OP VERLOF NAAR HOLLAND HARTELUST IN ROMKESLAAN pagina 6 Otto Lenk, Oostenrijker van oorspong en 'Rijksduitser' geworden door de 'An schluss' van zijn geboorte land bij Duitsland (zeg maar: Oostenrijk werd door Hitier geannexeerd), verblijft nog steeds aan het overigens rustige Finse front. Hij hoopt met verlof naar zijn vrouw in Leeuwarden te kunnen gaan. Het was augustus geworden en ik zou volgens het schema, dat daarvoor werd gehanteerd, met verlof naar huis mogen. Met zo'n vooruitzicht begon je weer op te leven, maar de vreugde duurde maar kort, want ik werd overge plaatst naar de gevechtsbatterij, waar ik volgens de papieren bij hoorde. Dus moest ik verhuizen. Toen ik mij op het nieuwe adres meldde, vertelde ik dat ik met verlof zou gaan en het antwoord was:Er zijn nog tachtig voor u." Belangrijk is, dat ik totaal ontred derd was, maar als marionet heb (Vervolg van pag. 4) Ja, we hebben heel wat afge zworven. De Huizumerlaan, achter het kerkhof langs, voorbij het zwembad en langs het Juf- fersreedsje en dan kon de Boxu- merdam en Schenkenschans er ook nog wel even bij. Lopend naar Tietjerk en fietsend over Suameer, Bergum, Nije- gaasterhoek naar Wartena en Warga. En 's avonds de Canter- landen om. Je kon veel genieten voor niks en ik denk er nog vaak aan terug. Ook uit mijn kindertijd herinner ik me, dat we zondagsavonds de Kanaalweg uitliepen om de ple zierboten te zien binnenkomen. De advocaat Hepkema had toen pas zijn nieuwe salonboot en die werd meestal afgewacht. Het was dan een gezellige drukte en er ii pen veel buurtgenoten. O we liepen 's avonds nog even de looie laan langs de Willem Lodewijkstraat met de brede berm, waar ik dan bloemen en blaadjes zocht en dan langs de Emmakade met z'n scheepjes terug. Ik ben blij dat ik dat be leefd heb. Amsterdam Mevr.Y. Siccama- Velsen heeft de Prinsentuin in het leven van de Leeuwarders een geheel andere betekenis gehad dan nu. Er werd geregeld, op zaterda gen, in de tuin geconcerteerd en dan kon het er, rond de vijver, waar vaak kaarsen brandde, stampvol belangstellenden zijn. Voor het uitgaande Leeuwarden was de Prinsentuin toen nog de grote ontmoetingsplaats. je niets te zeggen en moet je weer zien klaar te komen met je teleurstelling. Mijn nieuwe be huizing was bedroevend: een hok onder de grond naast het kanon, dat stond op een heuvel met zo steile wanden dat je met een ladder omhoog moest klau teren. Door de inheemsen werd deze nederzetting de "Idioten- heuvel" genoemd. We hadden het uitzicht op de electrische centrale en de rivier Patsjokki stroomde beneden langs de heuvel. Ik kreeg een gat in de grond met een raam aan de kant en een golfplaten dak toegewe zen als werkplaats, waar ook de schoenmaker werkte. Er was werk genoeg voor mij en daarom hoefde ik niet aan exercities mee te doen. Wel moest ik nu en dan op wacht staan bij het 8.8. cm kanon. Ik kreeg een verrekij ker en moest opletten of er vijan delijke vliegtuigen naderden. Dat was voor mij onbegonnen werk, want ik had daar helemaal geen kijk op. We hadden in het begin wel les gehad in het her kennen van vliegtuigen, maar daar had ik geen interesse in en dus had ik er niets van onthou den. Met de verrekijker bespiedde ik de omgeving: de vogels en de eenden in de rivier en de einde loze bossen om ons heen. Er liepen op de van boomstammen gemaakte omheining ook won derlijke kevertjes met voelsprie ten van wel tien centimeter. Rondom het kanon waren hoek jes gemaakt met daarachter aar den wallen voor bescherming. In die hokjes stonden de projectie len voor het kanon. Er waren twee soorten: één voor vliegtui gen en één voor tankafweer. Als er luchtalarm was, dan moesten ik en ook de schoenmaker die dingen aangeven, want dat ging op secondencommando's. OPSCHUDDING Op een keer was er luchtalarm; heel hoog vloog een verken ningsvliegtuig over. Er werd ge schoten en wij moesten de pro jectielen aangeven, maar omdat we niet geoefend waren pakten de schoenmaker en ik wat voor het grijpen lag, met