HET MOOISTE VAN FINLAND
WAS HET NOODERLICHT
'T WINKELTJE OP DE HOEK
BELEVENISSEN VAN OTTO LENK
pagina 6
r
Van kleermaker in Leeuwar
den tot kleermaker in Noord-
Finland, waar Otto Lenk als
Duits militair tegen wil en
dank was terechtgekomen.
Wel aan het front, maar niet
op het strijdtoneel,
vj
Bij alle ellende als "Grootduits"
militair in Finland, heb ik mijn
ogen niet gesloten voor het
grootse natuurgebeuren in de
Poolstreek. Als het helder weer
was, dan zagen we het noorder
licht boven ons hoofd in de wou
den. Mooie kleuren: paars, rood,
geel, oranje en wit, als hingen er
brede lichtgordijnen uit de he
mel. Dan was het als veegde
iemand alles weg, zodat het
weer donker was. Later begon
ook aan de horizon een licht
baan over de hemel te trekken.
Dat was een onvergetelijk
schouwspel, een compensatie
voor alle narigheid.
In de uren dat wij rust hadden,
konden wij slapen in een zes
hoekige Finnentent van triplex.
Ik nam altijd drie dekens mee en
rolde me met al mijn kleren aan
daarop en dan kon ik inderdaad
wat slapen.
De kleermakers en de schoen
makers hadden een slechte
naam, omdat zij geheimen ver
klapten. Niemand wist waar ze
die informatie vandaan hadden.
Een officier, die in de kamer
naast ons woonde, was in het
gewone leven radiohandelaar.
Hij had daar een mooi toestel
staan en om ons wat plezier te
doen, kregen we een luidspreker
om onder ons werk mee te luis
teren naar de muziek. Het toe
stel zetten zij nooit af en hoe het
in zijn werk ging, weet ik niet,
maar wij konden alle gesprek
ken van de heren volgen als er
geen muziek was. Zo hoorden
wij ook dingen die niet voor onze
eren bestemd waren. (Een luid
spreker kan als microfoon gaan
werken en dat was hier blijkbaar
het geval met het radiotoestel
van de officier - red. 't KI. Kr.)
Eens zou er een alarmoefening
worden gehouden en wij konden
de anderen ervoor waarschu
wen. Wij waren zelf al bezig ons
er voor aan te kleden en wilden
voor de grap de eersten zijn.
Maar toevallig kwam een van de
officieren bij ons kijken; hij zag
waar we mee bezig waren en
toen werd de oefening afgelast
omdat ze merkten dat alles al
verraden was. Dit voorval heeft
ons wel de luidspreker met mu
ziek gekost.
In de werkplaats was nog een
kleermaker. Hij kwam uit Ham
burg en heette Hermann Stok-
mann: een prima vakman, die
een eigen zaak had. Toevallig
sneden wij dezelfde coupe en
konden wij vaktechnisch dus
goed met elkaar overweg. Hij
was verbeten fel tegen de nazi's
en maakte de zaak belachelijk.
De drie vogeltjes, als teken van
zijn rang, haalde hij van zijn uni
form; de mouwen en de broeks
pijpen maakte hij een hand
breed korter en zo zag hij er uit
of hij achterlijk was. Hij kreeg er
wel commentaar op, maar daar
trok hij zich niets van aan.
POOLSE SCHOENMAKER
Er waren ook twee schoenma
kers. De Pool Doedek had in het
Poolse leger tegen Duitsland ge
vochten, maar werd later door
de Duitsers gerecruteerd en
naar Finland gestuurd. Ook hij
was fel tegen Hitler. Met hem
had ik afgesproken dat we er
samen vandoor zouden gaan als
het op vechten aankwam. De
andere schoenmaker was haast
niet te verstaan, want hij sprak
het dialect van Schwabenland.
Een onnozele hals waar geen
kwaad bij zat.
Er waren ook twee dames: een
meisje van ongeveer achttien
jaar en haar tante van zo'n 32.
Ze moesten sokken stoppen en
die waren er genoeg. Ze woon
den in het dorp; we konden hun
Fins niet verstaan. Het waren
keurig nette mensen.
