ZWERVEN DOOR DE STAD IS
DENKEN AAN TIJD VAN TOEN
■T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 8
De familie Van Dellen voor haar winkel aan de Oostersingel: duumkedrop, wit op zwart, zoethout,
veterdrop.
"Dat gezoek naar een parkeer
plaats overkomt me niet nog
een keer" zei ik tegen mijn
zwager, toen we weer eens in
Leeuwarden logeerden. "Maar
dat hoeft oek helemaal niet",
zei de zwager en hij gaf mij
een goede raad: "Jou riede
naar de Hollanderdiek en daar
is teugenwoordig een grote
parkeerplaats, compleet met
een tunneltsje naar het station.
Gien problemen meer!" Nou,
dat wou ik wel eens zien! Dit
keer liet ik de vrouw en
schoonzus thuus en trok er al
leen op uit. En waarachtig, bij
de Hollanderdijk was een enor
me parkeergelegenheid ge
schapen voor reizigers. Maar
oek voor mij! Kosteloos nog
wel. "Dat liekt er op", dacht ik,
sloot de auto af en wandelde
via het tunneltsje naar het sta
tion. Wat een gewaarwording,
om na zoveel jaren opeens op
dat oude vertrouwde perron te
staan! Geen perronkaartje
meer kopen, geen stoomloco
motief meer puffend langszij.
HERKENBAAR
Maar, wel alles nog herken
baar. Dat houten bouwwerk in
het midden. Nog net zoals
vroeger. Gek, dat dan opeens
al die herinneringen weer bo
ven komen: de kruiers (witkie
len), de kontrole-hokjes, de
conducteurs (vooral die ene
grote met z'n kolossale zwarte
snor weet u nog wel?) Al die
"afhalers" die buiten op reizi
gers stonden te wachten, ge
spannen zoekend naar een be
kend gezicht tussen de
aankomers. De blokband-taxis,
af en aan rijdend met hun
vrachtjes. Maar ook vaak sim
pele fietsers, lopend naar huis
met een zware koffer op de ba
gagedrager
Ja, dat gaat dan door je heen
als je daar zo plotseling op
duikt. Buiten het station geko
men stort ik me weer in de wer
kelijkheid van deze tijd. Het
verkeer rijdt helemaal verkeerd
naar mien gevoel. Ik houd de
adem in als ik een auto links in
plaats van rechts om de roton
de zie gaan Maar er ge
beurt niets. Dat is de nieuwe
regeling schijnbaar. Nou ja,
vooruit maar. En dan die ouwe
veemarkt! Weg! Dat is wel
even slikken. Op de plaats
waar vroeger de koeien loei
den, de veekooplui handsje-
klapten en de spetters koeie-
stront je soms om de oren
vlogen, verrijst een groot kan
toorcomplex. En weer komen
de beelden uit vroeger tijden bij
me boven: Als klein jonkje liep
ik graag langs al die café's in
de Langemarktstraat en keek
dan stiekem naar binnen. Voor
de soms openstaande ramen
zie ik ze weer zitten de pet
scheef oppe kop, gele stofjas
aan, pot bier op tafel naast gro
te stapels flappen van honderd
of meer, sigaar in 't hoofd. En
dan al die veestapels! Urenlang
keek ik naar het in- en uitladen
van al die koeien, de schapen
en varkens. Wat een lawaai,
wat een leven! Al die kooplui,
de boeren, de kijklustigen
en Roosje, de op springen
staande uiers van de bulkende
koeien haastig, maar vakkundig
leegmelkend. Onderwijl moppe
rend en scheldend tegen alles
en iedereen die haar in de weg
staat of loopt. Scherp zie ik dit
alles voor me, als was het een
film. Ook de boten aan de Wil
lemskade zie ik weer liggen,
het dek vol vee. Het geloei, ge
blaat en gegil (van de varkens)
is niet van de lucht. Ja, zacht
zinnig gaat het niet. De beruch
te wandelstok van de veedrij
vers wordt - nogal eens
misbruikt. Opeens moet ik den
ken aan die straal tabakssap,
die een veekoopman precies in
mijn schoen mikte. Het sopte er
van. Mijn hele vrijdagmorgen
was bedorven! Maar ja, alles
verleden tijd. Ik keer terug naar
de werkelijkheid: Prins Hendrik-
brug over en op naar het Zaai
land Op het hoekje sta ik
verrast stil! Het is marktdag,
dat was ik even vergeten! En
het is een hele mooie zonnige
dag. Ik zie al die kraampjes, de
drommen mensen die rustig en
gezellig tussen die koopwaar
doordrentelen. Tjonge, wat 'n
belevenis. En opnieuw komen
er de beelden van vroeger
JAAP.
