedrongen persoon met felle oogjes in het hoofd. Hij is voor ons de favoriete marktkoop man en de enige, echte 'Jaap', een man, die in zijn werk een vakman is. Hij heeft het niet begrepen op de jeugd, althans, wanneer die bij zijn stalletje staat, wat trouwens wel logisch is. Wij worstelen ons immers zo ver mogelijk naar voren om van de conference niets te missen, maar uiteindelijk kopen we niks. Hier, uit de mond van Jaap, hoor ik voor het eerst het verhaal van het "luizeleven" dat een onder wijzer heeft. De marktkoopman verklaart de driehonderd vijfen zestig dagen van het jaar zoda nig, dat er maar één om te werken overblijft en dat blijkt dan ook nog de koninginnedag te zijn. Grote hilariteit bij de boeren, burgers en buitenlui rond de kraam, maar wel wordt er een goede "verkoopsfeer" gescha pen voor, bij voorbeeld, "de beste scheermesjes, die er ter wereld zijn". Een andere bekende marktkoop man is Lollige Johannes, die met zijn chocoladerepen van Kwatta en andere zoete zaken aan de kant van het Zaailand staat, ter hoogte van de H.B.S. Ook zijn er altijd een paar gewiekste kooplui in sigaren en een paar maal per jaar een kunstfluiter met een metalen apparaatje voor neus en mond. Indruk maakt eveneens de kwak zalver in witte jas, die uit het gebit van een argeloze omstan der zomaar "wormen" te voor schijn tovert en dat dan liefst op de hoed van een andere figuur uit het publiek. Zijn wonderpoeder tegen wormen wordt grif ver kocht. In juli is er een week lang "Leeu warder" kermis en het hele jaar sparen de werkende jongens er voor. De schoolgaande jeugd probeert de giften van thuis te vergroten door het verrichten van klusjes, waarmee wat te ver dienen valt. Erg in trek is het plukken van bessen op een van de vele tuinderijen rond de stad. Als het dan eindelijk zover is gaan we eerst bij het opbouwen van de kermis kijken. Elk jaar komt er wel wat nieuws bij, maar ook veel kramen, tenten en amu sementsgelegenheden hebben ie dere kermis hun eigen vaste plaats, niet alleen op het Wilhel- minaplein, ook op de Nieuwe- stad, waar speelgoedkramen staan en nogatenten, zoals die van Stuvé tegenover de Lom- bardsteeg. Van thuis mogen we na schooltijd wel vaker dan eenmaal naar de kermis, maar we krijgen hoog stens voor twee bezoeken centen mee. Wanneer Wiebren van sla ger Visser van de partij is, wordt het volgende stukje opgevoerd: Wiebren vertelt thuis, dat ik ook meega en van mijn ouders vijftig centen kreeg, daarna vertel ik thuis hetzelfde verhaal, maar dan andersom. Het resultaat is meest al dat we elk vijfendertig centen krijgen. Met enig overleg kun je daar heel wat plezier voor hebben, want een rit in de draaimolen kost maar vijf cent en voor drie centen heb je al een oliebol. Bovendien hebben we het verdiende pluk- geld nog, zodat we ook nog wel een kleine oliebollen- of nougat- tractatie mee naar huis kunnen nemen. Voor we beginnen geld uit te geven lopen we over het hele kermisterrein, langs de Kop van Jut, de stoomcarroussel van Wolff, de luchtschommel, varië- tétenten en de auto-achtbaan met z'n entree van op en neer gaande trappen. Vervolg op pag. 11) Enorme drukte op de vroegere vrijdagmarkt. Op foto's uit vroeger jaren zien we nog vaak Friese vrouwen die het oorijzer dragen. Met die oude foto's moeten we het doen, want een oorijzerdragende Friezin zien we nu niet meer, uitgezon derd dan de dames die zich met een oorijzer tooien vanwege de folklore. Die oude foto's, waarop Friezinnen met een oorijzer te zien zijn, roepen ook vele herin neringen op. Immers de ouderen onder ons weten nog wel dat eertijds door veel, vooral oudere dames het oorijzer werd gedra gen. Zelf denk ik aan mijn groot moeder, die ook het oorijzer droeg. Uiteraard alleen 's zon dags en bij feestelijke gelegenhe den. Door de week droeg zij een wit mutsje met strik onder de kin. Ik vond het altijd feestelijk als mijn grootmoeder haar oorijzer op had, voor mijn kinderlijk ge voel was het pas echt zondag als mijn grootmoeder dat oorijzer droeg. Je zag toen (ik spreek over de twintiger jaren) nog vrij veel vrouwen met oorijzers bij voor beeld in de kerk. Er bestonden smal efl breed gouden en smal en breed zilveren oorijzers. HEEL KARWEI Ik herinner mij nog dat het een heel karwei was de plooien in de muts, die over het oorijzer werd gedragen, mooi te krijgen. Dat was een vak apart! Maar wat was het sierlijk met die knoppen aan weerszijden, en die prachtige ge plooide muts over het oorijzer. Je kunt het alleen maar jammer vinden dat dit gebruik verdwe nen is. Maar dat geldt voor vele klederdrachten in ons land he laas. Mijn grootmoeder droeg al jong haar oorijzer, ofwel de Frie se kap. Zij was een boeredochter en in haar familie was het ge woon dat de meisjes al jong, zo ongeveer vanaf hun achttiende jaar, het oorijzer droegen. Een beroemd geworden foto: de jonge koningin Wilhelmina draagt tijdens een bezoek aan onze provincie het Friese cos- tuum met het gouden oorijzer. Ik vond het altijd leuk, toen ik later in het Westen van het land woonde, soms eens een vrouw te zien met een Fries oorijzer op, je wist dan meteen, dat is een Frie zin, en dat alleen al gaf je weer een band met het heitelan. Maar, zoals gezegd, dat is verleden tijd geworden. Als ik in 't Kleine Krantsje de oude foto's zie, waar op vrouwen met oorijzers staan afgebeeld, moet ik onwillekeurig terugdenken aan mijn lieve grootmoeder, en andere familie leden en bekenden, die destijds het oorijzer nog in ere hielden. VERHEUGEND Het is verheugend, dat ook in onze tijd het Friese oorijzer nog te zien is, niet alleen in musea, maar ook in gebruik, bij voor beeld bij folkloristische groepen, zoals dans- en speelgroepen. Ook bij wedstrijden met Friese sjezen zien we nog dikwijls in Friese klederdracht gestoken paren, waarvan de vrouwen het prach tig oorijzer dragen. Het oorijzer heeft het nog het langst volge houden van de Friese kleder dracht, want eigenlijk was het oorijzer met de muts tenslotte het enige dat ons nog aan de oude Friese klederdracht herinnerde. De overige kleding kon men toen al niet meer als klederdracht zien. De dracht in het geheel hebben wij nooit zien dragen. Maar ik weet nog uit mijn kinder jaren, dat mijn grootmoeder en allen die het oorijzer toen nog hadden, er wel een lange mantel en lange japon bij droegen, tot aan de schoenen. Zo vormde het toch een waardig geheel. Heiloo P. H. Zwerver

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1984 | | pagina 6