"IS ER OEK PAP?"
ACHTEN DE. HOVE.VA
i
Vandaag het derde van een serie
van vier artikelen van onze
abonnee de heer G. Brinck uit
Leeuwarden, waarin hij herinne
ringen ophaalt aan de tijd van
zijn jeugd in de buurt van Achter
de Hoven, nu zo'n vijftig tot
zestig jaar geleden.
In ons laatste verhaal over Ach
ter de Hoven van een vijftig,
zestig jaar terug, waren we
gevorderd tot de dames Teitsma,
van wie er een onze bakkerts
afpakte en die daarna van kame
raad Piet Brand te horen kreeg:
"At se doad gaat skiet se bak-
kets!"
Na hun huis kwam 'n open ruim
te en dat is nu de ingang naar het
land daarachter geworden. Dan
kwam de dubbele woning, die er
nu nog net zo staat. Daar, op
nummer 208, woonde Sikma,
een kaashandelaar en later De
Wit, een scheepstimmerman.
Aan de andere kant woonde
Poortinga op nummer 210.
Nu zijn we aan de zuidzijde van
Achter de Hoven gekomen en
gaan we nog even terug naar de
overkant van de 3e Vegelin-
dwarsstraat. Daar woonde op de
linkerhoek De Jager, die reiziger
in koekjes was. Die mensen na
men na '18 ook een Weense
jongen in huis, maar die is bij hen
gebleven. Hij heette Frans Paul
en hij ging later naar de HTS; ik
meen dat hij directeur van een
Kamer van Koophandel werd.
Op de rechterhoek woonde Wil
lem Giezen. Die liep, net als zijn
broer Jan, uit de ie Vegelin-
dwarsstraat, met de bakkerskar.
SOCIALISTEN
Beide mannen waren socialisten
van het eerste uur; zij trokken
nog op met Domela Nieuwen-
huis. Het waren ruige sprekers,
maar poerbeste mensen. Er is
mij wel verteld, dat ze de reke
ning doorkrasten, wanneer in die
slechte tijd een klant op zaterdag
niet kon betalen.
In de 3e Vegelindwarsstraat
woonde links vooraan Brand de
kleermaker en even verder
rechts Elsinga de goudsmid. Hij
was een broer van de kunstschil
der Jan Elsinga. Deze Elsinga
was fagotist. Hij was onge
veer onze buurman en wij hoor
den hem veel oefenen. Er waren
in die tijd meer goudsmeden bij
de muziek.
Eens speelde ik bij hun zoon Jan
voor de deur. We zullen een jaar
of zeven, acht zijn geweest, toen
we bezig waren met het sarren
van het kleinere overbuurmeisje
van Jan. Het duurde maar even
en daar verdween het kind hui
lend in huis.
Toen kwam plotseling haar moe
der met een getrokken sabel het
huis uitstuiven. We bleven stok
stijf staan. Ze zette het wapen
met de snede op de keel van Jan
en gilde, helemaal over haar toe
fen, dat ze ons een kop kleiner
maakte, wanneer wij het meisje
nog meer zouden plagen. We
zullen wel bibberend beterschap
hebben beloofd.
De vader van het meisje was
gevangenbewaarder en die wa
ren toen met een sabel bewa
pend; vandaar. Jan is later viool
leraar geworden en hij speelde,
hoorde ik onlangs, in het Bra
bants orkest.
STRAATMAKERS
Een paar huizen verder woonden
de gebroeders Pol, de bekende
straatmakers. De een was ge
trouwd, de ander niet. Mevrouw
Pol had het altijd over haar man
nen.
Verder langs Achter de Hoven
heeft, naast Giezen, de familie
Gorter gewoond. Die was boer
geweest op de plaats waar later
Martens woonde, tegen de Pop-
pebrug aan. Gorter verkocht het
huis aan Stokker en die maakte
er een kapsalon van. Later ver
huisde hij naar de overkant.
Nu komen we aan het huis waar
wij woonden, toen Achter de
Hoven 183, nu 203, hoek 2e
Vegelindwarsstraat. Geboren in
de Vegelindwarsstraat verhuisde
ik met mijn ouders na een half
jaar naar dit punt, ook een kleine
winkel. Daar zouden we blijven
tot 1922.
Het was ook weer een echte
buurtwinkel met huishoudspul-
len, potgoed van Dorama, gas- en
petroleumkousjes, maar ook top
pen, knikkers, vliegerpapier en
touw, donderpoeiers, kalken-
endsjes voor het burreltsjebla-
zen en ga zo maar door. Ook
postzegels van een halve cent;
daar zat geen verdienste aan,
maar het hoorde er zo bij.
Omstreeks '17, '18 werd de
straatverlichting omgebouwd op
electrisch. Wij vonden dat als
kinderen prachtig, wanneer we 's
avonds nog even buiten mochten
spelen. De lamp hing er aan een
draad midden boven de rijweg.
