KOBES KROEGJE 1 MLINL MfANIÜJL "Mijn eeuwige pech? Wordt het gezellig, dan moet ik weg" £keu warden. VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEENpagina^ Cfmuwiïidm-atfaja.tff uma hét... DE KINDERSPELEN "U hebt er te veel postzegels opgeplakt, mevrouw". "Och heden, dan hoop Ik mar dat se het niet te ver weg sture. DENOORDERWEG bet samenviel met één der initia len van het kind op wiens hand ze tikte dan moest ze naar de verlospaal rennen, waarbij ze getikt mocht worden. Wanneer ze b.v. bij Bijtske Jong- ma de J moest tikken, mocht Bijtske haar aftikken, maar pas wanneer ze op haar hand getikt was. Lukte het dan mocht Bijts ke op de handen tikken. Ze ging dan verder met het ABC en op de plaats waar het vorige kind afgeraakt was. Het was een spel dat veel con centratie vereiste en dat erg spannend was. B 3 We komen uit het Moren land. (beroepen of handelingen raden) De kinderen stonden op een rij met hun rug tegen een muur of hek. Er was een verlosplaats aange wezen. Twee meisjes hielden elkaar bij de hand vast en terwijl ze beur telings voor- en achterwaarts lie pen zongen ze: We komen uit het Morenland en hebben zwarte oren, de zon, die heeft ons zwartgebrand en daar om zijn wij Moren. De andere kinderen vroegen: „Wat is uw ambacht?" De beide meisjes beeldden dan een beroep of bezigheid uit, die ze van te voren hadden over legd. Wie dacht het te weten riep de oplossing en probeerde één of beide 'Moren' te tikken. Wie af getikt was, ruilde van plaats met degene die haar geraakt had. B 4 Boodschappen raden, (door jongens en meisjes) De kinderen stonden voor de etalage van een kruidenierswin kel. Er was een verlospaal aan gewezen. Eén kind begon en noemde de beginletter van een artikel uit de etalage. Wie het dacht te weten riep de naam van het artikel en mocht dan proberen de ander te tikken terwijl die heen en weer naar de verlospaal rende. Werd diegene afgetikt dan mocht de ander een letter noemen. B 5 Hansje, mijn knecht. De meisjes stonden op een rij met hun rug tegen een muur of hek. Eén meisje stond er voor en was 'mijnheer'. Er was een verlospaal aangewe zen. 'Mijnheer' wenkte één van de meisjes: „Hansje, mijn knecht!" Het meisje ging bij haar staan. „Wat blieft u, mijnheer?" Mijnheer gaf dan allerlei op drachten, zoals kolen scheppen, schoenen poetsen, ramen lap pen, die door Hansje in gebaren werden uitgevoerd. Wanneer mijnheer echter zei: „Maak dat je weg komt!" moest Hansje naar de verlospaal rennen, waarbij mijnheer haar trachtte te tikken. Lukte dit, dan mocht mijnheer een ander Hansje kie zen. Werd Hansje niet getikt, dan mocht zij mijnheer zijn en een andere knecht aanwijzen. Zwolle, Mevr. K. F. Jongbloed-Smit (Vervolg van pag. 1) B. AFTIKSPELLETJES (bijna uitsluitend door meisjes) B 1 Handsjeklap. De kinderen stonden op een rij met hun rug tegen een muur of hek. Een straatbreedte verder was een 'ferlos', liefst een lan taarnpaal. De spelers hielden hun handen op met de palmen naar boven. Eén meisje liep er voor langs en gaf een tikje óp ie dere hand. Tikte ze echter ónder tegen een hand dan mocht die speler proberen haar te tikken terwijl ze naar de verlospaal ren de. Werd ze geraakt dan moest ze in de rij gaan staan en mocht de ander op de handen tikken. B2ABC De kinderen stonden op een rij met hun rug tegen een muur of hek. Een straatbreedte verder was de verlospaal. De spelers hielden hun handen op met de palmen naar boven. Eén kind liep er voor langs en gaf een tikje op iedere hand ter wijl ze aftelde: 'A-B-C-D-enz.' Wanneer een letter van het alfa-

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 5