SOULAESVOOR STOKOUDE
GEBREKKIGE EN DOODARME
MENSCHENIN DIACONIEHUIS
'T KLEINE KKANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 5
Hard op weg naar de een en twintigste eeuw valt het voor ons, levend in een tijd
van welvaart, steeds moeilijker een juiste voorstelling te vormen van de bittere
armoede, die er in vroegere eeuwen heeft geheerst. Sociale voorzieningen, die we
nu als vanzelfsprekend beschouwen, bestonden er nog niet, de door ouderdom of
ziekte voor arbeid uitgeschakelde mens was doorgaans overgeleverd aan het lot
van de barmhartigheid. In Leeuwarden deed de Diaconie van de Nederlandse
Hervormde Gemeente al in het begin van de achttiende eeuw prijzenswaardig
werk. Zij bracht "de oude Ledematen" van haar gemeente, die tot armoede verval
len waren, door uitbesteding bij particulieren onder of verschafte hen een dak
boven het hoofd in de rond zeventig kamertjes van de huisjes in de stad, die haar
toebehoorden. Maar wat in enkele andere steden van ons land al was gebeurd,
begeerde men hier ook: een eigen Diaconiehuis, bij voorkeur in het hart van de
stad, waarin men een honderdtal "gealimenteerden"zou kunnen onderbrengen.
Door gebrek aan contanten
bleef de Diaconie lange tijd
slechts verlangens koesteren,
tot er, in maart 1755, een be
kende stadgenoot overleed.
Dat was Simon Pars, "de
schrijver in de Stads Boter-
waage", anders gezegd de in
ner van de Waaggelden en ca
techiseermeester aan het
Nieuwe Stadsweeshuis. Hij liet
de Diaconie een legaat van en
kele duizenden guldens na en
toen kon, op de hoek van de
Grote Kerkstraat en de Bolle-
manssteeg, waar eerst het Hol-
dingahuis stond, het verlangde
Diaconiehuis worden ingericht.
In mei 1759 vond de officiële
opening van dit Hervormde Di
aconiehuis plaats. Na een ver
bouwing in 1931 werd de naam
veranderd in "Rust- en Ver
pleeghuis van de Diaconie der
Nederlands Hervormde Ge
meente Leeuwarden". In 1968
volgde de officiële erkenning
als verpleeghuis en vier jaar la
ter kreeg het rusthuis de naam
De Hofwijck.
Sinds september 1987 zetelt
het Verpleeghuis De Hofwijck
niet meer op de oude vertrouw
de plaats in de binnenstad,
maar in een nieuw gebouw aan
de Dirk Zeperweg bij het Ren-
gerspark.
Ter gelegenheid van die verhui
zing heeft de historicus A. van
der Werf, oud docent Geschie
denis en Culturele en Maat
schappelijke vorming aan de
Pedagogische Academie "Ma-
riënburg", de boeiende ge
schiedenis van de Hofwijck in
het boek "Van diaconiehuis tot
eigentijdse bejaardenvoorzie
ning" vastgelegd.
GROTEARMOEDE
Uit het verhaal van de auteur
blijkt, dat in de tweede helft van
de achttiende eeuw, toen het
nieuwe Diaconiehuis dus begon
met het opnemen van mensen
het aantal armen in Leeuwar
den zeer groot was door het
verval van handel en bedrijf.
De bevolkingsgroep, die ge
vormd werd door wat vaak het
"grauw" of het "gepeupel" of
het "klootjesvolk" werd ge
noemd, moest de personen le
veren, die voor plaatsing in het
Diaconiehuis in aanmerking
kwamen.
De eerste honderd jaar moest
men minstens vijftig zijn om te
kunnen worden opgenomen; la
ter werd de grens naar de zes
tig jaar verlegd. Voor mensen,
die ongeneeselijke gebreken of
kwalen hadden, kon van dat
leeftijdsvoorschrift worden afge
weken.
't Is duidelijk" aldus de au
teur, dat een verzoek tot op
name door de man of de vrouw
in kwestie pas in uiterste nood
wordt gedaan. Men moet mate
rieel aan alle kanten vastgelo
pen zijn, alvorens hiertoe over
te gaan. Als gealimenteerde is
men reeds getekend, maar nog
veel meer door opname in het
Huis. Bovendien is men het
beetje vrijheid dat er nog is ook
kwijt. Eenmaal opgenomen be
paalt een ander, wanneer je
mag uitgaan en binnen moet
zijn, bezoek mag ontvangen,
ter kerke moet gaan en wat je
met enig verdiend geld wel en
niet mag doen."
Kortom, je diende je te onder
werpen aan de regels van het
huis en de praktijk wees uit, dat
dit niet altijd gemakkelijk was.