Hier en daar stond een lantaren,
die ook 's nachts brandde en daar
zat vaak een rood glaasje in met
een adres en telefoonnummer
voor brandmelding. Er waren
toen nog maar weinig telefoons
in de stad.
Een gevaarlijke sport was het
zogenaamde kolkjeploffen.We
gooiden dan een brandende luci
fer in het gaatje van het deksel
van een riool midden op straat.
Maar dan wel gauw wegwezen,
want het deksel vloog omhoog of
de prut kwam uit de gootkolken.
Enuutkieke natuurlijk voor
de pliesje.
Tegenover ons, op de andere
hoek, woonde kruidenier Roos-
ma. Toen die vertrok begon Ex
celsior er een zaak met een Krol
als filiaalhouder. Daar hingen
vaak affiches voor de ramen en
zo kwamen wij op de hoogte van
het wereldgebeuren: revolutie in
Rusland, anti-oor-
logsdemonstraties en de acht-
urenstrijd. Het portret van
Troelstra ontbrak hier niet vaak.
Het was verder een zeer gezelli
ge buurt met elk jaar een
groots buurtfeest. Op een mooie
zomeravond zaten onze ouders
op de stoep en moeke nam de
trekharmonica ter hand. Ze kon
er prachtig op spelen en de jonge
lui aan het dansen. Zoiets kon
toen nog.
's Winters zagen we boven uit het
raam de vlammen van de Huizu-
mer gasfabriek. Hemelsbreed
een paar honderd meter, maar
langs de weg kilometers bij ons
vandaan - een verbinding over
de Potmarge was er toen nog
niet.
In de 2e Vegelindwarsstraat
woonde naast ons de familie Ats-
ma met twee meisjes, Geesje en
Hendrika, dan verder een meisje
Klaske Boersma en de familie
Meindersma, een van de vele
melktappers. Ook daar woonde
een Klaske in huis. Dan kwam
Harms, die was baas in de smede
rij op de gasfabriek. Tegenover
hem woonde Tuinhof, een bak
ker met twee jongens, Jan en
Herman.
PRACHTIGE LAAN
Van de 2e Vegelindwarsstraat af
tot de 2e Kanaalsbrug was de
hele Achter de Hoven nog een
grindweg met veel bomen langs
de kant. Vooral het deel tussen
de tegenwoordige Knoopstraat
en de spoorbaan was een prachtii
ge laan met sloten aan beide
kanten.
Elk najaar werd er weer nieuw
grint op gebracht, tot in 1917
Patriminium er "het Rooie
Dorp" ging bouwen. Toen werd
de hele weg bestraat en verdwe-
(Vervolg op pag. 9)
Een zeer gezellige buurt met elk jaar een groots buurtfeest...
"Hier he'k een briefke van duzend, soas er niet veul binne"...
"Wat is daar dan voor bijzonders an?"
"Het is van mij!"
g-vgr- gjjga» aas g
In het Kleine Krantsje las ik een
paar maal de namen van 'Baas'
Pieter van der Goot en sigaren
winkelier Stoffels en dat herin
nerde mij aan een 'oorlogsver
haal'.
'In januari 1942 zat ik 'op kan
toor' bij de melkhandel van Van
der Goot op de Weaze, d.w.z., ik
zat in een afgeschoten hoekje
van de winkel en plakte bonnen.
Alle zuivelproducten waren op
de bon en sommige zeer schaars,
zoals pap.
Een van onze klanten was het
sigaren-magazijn Stoffels in het
Naauw. Meestal kwam de loop
jongen het benodigde halen. Die
ochtend had hij op zijn vraag
naar pap een afwijzend woord
gekregen.
Even later kwam 'meneer' Stof
fels zelf binnen. 'Baas' van der
Goot stond alleen achter de
toonbank. "Is er ook pap?"
vroeg meneer Stoffels onschul
dig. "Nee," antwoordde Baas
van der Goot spijtig, "d'r is he
lemaal gien pap.
Meneer Stoffels haalde terloops
Meneer Stoffels: "Is er oek
pap?"
een paar sigaren-met-een-
bandje uit zijn binnenzak en
legde ze op de toonbank.
"Is er helemaal geen pap?"
vroeg hij ongelovig. Baas van
der Goot, een hartstochtelijk ro
ker, scheurde zijn ogen los van
die begeerlijke sigaren. "Ik sal es
even kieke," beloofde hij en ging
naar achteren waar de voorra
den stonden. Hij kwam met een
fles pap terug. "Ik hew d'r nog
ien," glunderde hij en zette de
fles naast de sigaren. "Dat dacht
ik wel," zei meneer Stoffels
kalm. Met een geroutineerde be
weging stak hij de sigaren weer
in zijn zak, greep de fles pap en
verliet met een achteloos: "U zet
het wel op de rekening?" de
winkel.
Het verblufte gezicht van Baas
van der Goot zie ik nog voor me.
Wat hij zei is niet geschikt voor
publikatie.
Zwolle K.F. Jongbloed-Smit