HERINNERINGEN VAN MR. J. S. BIJL IN VIER DELEN DEEL II De Hoofdcommissaris gebruikte in zijn gesprek zelfs een paar Friese uitdrukkingen, waaruit bleek, dat hij me welgezind was. Hij gaf me echter te verstaan, dat, hoewel mijn algemene ken nis wel voldoende was, het bezit van het diploma voor hogere po- litie-ambtenaren een vereiste was om adspirant-inspecteur te kunnen worden. Normaliter kon men de studie daarvoor in IV2 jaar volbrengen, maar hij meen de, dat met een behoorlijke in spanning dat ook wel in kortere tijd kon. Het was toen september en in de loop van het volgende jaar zouden er 7 surnumerairs worden aangenomen. In maart zou het examen voor het diplo ma worden gehouden en hij gaf me een redelijke kans tot de be doelde surnumerairs te behoren als het me mocht gelukken voor het examen te slagen. Ik kreeg nog het adres van een Amster damse commissaris van politie, die, in 100 schriftelijke lessen gegadigden opleidde voor het bedoelde diploma. Ik zou dus moeten proberen in ca. 25 we ken de kennis te verkrijgen, die in die 100 lessen werd verwerkt. BIJ MOEDER Ik sloeg m'n tenten op bij mijn moeder en zette me aan de ar beid, waarvan de hoeveelheid me af en toe onoverkomelijk scheen. Honderden bladzijden heb ik volgepend en elke week ging er een dik pakket papier op de post. De te verwerken stof was niet bepaald moeilijk, maar zeer omvangrijk. Er werd niet alleen een grondige kennis ver langd van het Wetboek van Strafvordering, het formele recht, waaraan de politieman zijn bevoegdheden ontleent en van het Wetboek van Strafrecht met z'n 500 artikelen, die men uit zijn hoofd moest kennen, maar ook moest men behoorlijk op de hoogte zijn van het Staats recht, van de inhoud van een massa bijzondere wetten met de bijbehorende Koninklijke Be sluiten en enig inzicht hebben in het Burgerlijk Recht. Ik kan U zeggen, dat ik waarschijnlijk nooit van m'n leven zo hard heb gewerkt als in dat halve jaar. Ik werkte gemiddeld zeker 15 a 16 uur per dag en hoewel ik een hartstochtelijke schaatsrijder was en er in die winter veel mooi ijs was, heb ik geen streekje ge zet. Het gevolg was, dat ik, aan het eind van de rit, als het ware een ballon was, opgepompt met wetten en wetsartikelen. De waarde daarvan kan men pro blematisch noemen, want ken nis, op deze wijze opgedaan in zo korte tijd, kan moeilijk beklij ven. Belangrijk voor mij was echter, dat wel het beoogde re sultaat bereikt werd. EXAMEN Op de dag van het examen, dat in Bellevue in Amsterdam mon deling werd afgenomen door tientallen hogere politieambte naren, liep ik af als een te'strak opgewonden veer. Er waren een paar honderd sollicitanten' en ik mocht me rekenen bij de besté tien. De volgende dag stond ik weer op de stoep bij de Hoofdcommis saris van Amsterdam. Agent Noordhof was nog steeds zijn kamerbewaarder. Hij was, met mij, verheugd over mijn succes en diende me onmiddellijk aan. Nu moet men weten, dat Hoofd commissaris Versteeg - ik kom tot de ontdekking, dat ik zijn naam niet eerder heb genoemd in vele opzichten een bijzonder man was. Hij beschikte over een aangeboren, natuurlijk gezag met een behoorlijke eruditie! Hij kon, in de omgang, zeer aimabel zijn, maar had ook zijn hebbe lijkheden. Eén daarvan was, dat hij op een nogal „plagerige" ma nier een te groot enthousiasme - „trop de zèle", zouden de Fran sen zeggen - kon ontnuchteren. Hij liet me dan ook enige tijd an tichambreren, voor ik, zwaaiend met m'n papiertje, bij hem kon binnenkomen. Hij feliciteerde me weliswaar wel, maar zei he lemaal niet, wat ik had ver wacht, dat ik nu zou worden aangenomen. In tegendeel; hij vond slechts, dat ik nu een stapje dichter bij m'n doel was geko men, maar dat er nog verschil