POEPETSJE SMEDING WAS "TKLEIHE In een vorig Kleine Krantsje zijn enige herinneringen opgehaald aan de pianostem mer „Poepetsje" Smeding, een wel heel bijzondere figuur uit het oude Leeuwar den, die stellig velen zich zullen herinneren. Hij moet een uitstekende vakman zijn geweest, maar daarbij ook een uitgesproken ,,apatteling". Tientallen jaren heeft hij met zijn vrouw Alberdina Buwalda in de Vierde Klanderijdwarsstraat gewoond op nummer 16. Hij was geboren in 1870 en het was na de oorlog, dat hij overleed. Hij droeg de welluidende voornaam van Sybelius, maar niemand kende hem zo - iedereen sprak van 'Poepetsjeen zelfs werd hij ook wel als 'Poepkeaangeduid. Van onze abonnee de heer F. P. Poortvliet te Epe ontvingen wij naar aanleiding van het ge schrevene over deze Poepetsje de volgende brief. "Smeding kwam tweemaal per jaar bij ons thuis de piano stemmen. Voor ons als kinde ren was het bere-interessant om hem aan 't werk te zien. Achteraf kan ik alleen maar zeggen, dat hij z'n vak met lief de en verve en met grote kun digheid uitvoerde. Voor ons was echter het toppunt van za ligheid het moment, waarop het werk klaar was, want dan werd, al improviserend, het instru ment beproefd. Wat was die man een virtuoos. Als daarna het moment van afrekenen kwam kreeg hij, behalve het honorarium, van mijn moeder een kop koffie met koek. Wij konden wachten op zijn stereo type antwoord: "Mevrouw, U maakt er een feest van", 't Was niet geheel wederkerig, want dankzij zijn gebit, of liever dankzij het grotendeels ontbre ken van z'n gebit, sopte hij de koek en dat ritueel kon mijn moeder slechts matig waarde ren. Nu de naam. Op een of andere manier meen ik, dat hij L. (Lambertus of Lammert) Sme ding heette. In mijn herinnering woonde hij ergens achter de Klanderij. POEPERTSJE Wij noemden hem (onder el kaar) Poepertsje Smeding en daar is m.i. een goede reden voor. De heer Looyenga heeft een bijna complete beschrijving van Smeding gegeven. Er ont breken twee dingen aan, nl. broekklemmen aan de broeks pijpen en handkappen aan het stuur. Waarschijnlijk ten gevolge van de totale uitrusting, stapte Smeding niet op zijn fiets, nee, hij "besteeg" zijn rijwiel. En was hij eenmaal gezeten, dan fietste hij niet, hij bewoog zich voort. Stijf rechtop, met z'n kontje of poepert gepronon ceerd naar achteren wijzend. Hij was op de fiets een indruk wekkende verschijning. Hij was 't ook, wanneer hij in genoem de outfit bij ons aanbelde. Maar als hij in de gang zich uitpelde dan bleef er een dun, mager manneke over, zeer vriendelijk, zeer correct en voorkomend, zonder echter nederig te zijn. Smedings komst was voor ons een feest." Onze abonnee de heer Th. Et- tema te Rotterdam haalde zes tien jaar geleden ook al herin neringen op aan Smeding, de pianostemmer. Hij schreef ons toen het volgende. „Ik las in uw blad iets over Poepke Smeding. Dat was een alleraardigste man. Hij heeft ja renlang piano gespeeld op de zaterdag- en zondagavonden bij mijn vader (de heer Ettema Gr. Schavemek 13) in de ach terzaal tijdens de balavonden. Poepke kon fantastisch mooi vertellen en als jongen heb ik daar vaak naar geluisterd. Op muzikaal gebied was Poepke een veelzijdig ontwikkeld man. Toen de jazz-muziek haar intre de deed, vertelde Poepke mij dat hij jaren geleden al een jazz-drumstel had vervaardigd, dat gedeeltelijk electrisch en door hem zelf werd bespeeld. UITVINDER Het geheel bestond uit een kompleet drumstel en inge bouwde viool, bespeeld door een over draaiende schijven gespannen snaar, een fluit, een pianola en weet ik veel. In zijn eentje bespeelde hij dus dat hele instrumentarium. Hij wets de uitvinder en de bespeler zal ik maar zeggen, het juiste woord weet ik niet. Een profeet wordt in eigen stad niet geëerd en daardoor kreeg het niet de belangstelling die het verdien de. Poepke vertelde verder: Voordat de zakbatterij en de zaklantaarn bij het publiek be kend en in de handel waren, had hij zijn batterijen al zelf vervaardigd. Hij had, wanneer hij 's avonds laat van zijn muzi kaal optreden thuis kwam, maar bij stil mooi weer ook wel op weg naar huis toe zijn pet met grote oorkleppen verwis seld voor een hoge hoed. In die hoed had hij een rij batterij lampjes gemonteerd, de batterij had hij in zijn zak. Kwam hij dein een late wandelaar tegen of soms een stel fuifnummers, dan schakelde hij zijn hoedver-

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 8