!,t kleine krantsje
UT LEVEN OP STRAAT
SESTIG JAAR LEDEN
LEEWADEER HERINNERINGEN
Het volgende
nummer van
't Kleine Krantsje
verschijnt op
16 februari
PASGETROUWD
EN METEEN
AL HEIBEL
't Kleine Krantsje
is een uitgave van
Fenno Schoustra's
Publiciteitskan-
toor.
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 11
Nou, nou, dat was toch wel wat
met die jonge, amper twintig
jaar oude scharenslijper Omer
J. nu precies honderd jaar ge
leden. Pas getrouwd met de
negentienjarige schone Ji/laria
Berbera W., kwam er in hun
huisje aan de Torenstraat al
heibel in de keet.
Het jonge bruidje zag zich al
heel kort na de huwelijksvol
trekking genoodzaakt naar het
politiebureau aan het Hofplein
te gaan. Daar klaagde zij, hele
maal overstuur, over haar brui
degom, die half dronken was
thuisgekomen om daar behoor
lijk op te spelen. Hij maakte
haar daarbij zo bang, dat zij
niet langer in huis durfde te blij
ven.
Maria Berbera ging daarom
rechtstreeks van het politiebu
reau naar haar ouderlijke wo
ning in de Monnikemuurstraat
om bij haar moeder troost te
zoeken. Maar Omer wist haar
daar te vinden en nu werd hier
de boel op stelten gezet. Zodat
op haar beurt Maria's moeder
naar de politie ging om te mel
den, dat schoonzoonlief "op
hen liep en met een mes had
gedreigd".
En nu werd er een politiedie
naar op pad gestuurd om Omer
J. te arresteren. De agent Van
der Horst trof hem inderdaad
aan in de stad en hij bracht
Omer aan de wacht. Daar wer
den verscheidene pogingen tot
verzoening ondernomen, zowel
door de angstige echtgenote
als door de politie. Maar hoe er
ook werd gepraat, Omer J. wou
van geen verzoening weten.
Daarom werd hij in bewaring
gesteld, terwijl zijn vrouw naar
huis terugkeerde.
Later moet het toch nog zijn
goedgekomen tussen Omer en
Maria Berbera. Twaalf jaar later
resulteerde de echtverbintenis
zelfs in een vreugdevolle uit
breiding, toen er een dochtertje
geboren werd.
So'n sestig jaar leden sag ut
leven op straat - en an 'e deur
- er heel anders uut as teugen-
woordig. Auto's waren er nog
(bijna) niet en brommers mus
ten nog uutfonnen wudde.
Maar lege stille straten? Nee
hoor! Der liep, fietste, enz. heel
wat langs de dyk. De bakker,
de melkboer, de groenteboer,
de eerappelboer kwamen elke
dag of tenminste één keer in 'e
week langs. En dan oek nog
van eikmus twee of drie of
meer. Oek niet te vergeten de
bezorger van Schuurmans rog
gebrood met syn smalle gele
karre. Je gingen toen,niet naar
un Supermarkt. Alles kwam an
'e deur, wat natuurluk veul
meer kontakt gaf. In eensum-
mens wegkwyne op un flatsje
ging toen gelukkug hast niet.
Alleen de krudenier sochten je
meestentyds in syn winkel op,
hoewel der oek thuus-bestel-
ling-opnimmende en boodskap-
pen-besorgende krudeniers wa
ren.
Wat onregelmatiger kwamen
langs:
- de turfboer met baggelaars
en lange turf (hij bracht de turf
tot in 'e turfbak in 'e keuken)
- de lapkekoopman (maar die
kon dan per reis oek wel drie
keer ankomme in ut spel van
loven en bieden (Vellinga));
- Manus de bloemekoopman
(vooral vaste venter in 'e mimo-
satyd);
-depetrolieman;
- venters met spelden, knopen
en sokke spullen;
- Ouwe Hat met syn draaiorgel
op un kienderwagen (as ut re
gende kwam ie op 'e fiets
langs, "ut draaiorgel kan gien
water femeare, mar je kanne je
klanten toch niet in 'e steek
late," sei Hat).
Ja, de deurbel ging vroeger wel
vaker dan nou. Je kregen bu
ten al die venters en besorgers
toen oek nog veul 'inners' an 'e
Manus, de bloemenkoopman: "mimosa, mimosa!
