VERANDERINGEN
OP NIEUWESTAD EN
IN OOSTERSTRAAT
Zo af en toe kwam er bij ons in
Huizum vanuit Leeuwarden een
grote man, wiens naam ik ben
vergeten. Zijn beroep was pomp-
maker en hij kwam altijd te voet.
Het maken van een goede houten
pomp vereiste een speciaal vak
manschap, net als het onderhou
den en het repareren ervan.
Bij ons kwam de pómpmaker
wanneer de zuiger van de gier-
pomp niet goed werkte. Vanuit
de stal stroomde de gier naar een
grote put buiten, waarin een
pomp stond. Op gezette tijden
werd de gier via een goot in een
schouw gepompt om daarna op
het grasland te worden ver
spreid.
FLISIJN
De persoon, die ik nu memoreer
was kort en dik met een vooruit
staand buikje en een vriendelijk
bol gezicht met er boven een
soort schipperspet. Hij was
kwiek in zijn bewegingen en
altijd welgemoed.
Hij woonde meen ik in de buurt
van het Oldehoofsterkerkhof en
hij was in heel Friesland bekend.
Vooral vanwege zijn activiteiten
tijdens J^rdrijderijen op de
schaats en kaatspartijen én bij
gebeurtenissen in verband met
het Koninklijk Huis zoals ver
jaardagen en bezoeken.
Bezocht je een hardrijderij of een
kaatswedstrijd, dan trof je Flisijn,
want dat was zijn naam, met de
roep: "Lijst meneer? Bijgewerk
te lijst, meneer?" Hetgeen bete
kende, dat iemand, die wat later
was gearriveerd toch op de hoog
te kwam van het wedstrijdver-
loop.
Bij gebeurtenissen, die samen
hingen met het wel en wee van
het Koningshuis was Flisijn ook
altijd present om spelden met
oranjeknoopjes aan de man te
brengen. De werkzaamheden
van deze man zullen bij veel
mensen van mijn leeftijd nog wel
bekend zijn.
De reden dat ik Flisijn memoreer
als een van de mensen, die bij ons
thuis kwamen is de volgende.
Wanneer in mei de koeien uit de
stal naar buiten werden gebracht,
alles in de stal wasgeschrobten de
ruimten waar de koeien hadden
gestaan werden gevuld met an
dere zaken, kwamen er zo om
streeks juli ook altijd twee grote
tenen manden te staan met spul
len als kammen en borstels.
Ik wist wel, dat die manden van
Flisijn waren, maar niet, waarom
ze bij ons een tijd in de
stal moesten staan. Later^
heb ik begrepen, of
beter gezegd
moed, dat
in die tijd
met geld
tekort
rte kampen
had en dat
de manden als
een onderpand
golden. Maar dat is
altijd een veronderstel
ling van mij gebleven, want
vader heeft er nooit een woord
over gezegd.
Af en toe kwam er bij ons thuis
ook een man op de fiets "met het
pak". Dat wil zeggen met een
grote koffer gevuld met stoffen.
Deze bezoeker heette Ale Veen-
je en hij kwam uit Britsum. Soms
bracht hij zijn vrouw Trientsje
mee. Maar dan duurde het za
kendoen langer, want haar tem
po van praten was laag en het
aangeboden aantal artikelen
groot.
Ale verkocht dus textiel en daar
bij ging het bij mijn moeder
vooral om baai voor ondergoed,
om dril voor werkbroeken en om
stof voor blauwe kielen en soms
ook nog om grote rode zakdoe
ken. Later werd een en ander op
een handnaaimachine van het
merk Veritas verwerkt - een bar
zwaar karwei, maar de afleve
ring was vrijwel gelijk aan die
van een echte kleermaker.
Soms op zaterdag en altijd tussen
twaalf en half een, wanneer we
potstro of bruine bonen met spek
zaten te eten, klonk er een stem
bij de voordeur: "Arme man!"
Van moeder moest ik dan altijd
een cent geven aan een klein
mannetje, dat boe noch ba zei,
maar wel de indruk wekte, dat
onze gave hem rechtens toe
kwam als een soort contributie
voor zijn bestaan.
Een niet verwacht en nog minder
gewenst bezoek vond plaats om
streeks het jaar 1917, dus tijdens
de eerste wereldoorlog. Op een
avond in de herfst, omstreeks
half tien, ging de buitendeur
open en werd er "volluk" geroe
pen. Toen vader ging kijken zag
hij daar tot zijn verbazing twee
marechaussees staan met tussen
hen in broer Piet.
Meegedeeld werd, dat de arres
tant was aangehouden voor het
smokkelen van vlees, dat hem de
buit was afgenomen en dat deze
daad nog wel gevolgen zou heb
ben.
Wat was er gebeurd?
Zoals meestal in tijden van oor
log was er ook toen een distribu
tie van allerlei voedingsmidde
len. Zo ook van vlees. Maar het
was een publiek geheim dat er
hier en daar wel clandestien werd
geslacht en dat het vlees, tegen
betaling, voor familie, vrienden
en kennissen beschikbaar werd
gesteld. Wel moesten de klanten
het dan zelf komen halen.
ONSCHULDIG
Op zekere dag kreeg ook mijn
vader een aanbod voor zo'n
transactie, waarna het volgende
plan de campagne werd opge
steld: terugkomend van de Land-
bouwwinterschool in Goutum
zou Piet het vlees ophalen en in
zijn schooltas verstoppen - on
schuldiger kon het niet, aldus de
redenatie.
