HET DAMESKRANSJE
AUTO'S MET SLINGER
Ook voor ons, Huizumer jon
gens, was in vroeger jaren de
niet-officiële en oogluikend door
de politie toegelaten postzegel-
markt op de Langepijp. Later
werd ze op last van de politie
verplaatst naar het Zaailand,
maar toen was de sfeer weg en
voor velen de lol er een beetje af.
De postzegels werden onderling
verhandeld. Meestal tegen een
vast bedrag, vermeerderd met
een bedrag, dat door het opgooi
en van een cent werd bepaald.
Er kwamen op de markt een
aantal serieuze verzamelaars, ge
wapend met pincet en loupe,
maar de meeste jongens kwamen
er voor een handeltje. Zij keken
vooral naar mooie afbeeldingen
op de postzegels en die had je
bijvoorbeeld op zegels uit Afri
kaanse landen, van eilanden
groepen en van Amerika. De
jongens plakten de zegels in een
klein boekje, soms gewoon van
een oud schrift gemaakt.
Interessant was altijd de loterij,
waarvoor kleine lootjes werden
gemaakt in de verhouding van
vier nieten op één prijs. Zo'n lot
kostte een cent, maar je kon er
soms wel vijftig cent mee over
houden. En dan maar verder
handelen of. alles kwijtraken!
SCHAATSEN
De kunst van het schaatsen leer
de ik achter ons huis op de
Wirdurmervaart. De schaatsen
werden bij de kachel onderge
bonden en op de rug van mijn
vader werd ik dan naar buiten
gebracht en achter een oude stoel
op het ijs gezet. En dan maar op
je eentje proberen met de stoel
vooruit te komen.
Naast je schaatsen staan, gere
geld omvallen en nergens hulp te
bekennen. Maar ze wisten, wat
ze deden, die ouders van mij.
Was het niet dezelfde dag, dan
wel de volgende, dat je beter op
je schaatsen ging staan en dat je
de stoel al beter en beter begon
voort te duwen.
Alle gemartel werd natuurlijk
wel door het raam gevolgd en
mijn vorderingen werden beoor
deeld. Want op een gegeven
ogenblik mocht ik tussen twee
schaatsers inrijden. Zij hielden
me vast, maar lieten me plotse
ling los en ja hoorhet ging al
een beetje. Letterlijk met vallen
en opstaan werd daarna de oplei
ding voltooid. En dan had je een
kunst geleerd, waar je in je ver
dere leven een groot plezier aan
kon beleven.
De eerste 'grote' afstand die ik
aflegde was tot de Zwarte Plank,
de volgende tot onder Wirdum
bij de Klamp. En dan duurde het
niet lang meer of je kon uitzwie
ren naar Warga, naar Wartena,
naar Grouw.
GROOT VERTIER
Groot vertier was er altijd op de
nieuwe Potmarge bij de Villa
Vaartzicht. Bij sterk ijs kon je van
hier op de stadsgrachten komen
en de andere kant uit op de
Greuns, het Woudmantsje, het
Langdeel en nog veel verder de
wereld in.
Hier en daar op het ijs stonden
tentjes met koek en chocola en
sommige jonge handelaartjes
kon je horen roepen: "Voor een
cent gezondheidssteken!", waar
op wij dan onmiddellijk ant
woordden: "Om je nek te bre
ken!"
De aanleg van de Huizumer ijs
baan, in beheer genomen door de
IJsclub Tjallinga, maakte het mo
gelijk, datje niet altijd op strenge
winters hoefde te wachten om de
benen al uit te slaan.
Eigenlijk was het idee van een
ijsbaan een grote vondst, want
het ging in het begin van die
twintiger jaren niet in de eerste
plaats om een baan, maar om het
kerkhof, dat nodig moest worden
uitgebreid.
OVEREENKOMST
Er kwam een overeenkomst tot
stand, die inhield, dat het stuk
land van Ale Visser uitgegraven
werd, waarbij de vrijgekomen
aarde kon dienen voor vergro
ting van het kerkhof, terwijl op
de plaats van het uitgegraven
land een ijsbaan ontstond.
