DAGVAARDING FOUT: VRIJGESPROKEN KINDEREN VAN DE RAMSTRAAT DAMES KRANSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN "Wat is hier anne hand?" vraagt Janke, die as eerste binnenkomt voor het traditionele kaartmid- dagje. "Is't feest weest bij jou, Hinke, wat hewwe jou daar een mooie bloemen staan". "Ja, ik was maandag jarig en die bloemen he'k van mien klein dochter kregen, violieren, wat ruke se lekker, nou? Ik bin een en zeventig wudden, dus nou bin'k ai in mien twee en zeven tigste, wat een oud wiefke nou?" "Och meens, daar wist ik niks van, nou nog wel gefilsteerd hoor, volgende keer nim ik wel wat voor jou met". De andere dames komme oek binnen en de ach's en de o's binne niet vanne lucht vanwege die mooie bloemen. So. daar sitte se dan weer, de kaarten wudde skud, de knipkes gaan open, de nutskes rugele over de tafel en hier en daar sit er selfs een halve stuver tussen. De eerste winst is voor de jarige en iedereen is er tevreden met. Wiete is de eerste, die de span ning breekt. "Wat binne er een meensen doad he, vanwege die Spaanse griep. Ik hew al lezen van twee en veertig duzend. Ik bin mar blied, dat ik elke avond een hete citroen met een bran- dewientsje nomen hew. As't niet helpt is't toch wel lekker". "Jou wudde so een heel drank orgel, Wiete, er wudt al genoeg sopen, su 'k so segge "Ja meensen, het is gruwelijk met die drank. Mien kleinkinders binne fanne blauwe knoop, da's mar goed oek. Hun vader is al es op een handkar thuusbracht en de buurtkienders mar skreeuwe: "Hij het de bok an touw, hij het biet, om je doad te skamen". "Seg Janke, dit is al het derde spultsje dat je winne, het gaat mar goed met jou, nou?" "Mutte jimme nog een kopke thee? Ik hew er nog een stuk kjellepoat bij". Smoek sitte te kaarten. De thee met de kjellepoat smaakt mar best. "Se wille Wobke inne werkver- skaffing hewwe" seit Janke, "nou mut het niet raarder wud de, een handelsman in vee. 't Is toch te gek nou". "Kan ie oek niet meer naar Am sterdam om de mooie meiskes te bekieken". "Een rare wereld teugenwoor- dig" seit Hinke en mar singe: acht uur, gien langer arbeids duur". "Nou, nog een potsje kaarten, dan mut ik weer op huus an, we ete hete bliksem en dat staat mie wel an". "Wat is sun middagje toch gauw om, niet. Tot de volgende keer mar weer". Enne Rozema Deze buurtfoto van de Ram straat, omstreeks 1926 ge maakt, ontvingen wij van de nu in Bloomery in Virginia wonende mevrouw Nine de Groot-Koke en zij schreef er het volgende bij: "Ik herinner me nog verschillen de mensen, die er op staan. Bo venste rij van rechts: buurvrouw Wijnands, onbekend, mevr. v. d. Wal, zij woonde te genover ons naar de Schape straat toe; naast haar mevr. Schaafsma, zij was getrouwd met oom Tom van onze Pietsje en woonde ook tegenover ons, maar aan de andere kant. Naast haar mevr. Coehoorn uit het huis waar later de Kemp's woonden. LEUKE VESTJES Dan Grietje, dochter van buur vrouw Wijnands; en Jo Stek. De andere twee meiskes zijn waar schijnlijk de oudste dochters 'Van Maurik', zij woonden in het bovenhuis aan de andere kant van de Schapestraat. Vrij kort, er waren vijf dochters. De 3 jong- sten staan in de middelste rij, Cobi de oudere en Aukje naast mij. Ze hebben zulke leuke ves tjes aan. Aukje en ik waren toen dikke vriendinnen. Toen ze op reis gingen naar Amerika moest ik gedag zeggen: mijn vader had cadeautjes gekocht voor de meiskes. Het was een heel ver drietige dag. Zus en Aukje staan voor mij, Aukje op haar knietjes. Daar weer naast Afke en Trijntje Schaafsma. Ik denk dat dat meisje met de grote hoed in het midden de dochter van mevr. Coehoorn is: ze waren nogal deftig: ik geloof dat de dochter Dora heette. Ook Doortje Stek moet er op staan. Doortje schreef me en ik ben haar brief kwijt; jammer, nu kan ik haar niet antwoorden. De kinderen links op de foto zijn totaal vreemd; ze moeten zo maar op het plaatje gewild heb ben, misschien uit een andere straat of van helemaal verder op. Dat waren mooie zomers. Alle dagen scheen de zon en de zomers duurden zo lang. De zon ging nooit onder, het werd alleen maar een beetje schemerig, 's Avonds mochten we heel lang buiten spelen, verstoppertje vaak, of sta-bal. Overdag speel den we winkeltje: boterbloem blaadjes was boter, en de made liefjes suiker. Elke maand hadden we een ander spel: hoe wist iedereen opeens, dat dit de maand voor knikkers was en de volgende