Een van de venters van vroeger, Fokke van der Veen, alias Fokke
Geitsje. Hij kwam met vis, maar ook wel met fruit langs de deur.
deur; je hadden ommers gin
acceptgiro's en sokke dingen.
Dat waren de fersekeringsman,
de begrafenisbode, de man
foor de bondskontribuusje, de
huurophaler, de siekefonds-
man, de kranteboer (so as ie
urn self noemde) en so meer.
En dan hadden je nog de uut-
fenters: die belden niet an,
maar riepen, nee, songen hun
boodskap. Ik hoor nog in myn
herinnering de roep, elke mor
gen om un uur of tien, fan:
Brijen sp! Ik kon die roep
in 'e klas op 'e Gem HBS Ach
ter de Hoven dudeluk hore.
Daar waren wat roepen! Jam
mer, dat je se niet op musyk
sette kenne, want ut was echt
vaak singen. Ik herinner my:
- Witkalk, smyt ut maar teugen
de muur an! Witkalk, ut wudt er
so mooi fan! (in 'e skoonmaak-
tyd);
- 'k Heb mooie goudvisse,
twee en drie foor één dubbelts-
je! (in un soort sinken tobbe
met deksel);
- Skapekees! (op 'e fiets met
un blauwe houten bakfoorop);
- Sure hering. Hollandse nieu
we! (Van Wyk met 'e bakfiets);
- Haal fodde fan je moer! (daar
kregen kienders dan een tol of
suks sowat foor terug, ver be
neden de waarde fan de fod-
den).
Panhering, droge bokking, ra-
dies, eerbeien, se wudden alle-
maal luudkeels uutfenten.
Maar daar was ut met de
straatgeluden nog niet met
deen! Je konden hore: de bel
fan de ijscokarren; de rattel fan
de aswagen (foor de motorise
ring in 'e 30er jaren); en (Ach
ter de Hoven:) de stoomtrein
langs de Spoorstraat, oek 's
nachts: rangeren en goederen
vervoer.
Er bin oek foertugen fan 'e
straat ferdwenen, so as;
- de gemotoriseerde handkar
fan un kolkjelegersfirma;
- de vreemde 'gepantserde'
auto's fan Fortuna meelfabryk;
- de yseren waterwagen op
twee wielen waarmet bloemist
Seyffers de put bij ons op ut
streekje vulde (oek de wielen
waren fan yser en sonder ban
den, ut rattelde lekker);
- en dan de feule handkarren
met trekhonden eronder.
Un heel apart hoofdsuk is de
straatmusyk. De Patijntjes, al
vaak noemd en prezen, ston-
nen elke week op 'e hoek fan
ut streekje foor de poort van
Fribourg te speulen. Myn herin
nering seit dat er oek un groep
pseudo-Patijntjes weest het:
straatmusykanten in uniform.
Die trokken, loof ik, meer de
provinsje in. Daar saten dacht
ik twee broers Sinnema in?
En dan ut draaiorgel! Nou ja,
daar he' al feul anderen lyrisch
over skreven, maar ut blieft
toch oek hemelse musyk! Un
echte saterdagmorgen is foor
mij nog altyd: de lucht fan bru-
ne bonen met spekvet en ut
draaiorgel.
Onvergeteluk foor alle ouwere
Leewadders binne de harmo-
nie-konserten in 'e openlucht:
bij de Arendstuun, op 'e Lan
ge pyp, in 'e Prinsetuun, in 'e
Gymnasiumstraat. Misskien
stonnen de korpsen doe niet op
ut nivo wat se teugenwoordig
hale, maar ut betekende foor
feul mensen de enige kennis
making met goeie musyk. Ut is
wel heel erg jammer dat we se
in dizze tyd misse mutte. Ik bin
nog altyd gek op openluchtkon-
serten, dat sal de jeugdherinne
ring wel wese.
A'we ut over de straat hewwe,
dan magge we ut speulen op
straat niet vergete. Ut lykt mij
so toe dat wij feul meer op
straat speulden as de kienders
fan teugenwoordig. En nou
weet ik echt wel dat die straat
een gevaarluk terrein wudden
is, fooral foor kienders. Maar
oek op plekken waar der wel
ruimtefoor is, sien je hast nooit
kienders speulen op 'e menier
so a'wij dat vroeger deden.
Maar dat is alleen al stof voor
een apart artikel.
Den Haag
B. van der Veen