'TKLEIHE KRAHTSJE HIER WORDEN MEINEDEN GEPLEEGD" RIEP PIETZONDERNAAM HIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM DE BRANDSTICHTING AAN DE TUINEN Jï VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 13 Vóór Jan Zondernaam voor het Gerechtshof terecht zou staan, moest broer Piet Zondernaam, 49 jaar en koopman van be roep, terecht staan voor de rechtbank te Leeuwarden op beschuldiging van het uitlokken van meineed. De opperman Bouwstra vertel de als getuige in deze zaak, hoe Zondernaam hem herhaal delijk had gevraagd de recht bank te vertellen, dat hij en niet de verdachte Jan Zondernaam de brand had gesticht door aan de draad te trekken. Tenslotte had Zondernaam Bouwstra nog eens opgezocht in een laatste poging zijn broer uit de moeilijkheden te helpen. Terwijl hij nog bezig was Bouw stra te overreden, kwam een kennis van deze, de timmer man Timstra, het woninkje bin nen. In de gang hoorde hij, hoe Zondernaam in de woonkamer vurig pleitte voor de belangen van zijn broer. "Het koste wat het kost, maar mijn broer met gered worden", zou Piet Zondernaam hebben gezegd en: "de grond begint ook mij onder de voeten te branden". Later zag Timstra, die zich bij het horen van deze woorden op de achtergrond hield, de verdachte de woninkje verlaten. Piet Zondernaam wilde desge vraagd niet ontkennen, dat hij met Bouwstra over de mogelij ke oorzaken van de brand had gepraat. Maar wat de getuigen Bouwstra en Timstra nu vertel den was gefantaseerd. Na het vaderlijk advies van de rechter Mr. H. J. van Maanen om z'n houding na het horen van deze getuigen nu maar te veranderen, antwoordde de verdachte: "Goed, dan is mijn zaak maar verloren, maar hier worden meineden gepleegd!" INCIDENT Op dit moment ontstond er een incident in de zaal. "Heb ik dan ook een meineed gepleegd?" vroeg de getuige Timstra fel, terwijl hij dreigend tegenover de verdachte ging staan. En - met een verbeten trek om de mond - voegde hij de verdach te toe: "Ik heb mijn moeder niet vermoord!" In het hieropvolgen- de tumult liet de president de getuige Timstra door de parket wachter de zaal uitzetten. Toen Pieter Zondernaam met Bouwstra geen zaken had kun nen doen, wendde hij zich tot de los-werkman Werkstra, die nu voor de rechtbank verklaar de, dat hij met de valse verkla ring een tientje had kunnen verdienen. Ook hij zou zijn me dewerking aan Zondernaam geweigerd hebben. De Officier van Justitie achtte het tenlastegelegde op grond van de getuigenverklaringen bewezen en vroeg een gevan genisstraf van twee jaar. De verdediger, Mr. M. Koopmans, meende evenwel, dat zijn cliënt geen strafbaar feit had ge pleegd. Hij concludeérde tot ontslag van rechtsvervolging. Op 24 januari 1940 sprak de rechtbank het vonnis uit en ver oordeelde Piet Zondernaam tot een gevangenisstraf van een jaar. In hoger beroep voor het gerechtshof te Leeuwarden hoorde Piet Zondernaam een maand later een gevangenis straf van vier jaar tegen zich eisen. Toen het Hof arrest wees bleek de straf evenwel gelijk te zijn aan die, welke de rechtbank hem had opgelegd: een jaar gevang. Tenslotte mocht de Hoge Raad zich nog met deze curieuze zaak bezighouden, maar het beroep in cassatie wees ze af: Piet Zondernaam zou z'n jaar moeten uitzitten. Hij deed dat in de strafgevangenis in Gronin gen. Piet Zondernaam heeft de in- vrijheidsstelling van zijn broer niet meer mogen meemaken. Hij overleed in de oorlog in het inmiddels herbouwde pand in de Sint Jacobsstraat, dat kort vóór de brand aan de Tuinen door het vuur was verwoest. Hij stierf als een eenzaam man: pas een veertien dagen na zijn dood werd het lijk ontdekt. (Vervolg van pagina 5) Toen de rechtbank de bouw kundige twee weken later in derdaad schuldig bevond en hem veroordeelde tot vier jaar gevangenisstraf, verklaarde de Officier van Justitie onmiddellijk appèl te zullen aantekenen. Ook de verdachte zelf besloot toen in hoger beroep te gaan en op 25 februari 1940 diende de zaak opnieuw, nu voor het gerechtshof te Leeuwarden. De Procureur-Generaal had nu niet minder dan elf getuigen opgeroepen, die vrijwel allen voor de verdachte belastende verklaringen aflegden. De beide bewoonsters van het huis aan de Tuinen vertelden, dat ze toevallig op de morgpn van de brand vroeg waren opgestaan, omdat ze in de stad wilden pro fiteren van de uitverkoop: daar door was de brand ook zo snel ontdekt. Beiden waren door de brandende