maand kwam iedereen met een springtouw en dan weer toppen. Die toppen: öf een zwiepkes-top, öf een zet-top. Dat waren je vriendjes. Je droeg ze altijd mee in je mantelzak en voelde je nooit alleen. Net als de zomer toen iedereen een dekseltje van blik achter zich aantrok: een gat in het mid den, een touwtje er door en het ding rolde achter je aan. Mijn hondje was voor weken mijn beste vriendje het liep met mij de hele stad door. En dan kaatse-ballen: we waren echte 'juglers', soms met drie of vier ballen tegelijk. "Kaatsebal ik heb je al". En touwspringen: de dubbele: "hoeveel kinderen zal ik krijgen", en Boer, koning, kei zer. majoor". "In spring de bocht gaat in", en oneindig meer. "de oversteek-spelletjes": "wie vaart mee naar".en de rijspelletjes" Groene zwanen, witte zwanen", en "een emmer tje water halen. Hinkelen was een geliefkoosd spel op de grote weg: er waren geen auto's, soms een fiets. Zel den was je in de weg. We maak ten lange hokken, wel: twintig. En 's winters leerden we schaat senrijden op de slootjes langs het Kalverdijkje: sommige klein tjes achter een stoel. En dan die laatste winter van 1929, voor dat onze kinderjaren verdrongen werden door de depressie en de werkloosheid van de dertiger ja ren: de winter begon laat, maar was zo koud en duurde zo lang: we konden op de stadsgrachten schaatsenrijden, zelfs onder de pijpen door. Er stonden tentjes op het ijs en we kochten "ge- zondheidssteken" (om je nek te breken). VERDRIETIGE NOOT De enige verdrietige noot was, toen we ons prachtig ijskasteel moesten afbreken. Het was zo groot, we konden er in wonen. Onze moeder gaf ons een kleed je om binnen op te zitten en een kaarsje: dan mochten we er een poosje in als het donker werd. Maar het was in de weg toen Grietje Wijnands trouwde: het moest plaats maken voor het trouwkoetsje. We waren toen nog te jong om dat romantisch te vinden". (Vervolg van pag. 1) in kon kijken, waarschuwend riep: „Pliesje!" Direct werd de bal weggemoffeld, waarna de agent passeerde en te voet in de richting van de Tuinen ver dween. 'Nummer 87' zeiden we tegen elkaar - alle agenten hadden toen nog een nummer, zichtbaar op hun kraag. Niet zodra was hij uit het zicht verdwenen of we hervatten ons handbalspel, terwijl vrouw Hoge- ma ons gedoe grimmig bleef aankijken vanuit haar kamertje. Maar wat zal zij zich verkneu keld hebben, toen daar plotse ling 'Nummer 87' weer ver scheen, nu komend uit het Droevendal! Er viel voor ons niets meer te redden - we waren er gloeiend bij. Wel zetten we het allemaal op een lopen, maar enkelen van ons hadden hun jassen en tassen vergeten en de dienaar van Hermandad was wel zo kien om zich er voor te posteren - toen de grootste durf al het waagde zijn spullen op te halen, moest hij eerst al onze namen opgeven. Daarna werd hij door 'Nummer 87' opgebracht naar het politiebureau aan het Hofplein. Wij en nog veel meer belangstellenden er nieuwsgie rig achteraan. Een paar weken lang zaten we daarna in de puree en nadat we ook al op een woensdagmiddag op het politiebureau hadden ver toefd, dienden we op een mor gen om tien uur te verschijnen op het Kantongerecht. Waarschijnlijk vielen we daar iets te luidruchtig binnen, wat de barse deurwaarder Van der Woude de historische woorden ontlokte: ,,Zeg, snotneuzen, je komt hier niet voor je plezier!" Omdat ze wellicht dachten „op geruimd staat netjes" werden we het eerst 'geholpen' - wij dus met z'n allen de zittingzaal in. We troffen daar de kantonrech ter Tysma, een echte kinder vriend, die begon met ons netjes naar grootte in de rij te zetten, ledereen wilde het woord voe ren, maar de heer Tysma zei: „Jij bent de kleinste, vertel jij het maar" - en die kleinste was Piet de Boer. Nu stond er in de dagvaarding als gepleegd delict 'Voetballen op de openbare straat', maar toen de kantonrechter van Piet hoorde, dat we niet gevoetbald, maar gehandbald hadden, sprak hij ons op staande voet vrij! 'Nummer 87' had ook nooit ge vraagd, wat we precies hadden gedaan - hij had kennelijk maar aangenomen, dat we voetbal den en daarmee was voor hem de kous af. Opgelucht gingen we dus naar school terug en toen we niet Kantonrechter Tysma kindervriend. lang daarna 'Nummer 87' weer voorbij zagen gaan, schreeuw den we in koor en uit volle borst: „Lekker mis!" Schoonhoven C. F. Hofstede

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 8