HUGO DE GROOT REED VAN LEEUWARDEN NAAR STAVEREN 'T KLINKT RAAR MAAR HET IS WAAR DE SCHRANS Een vorige keer hebben we iets verteld over de totstandkoming van de spoorweg Leeuwarden- -Stavoren, die dit jaar een eeuw bestaat. In dat verhaal vertelden we, dat deze lijn aanvankelijk door de Staatsspoorwegen werd bereden en in 1890 in handen kwam van de Hollandsche IJze ren Spoorwegmaatschappij. De twee felle concurrenten ont moetten elkaar op het Leeuwar der station, want Harlingen- -Groningen en Leeuwarden-Zwolle waren Staatsspoor-lijnen. In zijn jeugd omstreeks de eeuwwisseling had de (al lang overleden) P. van der Brug, vroeger stempelmaker in de Koningsstraat, een grote be langstelling voor spoor- en tram wegen. In juni 1952 vertelde hij daarover het volgende in het toenmalige maandblad 'De Leeuwarder Gemeenschap'. GEWELDIG MOOI Als jongens vonden wij een loco motief een geweldig mooi ding. Vooral die van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij de H.IJ.S.M. waren zeer geliefd, ook omdat ze eigen namen had den. Dat waren o.a. de Eos, de Orfeus, de Krates, de Hydra, de Govert Flinck, de Hugo de Groot enz. Deze machines zagen er al tijd keurig schoongemaakt en ge poetst uit en de namen in geelko peren letters waren ook bij de snelle vaart van de treinen nog gemakkelijk te lezen. Deze locomotieven waren zwart, in tegenstelling met de groene van de Staatsspoorwe gen. Wel hadden de „groene S..- ers" 'een verkoperd stoomdom, dat prachtig blonk in de zon, maar ze hadden geen namen, alleen nummers. Wij stonden veel bij het Spoor te kijken en wisten van het perso neel al onze buren waren spoormensen - precies hoe zo'n locomotief werkte. Verder ver diepten we ons zozeer in de spoorwegaangelegenheden, dat we precies wisten, wanneer de Eos, de Hydra enz. na het ver trek weer terug zouden kom'en Natuurlijk kenden we ook 't ver schil tussen een sneltreinlocomo tief en die van een boemeltrein. De boemeltreinen stopten bij „alle hekken en mesthopen", wat onvriendelijke benamingen waren voor: Jellum-Boksum, Beers, Jorwerd, Mantgum, Wieuwerd, Bozum en Schame- gouturn. Bij de wachthuisjes stond de vrouw van de baanwachter in een donkerblauwe jurk met rode biezen en met een ijzeren hoge hoed op (het was immers de Hol landsche IJzeren Spoorweg Mij), die met een witte vlag in de hand het teken „alles veilig" gaf. Ook de tram had onze grote be langstelling - een belangstel ling, die voor de trammensen soms hinderlijke vormen aan nam. Eens stond er een tramlo comotief onbeheerd. Mijn maat en ik waagden ons op het vehi kel en mijn kameraad opende de 'lat' een eindje uit pure nieuws gierigheid. 'Poef, poef', zei het ding en er kwam beweging in. Hij sprong er af en ik draaide de lat weer te rug. Gelukkig had de locomotief nog niet veel gang," zodat ik er ook af kon springen. Meteen kwam een man de loods uitvlie gen, die woest op ons afstormde met de kreet ,,A, krekt op tied!" Maar hij was te laat, want we trokken de klompen uit en kon den op sokken harder lopen dan de mannen van de tram en mis schien ook wel harder dan de tram zelf! BOTSING In 1903 kwamen we in de Eliza- bethstraat te wonen, waar de tram achter ons huis langs liep, van het voormalige tramstation, via de Willemskade en de Sophi- alaan naar 't Spoorstation. Wij waren ongeveer de eerste bewo ners van deze straat en naast ons waren timmerlui, metselaars en schilders aan het werk. Op een morgen - ik meen op een vrijdag - hoorden wij de tram bellen, waarop de werklui (ze zaten juist aan de koffie) hard begonnen te schreeuwen: „Ho!. he!. ho!" We zagen buiten een locomotief van links en ook een van rechts komen en. ze reden met een harde klap tegen elkaar! Het hete water spatte naar alle kanten en 't was allemaal stoom (of liever gezegd: waterdamp). De machinist van de tram, die van het tramstation kwam, was er afgesprongen, maar de andere riep: „Ik was er nooit afgespron gen." Gelukkig liep het ongeluk met alleen materiële schade af, alleen de locomotieven waren bescha digd. We noemden dergelijke lo comotieven altijd "De dobbel- stien" of „De koffiemolen."

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1985 | | pagina 11