kamer naar buiten gerend - een andere mogelijk heid het perceel te verlaten zou er niet zijn geweest. De verdachte, die eerst wees op de mogelijkheid, dat de brand was ontstaan doordat er na het schrobben van de zaal in het gebouw op de vrijdag voor de brand water door de betimmering in het kistje met de ongebluste kalk was geko men, voerde verder aan, dat de meisjes wel door een luik in de keuken hadden kunnen krui pen. Maar zowel deze dames als de getuigen Bouwstra en Glastra betoogden, dat nie mand zich door dit luik had kunnen redden. "Wie zich dus bij een felle brand in dat ach terhuis bevindt, is ten dode op geschreven" concludeerde de president. "En" - zich wendend tot de verdachte - "dat wist u, want u hebt er gewoond. Alles zou hebben kunnen afbranden. "Dat had ik mij niet voorge steld," antwoordde de verdach te. "In de Sint Jacobsstraat is dat toch ook gebeurd. Daar is niets overgebleven," vervolgde de president. "Ook hier is een ge weldig gevaar ontstaan, zowel voor die meisjes als voor ande ren." "Ik heb daar niet bij stilgestaan - het is verschrikkelijk," zei de verdachte. "Ik heb nooit aan die meisjes gedacht". "Dat nam u dus op de koop toe," veronderstelde de Procu reur-Generaal, Mr. Viehoff. "Hebt u deze methode al eens eerder toegepast?" wilde de president verder nog weten. "U bent al eerder veroordeeld en u hebt hier al vaker brand gehad - ik vind dit in ieder geval een ingenieus in elkaar gezette brandstichting. Maar u ontkent ten stelligste, dat u de draad hebt doorgesneden - hoe weet u dan dat dat is gebeurd?" "Dat is een spreekfout!" ant woordde de verdachte. "Is de brand in de St. Jacobs straat net zo ontstaan?" vroeg de Procureur-Generaal. "Daar kan ik zo niet op ant woorden, dat is..." stamelde de verdachte. "Een strikvraag," vulde de Pro cureur-Generaal aan om daar na in zijn requisitoir naar voren te brengen, dat het aan om standigheden, niet van de wil van de verdachte afhankelijk, te danken was, dat er geen slachtoffers zijn gevallen. "Een zeer zware straf is hier op z'n plaats," meende de Procu reur, die tenslotte vernietiging van het rechtbankvonnis en voor de brandstichting en de valsheid in geschrifte een ge vangenisstraf vroeg van niet minder dan vijftien jaar. Bij het aanhoren van deze zwa re eis verbleekte de verdachte en schudde hij mismoedig z'n hoofd. Zijn raadsman - Mr. D. H. Okma in deze zaak in hoger beroep - meende, dat er voor de valsheid in geschrifte geen veroordeling kon volgen. "De beschouwingen aan de draad gewijd, zijn niet vuurvast geble ken," zo betoogde hij, "en niet opgehelderd is het duistere punt, hoe de brand is ont staan." Hij vroeg dan ook vrijspraak wegens gebrek aan bewijs en subsidiair een onderzoek naar de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zo het Hof de brandstichting al bewezen achtte. Dit laatste bleek twee weken later inderdaad het geval te zijn: het Hof sprak als zijn over tuiging uit, dat de 51-jarige bouwkundige Jan Zondernaam de brand op de Tuinen had ge sticht en veroordeelde hem tot een gevangenisstraf voor de tijd van zeven jaar. Voor een psychiatrisch onder zoek had het Hof dus niets ge- voeld. Op de dag na de uitspraak van het Hof kreeg de Procureur-Ge neraal een kort briefje van de veroordeelde Jan Zondernaam. Hij vouwde het open en las tot zijn grote verrassing deze be kentenis: "Nu de slag is geval len heeft het voor mij geen zin meer nog langer te ontkennen. Ik heb inderdaad zelf aan de draad getrokken". Jan Zondernaam verbleef ge durende de gehele oorlog in de strafgevangenis te Leeuwar den. In de jaren na zijn invrij- heidsstelling tot zijn dood leef de hij als een eerzaam burger in deze stad - onverdacht van de feiten, die hem in vroeger jaren ten late waren gelegd. Want nooit zou de rode haan meer in z'n naaste omgeving kraaien: na de brand aan de Tuinen was DE WANDELEN DE FAKKEL voorgoed ge doofd! Deze interessante foto van de Oude Veemarkt is zeker een dikke tachtig jaar geleden gemaakt: de boeren en veekooplui die we op het plaatje zien, dragen nog van die vreemde hoge zijden petjes, die we ook kennen van foto's uit de vorige eeuw. De witte panden op de achtergrond zijn de veemarktcafés, die aan het eind van de Langemarktstraat hebben gestaan; waarde fo tograaf stond verrees later de verdieping voorde schapenmarkt.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1988 | | pagina 13