Ik was een jaar of acht toen het
gebeurde, maar alles staat me
nog helder voor de geest. Vooral
ook, omdat ik mocht meerijden
op de kipkarren, naast Roel Bol-
tje, de zoon van de aannemer, die
uit Oudehaske kwam.
Het zware werk van het uitspit
ten van de kleigrond, dat uit
het steeds dieper wor
dende gat naar boven
in de karretjes
moest worden
gemikt werd
door
polderjong
gens
gedaan.
Zij waren
ondergebracht
in een deel van
schuur van Gerrit
Kuperus en ze gingen
zaterdags naar huis.
Overdag aten ze brood met prac-
tisch alleen plakken corned-beaf
uit een groot blik. 's Avonds
kregen ze een warme maaltijd,
die werd klaargemaakt door
vrouw Hommema.
Eenmaal hebben deze mannen
mij flink te pakken gehad, hoe
wel het als een grapje was be
doeld. Ze pruimden altijd zware
tabak van het merk B.Z.K. en op
een goeie dag achtten ze het
wenselijk, dat ik, als kleine me
dewerker, ook maar eens moest
leren pruimen. Ik weet nog, dat
ik me een beetje vereerd voelde
ook, ik stak wat tabak in mijn
mond en ik begon te kauwen. Er
zal toen wel nicotine in mijn
maag zijn gekomen en ik ben in
m'n hele latere leven nooit meer
zo misselijk geweest als toen.
Als werknemer hielp ook een
lange man mee, een Wisse, die
zelfstandig z'n gang ging. Hij lag
in een snikje aan de wal en hij
zorgde helemaal voor zich zelf.
Op zondagen moest hij toezicht
houden. Een heftige woorden
wisseling tussen hem en zijn baas
Roel Boltje had tot gevolg, dat
Wissë kon vertrekken, na al zo'n
twintig jaar bij het bedrijf te
hebben gewerkt.
De ijsbaan kwam dus tot stand en
werd het trose bezit van de IJs
club Tjallinga. Het was er altijd
gemoedelijk en gezellig en veilig
voor iedereen. Zo werd er bij
voorbeeld streng op toegezien,
dat er niet tegen de draad in werd
gereden. Wij maakten ons daar
nog wel eens aan schuldig bij het
krijgertje spelen.
Een speciale sport was het ook zo
lang mogelijk te blijven schaat
sen na het sein, dat de baan dicht
ging om voor de avond te worden
klaargemaakt. Twee baanvegers,
een touw tussen zich in, liepen
dan over de baan, tot iedereen
het opgaf en het terrein verliet.
De baan werd dan schoonge
veegd, de scheuren soms met
warm water gevuld en van half
acht af kon de pret, maar nu met
lamplicht, opnieuw beginnen.
WEDSTRIJDEN
Natuurlijk waren er ook regel
matig schaatswedstrijden. Na
men van deelnemers, die me
direct te binnen schieten zijn:
Tietje Pagels, Martha Hemmin-
ga, Marie de Groot, Annie de
Jong, de gebroeders Slof, Thijs
Klompmaker en Ale Dikker-
boom.
Ook voor leden werden er zo nu
en dan wedstrijden georgani
seerd en hoogtepunten daarbij
waren altijd de finale-ritten tus
sen Tjibbe Mellema, de dorps
smid en Looyenga, de spoorweg
machinist. Ontdaan van hun bo
venbroek stonden de twee aan
elkaar gewaagde plaatselijke gi
ganten op de startstreep. Dikke
rijen toeschouwers volgden het
gebeuren, alsof het een wereld
kampioenschap betrof.
Eenmaal los werd er op elke
meter gevochten voor de winst.
Ik weet de uitslagen niet meer,
maar ik herinner me die inder
daad heroïsche gevechten nog als
de dag van gisteren. Na afloop
van de wedstrijden vond er altijd
een geanimeerde prijsuitreiking
plaats in Café Ceres, nu Tivoli
aan de Huizumerlaan.
Toen ik vele jaren later nog eens
in Leeuwarden terugkwam en
ontdekte, dat er als een gevolg
van het aanleggen van de rond
weg nog maar een klein stukje
van de ijsbaan was overgeble
ven, maakte dat een droeve in
druk op me. Maar ja, zo gaat het
nu eenmaal, zegt men. En de
herinnering blijft, zegt men ook.