lende hordes genomen moesten worden. In de eerste plaats was niet hij het Hoofd van de plaat selijke politie, doch de Burge meester. Daarin had hij gelijk; volgens de Gemeentewet is dat zo, maar er is natuurlijk geen Burgemeester, die niet afgaat op het advies van zijn hoofdcom missaris, als er nieuw personeel moet worden aangesteld. Ten tweede moest ik nog een, niet te onderschatten, psycho-technisch onderzoek ondergaan. Om kort te gaan, ik kon na enige tijd vertrekken met zijn toezegging, dat ik nader van hem zou horen of en wanneer ik zou worden opgeroepen voor het psycho technisch onderzoek. Later heeft hij me verteld, dat toen voor hem al vaststond, dat ik deel zou gaan uitmaken van het Amster damse politiecorps. ONTNUCHTERD Ik kwam echter, tamelijk ont nuchterd, terug bij mijn, in span ning wachtende, verloofde, die toen hoofd was van een meisjes school in Rotterdam en die ik een paar jaar te voren had leren kennen, toen ik nog stuurman was bij de Holland - Amerika lijn. Enige maanden heb ik toen nog in Friesland moeten wach ten, een tijd, die ik grotendeels doorbracht met het zeilen op de Friese meren en die in de zomer- vacantie opgevrolijkt werd door de vrouw, die later mijn echtge note zou worden en dat nu al 53 jaar is. Helemaal ongedwongen kon ik me echter niet aan de geneugten overgeven, want als een zwaard van Damocles hing boven m'n hoofd de mogelijkheid, "dat men, na ampele overweging, toch niet had kunnen besluiten mij een aanstelling te geven". U kent dat soort, in verzachtende termen gevatte, mededelingen wel. Eindelijk, in Augustus, bereikte me echter toch de zolang verbei de oproep om psychotechnisch te worden gekeurd. Dat onder zoek, waaraan ook de lichamelij ke gesteldheid wordt onderwor pen, was een - interessante belevenis op zichzelf. Het richt zich, in hoofdzaak, op het karak ter en de gemoedsgesteldheid, die, onder uiteenlopende om standigheden, naar voren komt. Men maakt daarbij gebruik van diverse electrische instrumenten en vertoont o.a. een filmpje - zo was het althans in mijn tijd - en van de toeschouwer wordt ver langd, dat hij daarna een duide lijke omschrijving geeft van de in dat filmpje acterende personen. Gedurende de vertoning van dat filmpje wordt men plotseling in een wurggreep genomen en in paniek gebracht. Er worden je verschillende foto's voorgelegd en je moet schrifte lijk verklaren welke indruk die foto's bij je achterlaten. Men kan daaruit concluderen of je fanta sie niet te veel met je aan de loop raakt en of je van nature (te) somber of (te) opgewekt van aard bent. Dit soort onderzoe ken lijkt mij een dorado voor psychologen. Al met al duurde het onderzoek bijna 3 uur en ik was blij, dat het resultaat positief was. Gelukkig hoorde ik per slot ook bij de 7 uitverkorenen en kreeg ik, na enige dagen, het bericht, dat ik op 1 september m'n loopbaan als surnumerair bij de Amsterdamse politie kon be ginnen. LOOPBAAN In de hoop, dat het uw interesse heeft, zal ik van het begin van mijn loopbaan, waarin een ande re Leeuwarder, de heer Voorde wind, een niet onbelangrijke rol heeft vervuld, het een en ander vertellen. Met 6 anderen werd ik geplaatst bij een van de sectie-bureax, waarvan er, naar ik meen, toen 12 in Amsterdam bestonden, elk met een commissaris van politie aan het hoofd. Ik werd ingedeeld bij het bureau Warmoesstraat, midden in de rosse buurt van onze hoofdstad en toen al be rucht vanwege de veelvuldige en uiteenlopende misdrijven, die er bedreven werden. Voorlopig de den we dienst in burger en, om in de practijk van het politie werk te worden ingewijd, liepen we mee met brigadiers en agen ten in straatdienst, met inspec teurs en rechercheurs, die onder zoeken verrichtten