Maar welgemoed in het donker
voorttrappend kreeg Piet opeens
de schrik van zijn leven, toen de
beide marechaussees opdoken en
hem bars tot staan brachten:
"Halt, sta stil". Het vlees werd
vlot gevonden en in beslag geno
men en de dader daarna thuisbe
zorgd.
Verdere gevolgen bleven uit, al
liet een plaatselijke politieagent
later in een gesprek met vadér
doorschemeren, dat Piet beter
(Vervolg op pag. 9)
De bekende koopman in borstels en kammen Flisijn, die ook lijsten verkocht.
"Must es kieke, Jochem, allemaal silver man, nou binne we seker
voor een jaar onderdak"
Vervolg van pag. 7
Koopman ook eigenaar van de
zaak van Geas op de hoek van de
Nieuwestad en het Klein Scha-
vemek, waarin hij zich vooral
toelegt op kunstschildersartike
len en lijsten, alzo op het meer
professionele werk.
Deze firma Geas moet omstreeks
1923 zijn opgericht door Hen
drik Geas, die zelf schilders
baas was. De zaak zat eerst in de
Kruisstraat en verhuisde een jaar
of vijf later naar de Nieuwestad.
Na het overlijden van de heer
Geas huurde zijn bediende Ber
nard Oostland de zaak voor hij
zelf eigenaar werd.
In augustus '83 nam de heer
Koopman het bedrijf van hem
over en hij begon met de afdeling
behang en de huisschildersartike
len eruit te gooien om zich hele
maal op de belangen van de
kunstschilder te richten.
Deed hij zelf tot dusver de zaak
op de Nieuwestad, zijn vrouw
zwaaide de scepter in de Nieuwe
Oosterstraat. Maar nu zijn dus
beide bedrijven naast elkaar ge
bracht, toegankelijk door dezelf
de deur, maar wel duidelijk ge
scheiden van elkaar: de firma
Geas, die deze naam houdt, zit in
wat vroeger de tapijtenzaak van
Joma was.
Het wel zeer actieve echtpaar
Koopman heeft trouwens nog
meer pijlen op z'n boog, want
ook organiseert het met groot
succes in de ruimten achter De
Nijvere Hand verschillende cur
sussen, zoals voor boekbinden,
caligrafie en kraaltjesbreien.
Zo ooit een naam van een zaak
toepasselijk is, dan zeker hier:
het zijn niet alleen de handen van
hun klanten, die nijver zijn, ook
zelf beschikt het echtpaar Koop
man over nijvere handen en, hoe
kan het ook anders, ook over
Koopmanschap.
Zekere meneer De J., wonend in
het westen van de stad op een
bovenhuis, kon de slaap maar
niet vatten en besloot ten langen
leste nog maar even een straatje
om te gaan. Hij verliet de echte
lijke sponde, kleedde zich aan en
stond tien minuten later op
straat.
Na een drie kwartier keerde hij
naar huis terug om daar tot z'n
niet geringe schrik te ontdekken,
dat hij geen huissleutel bij zich
had. Aanbellen had geen enkele
zin, want hij wist, dat zijn vrouw,
als altijd, sliep als een blok en met
geen enkel geweld kon worden
gewekt.
Goede raad was duur. Wat nu te
doen? De heer De J. besloot z'n
heil dan maar te zoeken in een
van de nachtclubs in de stad -
daar zat hij tenminste goed. Alzo
vond hij zich, even later terug
achter een pot bier aan een bar,
geflankeerd door twee blondi
nes, die zich erg geïnteresseerd
toonden in zijn verhaal.
Of het de natuur is geweest we
ten we niet, maar mevrouw De J.
werd tóch wakker op een gege
ven moment en miste de ver
trouwde bobbel naast haar in het
ledikant. Zij dacht aanvankelijk
aan een kort toiletbezoek van
haar man, maar toen het te lang
duurde ging ze op onderzoek uit.
Geen man te bekennen, waar dan
ook in huis. Al gauw maakten de
meest verschrikkelijke voorge
voelens zich van haar meester en
na ampel beraad besloot ze de
stad in te gaan, op zoek naar haar
wettige echtgenoot.
Daar het aantal nog verlichte
panden in het holst van de nacht
in een stad als Leeuwarden zeer
beperkt is, kwam mevrouw de J.
uiteindelijk door de deur, die
haar man eerder ook had gepas
seerd. En waarempel, daar trof
ze hem aan, bij de bar, in het
gezelschap van die twee lellebel
len.
Wat er zich toen voor de ogen en
oren van de omhangende nacht
brakers heeft afgespeeld kan on
mogelijk zwart op wit in deze
krant, maar nu, veertien dagen
later, is het eindelijk zo ver geko
men, dat mevrouw enig geloof
begint te hechten aan het-
vergeten-sleutel-verhaal van
haar man. Vanmorgen heeft ze
een doosje slaappillen op zijn
nachtkastje gelegd.
WIE'T SIEN "WILLEN" EN
"KUNNEN" NIET OMSET
IN DADEN, IS KREK EEN
GIERIGAARD, DIE'T
SKATTEN BEWAART SON-
DER SE TE GEBRUKEN
EEN GOED MEENS VER
SPREIDT SEGENINGEN
OM SICH HEEN, SONDER
SICH ER VAN BEWUST TE
WEZEN, KREK AS EEN
LAMP, DIE'T OEK NIET
WEET, DAT IE LICHT VER
SPREIDT