Botsinkjes met de leiding kwa
men dat ook nogal eens voor
en gevreesd waren de straffen
voor overtredingen: sommingen
mochten tijdelijk het huis niet
verlaten, anderen werden uitge
sloten van voorrechten als het
incasseren van tractaties op bij
zondere dagen. Zelfs kwam het
voor, dat bewoners gewoon op
straat werden gezet - en dan
was het vrijwel uitgesloten weer
in het huis terug te keren.
Een zekere Jan Schat kreeg
toestemming twee weken te
De mannenzaal in het oude Diaconiehuis voor de verbouwing van
1931. Er is nog weinig luxe: kale tafels, harde stoelen, geen
kleedje op de vloer
De oude vrouwtjes in het Rusthuis aan de Grote Kerkstraat. Gezellig theedrinken enkwebbelen
natuurlijk.
gaan logeren bij familie in Am
sterdam. Alles goed en wel,
maar wat deed Jan Schat? Hij
reisde met geleend geld door
naar Brussel, kennelijk ook
toen al een bruisende stad
en hij kwam mooi dronken
in het Diaconiehuis terug. De
volgende dag op het matje ge
roepen bleek hij alweer boven
z'n theewater te zijn en boven
dien gedroeg hij zich nu agres
sief. Over zijn straf behoefde
men niet lang na te denken: er
uit en voorgoed!
Grietje Willems, ook al tuk op
een neutje, beleende een kle
dingstuk en ook dat kon natuur
lijk niet door de beugel. Ook zij
moest er uit, maar men besloot
haar buiten het huis te bedelen,
toch nog een gunst.
Veel meer bewoners konden, in
de loop der jaren, moeilijk de
drank laten staan en kregen
dan in het Diaconiehuis moei
lijkheden. Zoals Wytze Steen
stra en Jentje Gerritsma, die
niet alleen drankmisbruik, maar
ook nog "ongemanierd gedrag
en te laat thuiskomen" verwe
ten werd. De Vader van het
huis strafte de heren zeer mild
met slechts "één dag binnen
blijven", maar dat namen ze
niet en ze noemden het "op
sluiting". Ook in dit geval alle
maal trammelant. Tenslotte
vloog Wytze er uit, maar Jentje
mocht blijven - hij toonde op
recht berouw.
Op een dag in mei 1870 stoof
de Vader van het huis, volsla
gen tegen de regels in, de re
gentenkamer binnen om opge
wonden te melden: "De vrouw
van Klaas Molenaar is dronken
- kom gauw kijken!" Dat deden
de regenten om daarna een af
schrikwekkend voorbeeld te
stellen: vrouw Molenaar kreeg
dertien weken huisarrest, een
jaar uitsluiting van alle feesten
en moest het bovendien voorlo
pig zonder zakgeld doen. Een
jaar later was het potjandorie
alweer mis met vrouw Mole
naar: opnieuw arriveerde zij
min of meer aangeschoten in
het huis. Nu kreeg zij een straf,
die er ook niet om loog: in drie
maanden de deur niet uit! Toen
werd Klaas Molenaar ervan
verdacht zelf voor zijn vrouw
drank in huis te halen. Het kon
wel niet bewezen worden, maar
toch raakte het echtpaar z'n ka
mertje kwijt. Zij kreeg een
plaats in de vrouwenzitzaal en
hij werd verwezen naar de
Treemter - gescheiden dus die
twee.
Slechts vier weken huisarrest
kreeg - wegens herhaalde
dronkenschap - Ulbe Wieringa,
maar die kon dan ook verzach
tende omstandigheden aanvoe
ren! Hij had in 1815 meege
vochten in de Slag bij Waterloo
en op de verjaardag van Ko
ning Willem III hadden bewon
derende vrienden de ouwe
vechtjas op - misschien wel
een beetje te veel - drank ge-
tracteerd.
DREIGENDE WOORDEN
"Al deze gebeurtenissen", al
dus auteur Van der Werf in zijn
boek over het Diaconiehuis,
"hadden steeds een bijeen
komst van alle bewoners tot
gevolg, want straf en uitzetting
werden bekend gemaakt in hun
aanwezigheid. Dan ook werden
er dreigende woorden gespro
ken en werd aan alle mannnen
opnieuw verboden binnen te
gaan in "kroegen, scheerwin
kels en alle huizen waar pu
bliek drank wordt verkocht". De
plaag bleef, 's Zondags naar de
kroeg, dronken tijdens de gods
dienstoefening, van de trap ge
vallen, ruzie met medebewo
ners, stelen en goederen
verpanden om aan geld te ko
men, het was een aaneenscha
keling van elllende. Ondanks
alle straffen bleek het kwaad
niet te stuiten".
Maar goed, dat is nu allemaal
al lang verleden tijd. Het Diaco
niehuis met het karakter van
toen bestaat niet meer. De Hof
wijck, voortgekomen uit de
oude traditie, is als verpleeg
huis op een geheel andere
leest geschoeid. De tijden zijn
veranderd en verbeterd.