MEER DAN HONDERD BEURTSCHEPEN IN DE LEEUWARDER GRACHTEN T KLEIDE KKAH7SJE Hè je d LUGUBER VOORVAL OP VAKANTIETRIP TUSSEN 1930 EN 1935 EEN KLEINE KEUS UIT 'N KWARTEEUW KLEINE KRANTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 Tussen 1930 en 1935 kwamen er vrijdags meer dan honderd beurtschippers naar Leeuwarden. Alle kaden in de stad lagen vol stoomschepen, snikken enz. Het was een schouwspel van schoorstenen en masten, handkarren en paard en wagens. Nu - 35 jaar later - zijn er nóg veel schepen in de binnenstad. Maar de meesten doen geen dienst meer. De beurtschippers, die vrijdags naar Leeuwarden komen, zijn op de vingers van één hand te tellen, dat zijn o.a. Duiker uit Grouw, A. en IJ. Kingma uit Birdaard, Postma uit Eernewoude. Dan moet er nog deze restrictie bij, dat de laatste twee alleen maar vee vervoeren per schip. Als jongen van veertien jaar was de heer Duiker al een rasechte zoetwaterzeeman en daarover kan hij vertellen van zijn vader, die nog met een stoomboot werkte en ook op Dokkumer Nieuwezijlen voer en dan meest al de visvrouwen meenam naar de stad. Over al die belevenissen zou een boek te schrijven zijn! De heer H. G. Duiker uit Grouw heeft nog wel de meest fre quente dienst op Leeuwarden. Tweemaal in de week steekt hij in de St. Pieterplaats van wal en koerst naar Frieslands Kern. 's Maandags vertrekt hij, om dins dags half een weer terug te gaan. Donderdag gaat het idem dito, dan vertrekt hij vrijdags weer naar huis. De heer Duiker bivakeert echter niet in de stad. 's Avonds neemt hij de bus naar zijn dorp en gaat 's morgens weer terug naar zijn boot in Leeuwarden. Deze situatie te kent zeer duidelijk de achter stand van bootvervoer op weg vervoer. In 1923 nam de heer Duiker de dienst van zijn vader over. Het was een bloeiend bedrijf. Er kwam een nieuwe boot, die "Fryslan" gedoopt werd en de dienst Grouw-Leeuwarden werd dagelijks onderhouden. Daar naast waren er nog wel eens sjouwtjes naar Drachten of er zal wel eens een boot vast op het Bergumermeer. Zodoende was er wel eens een dubbeltje tus sen de centen. "Wat was dat een gezellige tijd", zegt de heer Duiker (55 jaar). "Er kon in die dagen nog wel eens een grapje af met je collega's, maar nu zijn er geen collega's meer. Je hielp elkander altijd uit de nood, nu sta ik overal alleen voor. Hulp aan boord heb ik niet. Er zou ook niemand voor te vinden zijn, want het is zwaar werk". Zijn ogen gaan naar de kratten bier, fusten en limonade kisten, die in druilerige regen staan te wach ten op het laden. "Is het renda bel werk?" durven we hem te vragen. Zijn blauwe ogen lichten duidelijk op tussen zijn verweerd en gerimpeld vel. Glimlachend ontwijkt hij de kern van de vraag: "Ik doe er van alles bij. In Grouw hebben we een brandstofhandel en dit maakt voor mij de winters goed. Het vrachtvervoer per boot is eigenlijk seizoenwerk, 's Winters kan het echt niet uit, maar de zomer .maakt weer veel goed. Als we een paar maanden verder zijn is er al weer heel wat meer vracht." Zit er nog wel een beetje toekomstmuziek in de Beurtvaart Grouw-Leeuwar den?" Het antwoord komt gauw. "Als ik er mee uitschei, is er niemand, die het van me over neemt, dat staat wel vast. Weet u wat het is; het eigenvervoer van de bedrijven breekt ons de nek. Ook de vrachtautodiensten zullen het heel wat moeilijker krijgen. Elk bedrijf probeert zijn eigen vervoer te regelen". Hij zegt het zeer beslist, maar deze sombere toekomst van zijn be drijf maakt hem niet meewarig. "Ik zit altijd liever op een boot dan in een auto tussen het steeds toenemende snelver keer, daar ben je je leven niet veilig". De 19 tonner "Fryslan" heeft sinds 1923 al heel