als gevolg dat vijftien kilometer verderop, op het Duitse vliegveld plotse ling tankgranaten uit de lucht kwamen vallen en op de grond ontploften. Dat gaf natuurlijk een hele opschudding en toen bleek dat we de verkeerde granaten hadden aangegeven. Toen ik nog bij de staf werkte, kregen we een nieuw meisje voor het sokkenstoppen. Ze had op het vliegveld gewerkt en sprak vloeiend Duits, wat ons zeer verbaasde. Na een tijdje kwam ze bij de Idiotenheuvel vragen of ze bij mij op het atelier kon werken. Zij is niet bij mij gekomen en werd beneden op gevangen door de twee koks, die er een prettige avond van maakten. Maar daarna sprong dat meisje in de Patsjokki om zich te verdrinken. De koks had den de grootste moeite om haar uit het water te halen. Later is gebleken dat zij voor de Russen spioneerde en een andere om geving moest hebben omdat de Finse veldpolitie haar zocht. Het eten was slecht; als het werd gebracht, dan roerde een van de soldaten altijd even in zijn keteltje, zei "watersoepje" en gooide de inhoud buiten over de rand van de heuvel. Hij leefde alleen van het brood dat wij kre gen. Ik had een zakje met kalk en vitaminetabletten aan mijn vrouw gevraagd en kreeg dat toegestuurd. Daar deed ik altijd wat van in mijn eten, lekker of niet, want ik wilde zien deze tijd gezond door te komen. Voor de afwisseling werden wel eens paddestoelen gezocht in het oerwoud. Een van de mannen had daar wel verstand van en hij was bovendien een echte woud loper. Ik moest een keer met hem mee om te zoeken. Ik vond niet zo veel, omdat ik steeds op de gids moest letten en die liep als een haas. Maar ik had voor mezelf maatregelen getroffen om op de terugweg in de rivier te kunnen vissen. Normaal mocht ik het kamp niet uit, want ik moest voortdurend paraat zijn in geval van luchtalarm, alhoewel dat vrijwel nooit gebeurde. Bij de rivier gekomen, ging ik vissen en mijn gids liep naar het kamp. Ik voelde mij even bevrijd en genoot er van. En ik ving ook nog een forel. Maar toen ik in het kamp terugkwam, werd ik min der prettig ontvangen. De koks zeiden dat ik voor straf mijn pad destoelen zelf panklaar moest maken, want ze hadden de an dere van mijn maat al bereid en wilden niet voor mijn plezier op nieuw beginnen. We kregen soms ook wel eens een blikje conserven of een pak je roggebrood, maar dat at ik nooit op. Ik bewaarde het in een doos voor het geval dat ik er tussenuit wilde piepen. Ik had ook een burgerl^ostuum bij mij en verchillende gereedschap pen. Als het nodig zou zijn, dan kon ik zo de heuvel afklauteren en in het oerwoud verdwijnen. Maar dat was gelukkig niet no dig, want op een dag werd ik bij de officier ontboden. Hij vroeg mij of ik wel een burgerkostuum kon maken, want hij had een lap stof. Ik vertelde hem dat ik cou peur bij een grote zaak was en dat ik altijd dit werk deed. Nu wil de hij graag dat ik een kostuum voor hem zou maken en daar had ik niets op tegen. Ik moest er ook voering en de benodigde fournituren bij hebben, maar die had hij niet. Ik zei dat ik daar wel voor kon zorgen als ik met verlof naar huis kon gaan; daar kreeg ik ze wel van mijn werkgever. Daar ging hij op in en kort daar na mocht ik met verlof. Ik teken de alle daarvoor nodige verkla ringen, want het ging mij er alleen om weg te komen, want ik had er geen enkele behoefte aan de Duitsers in hun oorlogs voering ter wille te zijn. Het was oktober geworden en toen kreeg ik mijn verlofpas, maar ik moest zelf maar zien hoe ik thuis kon komen. O.Lenk Van onze abonnee mevrouw Kruythof-Bouma te Groningen ontvingen wij deze foto, die een vijf en vijftig of zestig jaar geleden is gemaakt in de Romkesiaan bij de gebouwen van Harteiust's Ijzerhandel. De vader van mevrouw Kruythof, A. Bouma, was in die tijd magazijnmeester bij Hartelust - hij staat op de achtergrond in de deuropening met pet op en stofjas aan. De namen van de andere heren, die op de foto voorkomen weten we helaas niet.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 6