en verdachten van misdrijven ver hoorden. Daarnaast kregen we theoretische lessen in wetskennis en criminologie. De laatste wer den gegeven door de toen zeer bekende practische criminoloog van Ledden Hulsebos, die, in het hele land, als een soort Sherlock Holmes, misdrijven hielp ontra felen aan de hand van vingeraf drukken, bloedsporen, sporen van menselijk semen, uitwerpse len etc. Hij was een intelligente, zeer erudite man en van huis uit apotheker. Zijn lessen waren hoogst interessant, omdat hij smakelijk kon vertellen van de misdrijven, die hij al of niet had opgelost, van misdadigers en prostituée's, die hij had ontmoet, van justitie-ambtenaren en poli tiemensten, met wie hij had sa mengewerkt. Omdat hij zijn ver halen meestal aandikte en z'n fantasie een beetje de vrije loop liet, had hij de bijnaam van 'Jan de Leugenaar'. Hij had echter een grote naam bij autoriteiten, maar ook bij het geboefte. Mijn onmiddellijke chef was een inspecteur van politie le klas, ook een oud-zeeman, die al zo'n 10 jaar dienst deed en belast was met de z.g. straatdienst, waaron der ook het toezicht op kroegen, theaters en bordelen behoorde. Hiervan waren er een groot aan tal in de sectie Warmoesstraat en ze gaven ons de handen vol met werk. Vooral de bordelen, waar vaak berovingen plaatsvonden, hadden onze aandacht. De pu blieke vrouwen, die daar haar, niet bepaald aantrekkelijke ar beid verrichtten, waren vaak geen katjes om zonder hand schoenen aan te pakken en, op- gejuind door haar souteneurs, traden ze brutaal en aanmati gend op als de politie, op gezette tijden, controle hield. Dat was een doorn in het oog van mijn chef, die nog maar kort geleden aan de Warmoesstraat was ge plaatst en van een bureau was gekomen, waar, naar zijn zeggen meer orde en tucht heerste. "Ze staan niet eens op, als je binnenkomt. Daar moet een eind aan komen en tegen de pooiers moet veel harder worden opge treden". Nu moet ik u vertellen, dat de justitie, waarvan we bij ons bedrijf afhankelijk waren, als er daadwerkelijk moest wor den opgetreden, in die tijden van een heel andere allure was dan tegenwoordig. Zij besefte, dat geboefte, dat zelf de wettelijke voorschriften aan de laars lapte, als geboefte moest behandeld worden en niet als een soort, van de kudde afgedwaalde lamme ren, die met zachte, op opvoe ding gerichte, maatregelen wei weer tot de orde konden worden geroepen. De justitie-autoritei- ten hadden toen, anders dan te genwoordig vaak het geval is, begrip voor de moeilijke om standigheden, waarin de politie kon komen te verkeren als zij werd geroepen om een einde aan vechtpartijen te maken of van dalisme te bestrijden. Zij waren er niet als de kippen bij om een politieman, die een mep te veel had uitgedeeld, onmiddellijk voor de kadi te dagen. Zij waren nog niet overgoten met het sop van, misschien goed willende, maar van de onderwereld niet het minste besef hebbende psy chologen, agogen, andragogen en andere gogen, die, met slap geleuter meer mededogen schij nen te hebben met de misdadi gers dan met hun slachtoffers. GEEN POLITIESTAAT Begrijpt u me goed, ik ben geen voorstander van een politie staat, waarin de politie onaan tastbaar is en (ook) de fatsoenlij ke burger zich nauwelijks kan verweren als hij in zijn rechten wordt aangetast, zoals we gedu rende de bezetting hebben on dervonden. De politie moet evenwel krachtdadig kunnen op treden als dat nodig is en de politieman moet niet voortdu rend met de angst in de schoenen lopen, dat hij te ver gaat. Hij kan door die angst gefrustreerd wor den, dat hij liever een straatje omloopt dan te doen, wat hij zou behoren te doen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1985 | | pagina 6