Zou het waar zijn?
ROVERS.
Tot slot nog even over enkele
andere jeugdactiviteiten.
In de zomermaanden maakten
we op verschillende plaatsen,
langs het paadje van 't kerkhof,
het Juffersreedje en op Rapen
burg, holen van takken en stuk
ken hout. Als het hol klaar was
waanden we ons rovers en India-
(Vervolg op pag. 6)
„Jou komme er oek niet veul uut,
Hinke, docht ik so", zegt tante
Frouwke, die weer es uut Mars-
sum op visite is.
Och heden nee, wat mut ik er
uut doen? Dit is mien huus, dit is
mien leven en daar bin ik tevre
den met. De laaste keer, da'k
weg weest bin was veleden jaar
naar Amsterdam"
„So, helemaal naar Mokum,
hoe kwamst daar terecht?"
„Weest dat niet ju, dat was
met de begrafenis van Domela
Nieuwenhuus. Wat een meensen
oppe been. 't Was wel plechtig
hoor, de ouwe voorman is twee
en zeventig wudden. Het is wel
een gemis, dat ie er nou niet meer
is. Mar al dat volk daar oppe
been, ik hoop er nooit weer te
kommen".
„Daar hest Janke oek al. Toe
mar, hewwe jou weer een nije
mantel an. Je kanne wel sien,
waar 't geld sit".
„Och, een meens wil wel es
wat nou en bij C. en A. was't
uutvekoop, dat sodoende".
Daar komme Jantsje en
Wietske oek al an. Nou de kaar
ten mar op tafel - ik loof, dat ik
vandaag weer es winnen gaan.
Eerst een kopke thee en ik hew
bitterkoekjes van Jamin, recla
me: een kwatsje een heel pon".
„Toe mar!"
,,'t Is weer noflijk nou, sonder
de manlju en nou mar es goeie
kaarten geve, su'k so segge".
Het spel begint, de nutskes en
de centen rinkele in hetpotsje en
de ach's en wee's binne niet
vanne lucht.
Mar plotseling wudt de deur
van 't portaaltsje woest open-
gooid en met veul geHoeeuw
komt Sietse binnen. Dronken.
Wie het hem wel es nuchter sien?
Hinke pakt hur pantoffel en
skreeuwt: „Der uut, der uut, ik
wil gien manvolk in mien huus!"
En dronken Sietse wudt met
vereende krachten deur't vrouw
volk naar buten gooid.
Na veul gemopper keert ein
delijk de rust weer terug.
Bij 't een en twintigen past
gien dronken tobbe, is 't waar
of niet.
Enne Rozema
Weet u het nog, die auto's van
vroeger, waarvan de motor
moest worden aangeslagen met
behulp van een slinger aan de
voorzijde? Soms gebeurde het,
dat die slinger terugsloeg en dan
was het niet best, wanneer een
hand van de onfortuinlijke chauf
feur werd geraakt.
Ook kwam het wel voor, dat
de auto ontijdig in beweging
kwam, wanneer de versnelling
niet in de vrijloop stond en de
bestuurder op zo'n moment de
motor aandraaide.
Eens gebeurde dat met een auto,
die op de Overijsselsestraatweg
stond. Er zaten twee mensen in
die wagen, terwijl de chauffeur
zich naar buiten begaf om de
motor met de slinger aan te
draaien.
Dat lukte best, maar nog voor de
bestuurder kon instappen, kwam
de wagen op gang en vertrok,
stuurloos, richting Zuiderplein.
De beide inzittenden, die de
kunst van het autorijden niet
machtig waren, deden hun uiter
ste best de wagen op de weg te
houden, maar dat lukte maar
half. Eerst werden een aantal
fietsers door de spookauto ge
raakt, daarna werd een man met
een transportfiets aangereden.
Pas vlak bij het circuit van het
Zuiderplein zag een van de inzit
tenden kans het op hol geslagen
voertuig tot stilstand te bren
gen.
„En wat wu meneer na hewwe? Pannekoek, flensjes, omelet,
pudding, kaas, gebak, fruit, ijs en koffie"
„Ja, da's goed, breng dat mar".