wat meege maakt op de "Grouwster wea- gen". Voor de oorlog gingen er vaak passagiers mee en ook wel levende have. Er heeft wel eens een koe vastgebonden gestaan aan de boegspriet en ruim en dek was soms een 'jister' gelijk, vol met schapen en nuchteren kalveren. In die twee uur varen viel er dan soms veel te beleven. Hoofdagent van politie houdt op hoek Peperstraat en Weaze een jonge fietser aan, die hij een moment eerder zag rijden door de voor rijwielen verboden Oude Oosterstraat. Jongeman komt vlot naar de rand van het trottoir en wil best vertellen wie en wat hij is. Gevalletje lijkt met een sisser af te lopen, tot fietser plot seling niet meer weet wanneer hij geboren is en bovendien agent begint aan te manen tot grote spoed: „Vooruit, opskiete, ik hew haast, skrief mie nou mar op, mar vlug een bitsje!" Agent, niet van smoesjes ge diend, trekt met routinegebaar opschrijfboekje en plaatst fiets van overtreder tegen winkelpui, wanneer jongkerel aanstalten maakt er vandoor te gaan. Dat doet hij trouwens toch, maar nu zonder fiets. Moment later komt hij terug en zegt dan ronduit, wat hij van pliesje vindt: „grote suf ferd, grote kl.Fractie van seconde daarna zit agent zélf op die fiets en peddelt ermee in de richting van het politiebureau, nageschreeuwd door de goed van de tongriem gesneden jon geman: „dikke grauwkop, sche le mikmak, ak je weer tref skop ik je dood, fietsedief!" Klein inci dentje in ons goede Leeuwar den, voorjaar 1965. Dezer dagen hoorden wij het lugubere verhaal van een Leeuwarder familie, die tijdens een vakantietocht door Spanje getroffen werd door de ramp van het plotselinge overlijden van een van de gezinsle den, een al bejaarde dame, schoonmoeder van het hoofd van het gezin. Brengt een dergelijke droeve gebeurtenis thuis al veel verdriet en na righeid met zich mee, in het verre buitenland zijn de bijkomstigheden nog veel pijnlijker: het laten overbrengen van een stoffelijk overschot uit het buitenland naar Nederland is geen eenvoudige zaak. De Leeuwarders waren dan ook blij een Spanjaard te treffen, die hen adviseerde om de wet maar te overtreden door zo snel mogelijk met het lijk naar Holland terug te gaan - verpakt in de grote bungalowtent bovenop de auto zou het stoffelijk overschot wel niet door de douanebeambte gevonden worden. Dit laatste bleek inderdaad niet het geval; zonder gecontroleerd te worden kwamen onze stadgenoten met hun auto over de Spaans- Franse grens en omdat de tent nu bezwaarlijk kon worden gebruikt, zochten ze in een kleine provincieplaats een eenvoudig hotel voor de nacht. Maar de volgende morgen al vroeg uit de veren voor het voortzetten van de reis kregen de Leeuwarders de schrik van hun le ven, toen ze op het pleintje voor het hotel wel hun auto aantroffen, maar niet de tent met het lijk - die bleek door dieven te zijn gesto len. Wij zouden dit, voor de betrokkenen, pijnlijke verhaal niet in 't Kleine Krantsje hebben afgedrukt, wanneer wij een jaar of tien geleden precies dezelfde geschiedenis al niet eens eerder hadden gehoord: toen werd de hele auto gesloten met het lijk er in. Als een goede mop, die soms jaren kan sluimeren om dan weer de ronde te doen, blijkt ook dit verhaal zo nu en dan in de zomertijd te moeten circuleren, net als de wonderlijke geschiedenis van het jonge Leeuwarder echtpaar, dat in Italië met vakantie was en kennis had gemaakt met een charmante Italiaan: toen de Leeuwarder heer even een brief zou posten ging die Italiaan er als de wind met auto en echtgenote vandoor. "En" zo zegt dat gerucht dan: "nooit het die ke rel sien vrouw weeromsien.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1986 | | pagina 11