UIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM
'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 13
"Jouw mart sal vanavond niet thuuskomme, buurvrouw. Hij is net
arresteerd.
"Nou, dan mien compelement, want ik had hem krek de straat op-
gooid.
Het had in de eerste jaren van
zijn bestaan nog niet direct het
karakter van een gevangenis,
maar meer dat van „een am-
bachtshuyse", waar ook de ar
men, die zich zelf niet konden
onderhouden in staat gesteld
werden een ambacht te leren,
„sonder krenckinge van hun
eere, goede naam ende faem
Helaas evenwel liepen de za
ken in het werkhuis al heel
gauw „in het wild" en nadat
men al eens opstandelingen
met geeseling had moeten
straffen, werden op een kwade
dag zelfs enkele snodaars erop
betrapt, dat ze het hele tucht
huis in brand wilden steken.
BRAND
is de S van de Strafgevange
nis, waarvan het verhaal moei-
!lijk anders dan verdrietig kan
zijn. Niet omdat deze bijzonde
re inrichting de naam van de
stad Leeuwarden in zekere zin
berucht heeft gemaakt, maar
om het grote verdriet, dat hier
achter de grauwe, sombere
muren geleden wordt - nu al
honderden jaren lang.
Even voor 1600 namen de
klachten over de vele „Ledich-
gangers en sterckke Bede-
laers" zo toe, dat de stedelijke
regering zich gedwongen zag
om „voor al deze Vagabunden
en dit Gheboufte een Tucht-
huys te funderen". Slechts en
kele jaren heeft dit eerste tucht
huis bestaan, want al eerder
hadden Gedeputeerde Staten
besloten een „Generaal Tucht
huis" op te richten voor alle
„straetschenders en het ghe
boufte" van buiten Leeuwarden
dus.
In 1608 kwam dit Landschaps
Tucht- en Werkhuis tot stand
en daarna werd het nieuwe pri
vé tuchthuis van Leeuwarden
afgeschaft.
Maar ook dit Landschaps
Tuchthuis zou geen lang leven
beschoren zijn: na een bestaan
van acht jaar werd het alweer
opgeheven. De behoefte aan
een dergelijke inrichting voor
het opvangen van de vele va
gebonden en bedelaars bleef
evenwel bestaan en de aan
houdende klachten van de bur
gerij deed de Staten andermaal
besluiten een Tuchthuis en
Werkhuis op te richten.
In 1661 kwam dit nieuwe tucht
huis tot stand en meteen werd
nu alle bedelarij in de provincie
ten strengste verboden. De be-
Toert mevrouw Boers omstreeks 1950 deze kaart verstuurde aan Mej. B. Krijgsman, IJsseldijk 160 in Rotterdam, was er
eigenlijk weinig bijzonders op te zien. Want het hotel De Klanderij kenden we toen allemaal. Maar intussen kreeg de kaart een
historische betekenis, want van dit oude hotel De Klanderij staan er nu geen twee stenen meer op elkaar. Ook de kiosk rechts is
al lang verleden tijd.
sturen van de grietenijen en
steden kregen bovendien het
bevel om „alle loye ende ledige
inlandtsche ofte vreemde Bede-
laers, so Mans, Vrouwen als
Kinderen, Vagebonden, Nacht
bidders, Keesjagers, Sweert-
dansers.Nieuwjaerssinghers,
Heydens ende andere diegelijc-
ke, in desen Werck- en de Am-
bachtshuyse over te senden,
om aldaer onderholden ende
een ambacht geleert te wor
den".
Het tuchthuis was in de zuid
oosthoek van de stad gebouwd
tussen twee zijden van de
stadswal en de Keizersgracht
en ten oosten van het Blokhuis,
waarmee het verbonden werd.
Honderd jaar later, in 1754, op
een donkere novembernacht,
kwam het tuchthuis inderdaad
van voor tot achter in brand te
staan. Het was een verschrik
kelijke ramp, waarbij verschil
lende gevangenen omkwamen
in de vlammen en de brand
weer geheel machteloos stond.
Van het eerst zo grote en
hechte gebouw bleven slechts
de muren over.
Het volgende jaar herrees het
tuchthuis uit zijn as en niet lang
daarna zou dit nieuwe gebouw
aan een groot brandgevaar ont
snappen. Toen toch zagen
twee vrouwelijke gevangenen
kans brand te stichten op de
turfzolder van het oude Blok
huis, maar door tijdig ingrijpen
kon voorkomen worden, dat het
gebouw opnieuw in vlammen
onderging.
Eerst hadden de vrouwen in
het kozijn van hun cel een gat
gebrand, waardoor ze een ijze
ren tralie konden verwijderen.
Toen kroop een van de vrou
wen met een potje gloeiende
kolen door het gat, lichtte enke
le dakpannen van de turfzolder
en wierp het vuur op de turf.
Spoedig sloegen de vlammen
uit het dak, maar nu ontdekten
de bewaarders de brand zo
snel, dat zij konden ingrijpen
voor het vuur zich een weg vrat
naar de andere gebouwen. De
beide vrouwen slaagden er dan
ook niet in te ontvluchten en de
vrouw, die de brand op de turf
zolder had gesticht, werd er
ferm voor gestraft: met gese
ling, brandmerken onder de
galg en tien jaar gevangenis
straf.
GEVANGENIS
In 1821 werd het Huis op Op
sluiting en Tuchtiging tot een
van de grootste gevangenissen
van het hele land bestemd en
in de daaropvolgende drie
kwarteeuw vonden er op het
grote terrein tussen Blokhuis
plein en Keizersgracht herhaal
delijk verbouwingen plaats.
De gracht langs de gevangenis
werd doorgetrokken, zodat het
gebouw geheel geïsoleerd
kwam te staan en de restanten
van het oude Blokhuis verdwe
nen na twee spectaculaire ont
vluchtingspogingen binnen de
tijd van een jaar.
Bij de ene poging maakten een
aantal gevangenen een gang
onder de grond door naar het
toen nog bestaande klerende-
pot, waar ze zich keurig ver
kleedden voor ze hun vlucht
voortzetten; bij de andere po
ging lieten ze zich zakken
langs een touw en kregen zo
hun vrijheid terug.
Eerst na een geweldige klop
jacht, door honderden burgers
en boeren met hooivorken en
zeisen bewapend, werden de
vluchtelingen achterhaald en
naar Leeuwarden terugge
bracht. Een van de arrestanten
zag toen kans uit de trekschuit
in het water van de Bonke te
springen, waarna hij door ver
drinking om het leven kwam.
Tussen 1870 en 1876 werd vrij
wel de gehele gevangenis ver
nieuwd en na de verhuizing
van het Huis van Bewaring van
de Kanselarij naar het gevan
genisterrein zou ook het cellu
laire gedeelte nog een grondige
uitbreiding ondergaan.
Zo kennen we de Bijzondere
Strafgevangenis en het Huis
van Bewaring nu nog: als oude
en verouderde gebouwen.
Maar.er wordt intussen aan
de Holstmeenweg een nieuwe
gevangenis gebouwd, waarvan
de voltooiing nadert.