Onze soldij kregen we uitbe
taald in drie valuta's: Duitse mar
ken, Finnmarken en Russische
roebels. Met geld kon je niets
kopen, behalve eens in de
maand sterke drank of sigaret
ten bij een marketenster. Ik
kocht wat ik kon bemachtigen,
alhoewel ik niet rookte en geen
alcoholische dranken gebruikte.
Zo kon ik met de Finnen ruilen.
Ik kreeg bontschoentjes van ren-
diervel, bontpantoffels, bont
mutsjes, verder dolken, zoals
elke Fin aan zijn middel had
hangen, zelfs kleine jongens. Ik
denk dat ze dit wapen hadden,
omdat er wel eens wolven in de
buurt waren. Die moest je van je
af kunnen houden.
De Finse dames vonden wel dat
ik in hun ogen veel te veel voor
de schoentjes had gegeven. Zij
duidden aan dat zij vroeger 20
finnmark voor de bontschoentjes
hadden betaald en dat ik er wel
voor 800 mark aan geruilde goe
deren tegenover had gesteld. Ik
stuurde ze aan mijn vrouw en
dat was het enige waar ik haar
op dat moment blij mee kon ma
ken.
De Finnen die bij ons kwamen
handelen zaten in een sleetje in
de vorm van een kleine kano,
met een rendier als trekker. Het
waren gewiekste handelaren, ze
haalden uit de koopwaar wat
maar mogelijk was, maar omdat
ik toch nergens anders iets kon
kopen, kon het mij niet schelen
wat ze ervoor wilden hebben.
GEEN STRIJD
We zaten daar wel in het front
gebied, maar er werd niet ge
vochten. Als de Russen dit wil
den, dan konden ze volgens mij
de zaak zomaar oprollen, maar
ik denk dat ze daar geen belang
bij hadden. De stuwdam met de
waterkrachtcentrale leverde
stroom voor de nikkelmijnen,
honderd kilometer verderop en
die wilden ze na de oorlog zelf
hebben. Dat is achteraf ook ge
bleken, want dit gebied is nu bij
de Sowjet-Unie ingelijfd.
In het Noorden, bij het Visser
schiereiland (Rybalsji), werd wel
gevochten. Daar moesten de
geallieerden met hun schepen
met hulpgoederen passeren op
weg naar de enige ijsvrije haven
in die streken: Moermansk.
Wij kregen één keer in de week
een toespraak van de grote
baas, de overste, die van de
toestand aan het front vertelde.
In die tijd werden de Duitsers
overal teruggeslagen. Hij vertel
de dan dat er weer een gedeelte
was afgegrendeld tegen de vij
and en wij moesten alles door
een rose bril bekijken, zodat al
les wat vriendelijker leek. Hij
werd later "de man met de rose
bril" genoemd. Maar als wij in de
barak op de komst van de Baas
moesten wachten, gaf een van
de mensen van het kantoor een
satyrische voorbeschouwing ten
beste, die met grote hilariteit
werd aangehoord. Maar één
man deed daar niet aan mee. Hij
kwam naar voren en dreigde de
spreker aan te geven. Toen was
ieder stil; we kwamen zo aan de
weet dat er een verrader in ons
midden was.
St. Anna Parochie O. Lenk
Wanneer we ons niet vergissen bestaat er een nostalgisch liedje, waarin gesproken wordt over "het win
keltje op de hoek" - dat gezellige buurtwinkeltje, waar we weleer, in de enge ruimte van enkele vierkante
meters, alles konden krijgen wat er nu in de supermarkten zo breed is uitgestald: suiker en zout, thee en
tabak, pinda's en petroleum, kaas en kaneel, nou ja, noem maar op. Op deze foto's een prachtig
voorbeeld van zo'n echt buurtwinkeltje met allemaal reclameborden aan de muur en verschillende
getuigenissen van de properheid van de vrouw, die het dreef. De plaatjes zijn in 1934 gemaakt en wat we
hier zien was het winkeltje op de hoek van de Kalvergloppe en de Boterhoek; de handkar staat in de Kal
vergloppe en de fiets staat in de Boterhoek. Er is nu niets meer over van dit alles - waar we dit kleine
stukje romantiek eens konden vinden staat nu het massieve gebouw van het Rijksarchief.