Daar, op dat hoekje vooraan,
zie ik een kraampje met een
massa mensen er omheen. Ge
lach en geroep. Veekooplui,
boeren, stadslui verdringen zich
om te zien en te horen wat de
koopman staat te vertellen en te
doen. Ik dring als klein ventje
door de menigte en sta na eni
ge moeite vooraan. En dan zie
en hoor ik Jaapie! Hij verkoopt
sigaren. Bij kisten vol. Of in een
zakje van tien of vijf. Ademloos
volg ik 't rappe gedoe van deze
joodse marktkoopman, ledereen
hangt aan zijn lippen. Als een
meester bespeelt hij zijn pu
bliek; "Doe je bek ope"
schreeuwt hij tegen een boer
die vooraan staat en duwt hem
meteen een sigaar in de open
vallende mond en geeft hem
vuur. "En nou suige, niet bla
se!" En tegen een ander: "Mot
je pisse, mot je poepe, ben je
siek? Nee? Kijk dan niet so
saggérijnig, hier, bek ope!" En
weer duwt hij een sigaar in de
"bek" van een boer. Intussen
heeft hij de eerste man al een
kistje sigaren verkocht "foor
geen vijf, foor geen fier, foor
geen drie gulden, maar foor een
knaakie meneer!" "Ik reis en ik
vertrek tot ik verrek" roept hij
zonder enige aanleiding, maar
dat geeft niet. Als ze maar ko
pen! "Hé, jij siet er beschete uit
man" roept hij tegen een vee
koopman die zijn stofjas vol
met koeiepoep heeft zitten.
"Bek ope!" en zo gaan de siga
ren over de toonbank. "Sal ik
us olifantje spele?" vraagt
Jaapie aan een dikke boer. Hij
pakt drie sigaren, stopt er één
in zijn mond en de andere twee
in z'n neusgaten. "Sie je wel?"
Hier je mag se hebben" en
Jaap geeft de drie sigaren aan
de boer, maar die weigert ze
met een vies gezicht. Toch
koopt hij even later een kistje.
Jaap geeft hem er drie sigaren
bij kado.
Och ja, die Jaap! Maar, het is
nu september 1989. Jaap is er
niet meer! En ik kan niet op
dat hoekje blijven staan. Over
gestoken meng ik me tussen
mijn (oud)stadgenoten, glurend
naar eventuele bekenden. Nie
mand? Wel doemt het beeld
van de "Lollige Johannes" voor
mijn geest op: "Kwatta, me
vrouw. Nougatblokken meneer,
de kwaliteit is bekend me
vrouw. Hé jonge afblieve
hoor!" Een ander joggie koopt
een nougatblok voor één cent,
steekt het in z'n mond. Plotse
ling roept Johannes: "Spuug
uit, spuug uit, dat was er één
van twee cent!" Het ventje was
echter al in de massa verdwe
nen, de Lollige hoofdschud
dend achterlatend.
Ik keer terug naar de heden
daagse markt. Ruk me los van
m'n herinneringen. De kooplui
van nu zijn ook niet voor de
poes! Gezellig en gemoedelijk
gaat het er toe. Hier en daar
een standwerker, veel publiek
trekkend. Ik geniet. Luister stie
kem naar gesprekken tussen
leeftijdgenoten, die elkaar ont
moeten. Twee oude mantsjes
passeren elkaar drentelend, kij
ken elkaar terloops aan, lopen
doormaar dan opeens kij
ken ze allebei om. Komen op
hun schreden terug. "Ik docht
dat jou er niet meer waren",
roept de ene. "Ja ja, ik bin er
nog hoor, ik hef voor tien jaar
bijtekend", roept de andere. En
lachend lopen ze door!
WINKELCENTRUM
Daar kom ik aan het eind van
de eerste rij kramen. En ja
hoor, daar staat het nieuwe
winkelcentrum. Overdekt en
wel. Pas de vorige week geo
pend, dus een massa kijkers.
Weer beluister ik een paar
stadgenoten, die er voor staan
te kijken. "Wat zeist er van
Diekstra?" Diekstra kiekt wat
sunig. "Nou as jou het mij vra-
ge, ik mut er wel an wenne!
Dat plantsoentsje van vroeger
met die mooie grote bomen
met uutsicht op de fontein mis
ik wel."
"Ja", zegt het andere mantsje,
"dat fien ik oek. Vroeger skoten
ze hier de vuurpielen af met ko
ninginnedag, vlak boven de pis
bak. Die stond loof ik daar er-
ges." "Misse jou die soms oek
"grijnst Diekstra. "Och, nou jou
er over beginnebij de
Waag kan 't oek al lang niet
meer. Teugenwoordig gaan ik
eventsjes ergens binnenwippen
in een cafetaria of so. Dat kost
al gauw weer een kwatsje. En
(Vervolg op pag. 9)
Lollige Johannes met zijn fruitkar, voor de oude winkel van V. en D. aan de Nieuwestad gefotogra
feerd.