OVER HOEPELEN EN TOPPEN EN NOG WAT DIT GROOTMOEDERS ANSICHTENALBUM 'T KLEINE KRANTSJE VLIEGVELD "SENTIMENTAL JOURNEY" VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina '1 Voor een "sentimental journey" hoef je niet eens naar je ge boorteplaats te gaan! Neen, want ik was afgelopen najaar met de caravan op stap en passeerde op weg naar het noorden het Zuiderzeemu seum. "Late we daar us kieke" was onze gedachte. En daar hadden we gien spiet van! Wat een belevenis. We zagen er het oliekarke van "kontsje", de "skeresliep" van onder de Waag, een krudenierswinkeltsje zoals we dat kennen uit de der tiger jaren, een wasserij, ge stookt op steenkool, een pa lingrokerij. En allemaal smalle straatsjes, de was anne liene (lange onderbroeken met ver stelde kruzen). Maar oek tegen een hek een paar of vier stel ten en iezeren hoepels. STELTLOPEN Een paar dames uit Israël wil den wel eens steltlopen, maar dat ging niet al te best. "Wacht maar", zei ik stoer, "dat zal ik us voordoen!" Mien vrouw doodsbenauwd: "Dat kanne jou niet meer, daar bist te oud voor!" "O nee?" was mien overmoedig antwoord. En ik in 't Engels die dames uut Israël de stelten afhandig maakt. "I show you", zei ik en dat mocht. Wel eerst voorzichtig oppe laagste, want ik had denk ik in gien 25 jaar op stelten staan (sinds de kinderen die dingen op Sinterklaas kregen). Ik had een bekieks! Er was net weer een blik met Japanse toe risten opentrokken en die dromden allemaal om mie hene. "Kom op mantsje" dacht ik bij mieself, "dit mut lukke, anders staast voor paal". En laat het nou hartstikke goed lukke oek nog! Doldriest stapte ik over op de 'hoogste' en ook dat ging prima! Parmantig stap te ik op de ijsselsteentjes rond en liet me na een ererondje kwasi geroutineerd achterover vallen om dan op het laatste moment tijdig af te stappen. Ik kreeg een applausje en de da mes uit Israël gingen weer pro beren. 't Ging niet al te best. De Japanners kunnen beter steltlopen. Met brede bananen- glimlach lukte het hun ook pri ma. En maar fotograferen jon gens! Ik was echt even terug in de tijd geweest toen ik daar op die latten stond. Vergeten waren mien vijfenzestig jaren. Ik was weer even een klein jonkje. Ook de hoepe! moest er aan geloven, maar daar moest ik nogal hard bij lopen om te voorkomen dat die met een rot gang tussen die Jappen terecht kwam. Vroeger was dat oek wel us bloedlink als zo'n hoepel uut de koers liep. Daar kwa men wel eens ongelukken van. Als je met je hoepel bij een stoep op moest, sprong dat ding soms wel een meter om hoog of schampte af op de stoeprand en dat liep wel eens fout. TOLLEN We zagen er in een "winkel van Sinkel" ook tollen met een zweepke! Daar kochten we een paar van voor de kleinkiendes, maar toen we thuus kwamen speulde opa er méér met as sien nazaten.Maar dat ging minder goed dan met die stel ten. Dat zweepke was niet naar mien zin. Het wou niet echt gie- sele zoals vroeger. "Opa moet harder slaan!" riepen de kinde ren. Ik sloeg me een ongeluk, maar dat hielp niet. "Dit is ge woon een rotzweepke", mop perde ik. Maar goed, ik zag af en toe die tol (een "top" zeiden wij vroeger geloof ik?) draaien, maar zelden ouwerwets. Jam mer. Toch was 't leuk! Nou wil ik gien reclame make voor het Zuiderzeemuseum, maar als ik in Leeuwarden door die ouwe straatsjes loop, staan er gien oliekarkes of skeresliepkarren langs de straat! En zulke din gen roepen toch heel veel her inneringen bij je op. Wat werd er wat afgetold vroeger. Naar school met de tol, slaandeweg over straat. Je hadden oek van die 'rutespringers'. Die spron gen weet hoe ver na een flinke mep. Zo kwam er eens een tol van mij tegen de spiegelruit van kruidenier Dorenbos op 't hoekje van de Tjerk Hiddes- straat en de Bleeklaan.'k Schrok mie rot! Maar gelukkig niks kapot. De tol kwam terecht op een kelderrooster naast de winkel. Ik gauw er naar toe, maar de tol zat klem tussen de roosterspijlen. Druk doende om hem los te krijgen, werd ik opeens omhooggetrokken an m'n kraag. En direct daarop kreeg ik een geweldige 'klap voor mien hasses'. Het was de zoon van Dorenbos, die mij dat leverde. "Ik sal dei tere ruten in te slaan rotjonge!" riep hij. Nou, lere was nodig, ik kon het niet, want de ruit was nog heel! NIET KINDERACHTIG Maar ja, dat skrief ik nou, anno 1990. Toen was het 1933 on geveer. Toen kon ik niets uit brengen. En die oorvijg was bovendien niet kinderachtig. Dorenbos junior was een potig baasje van een jaar of dertig. En hij had mie al eens eerder te grazen had toen ik op dat rooster stond te piesen. Ook toen kreeg ik een draai om m'n oren. Ik was dus een bekende 'crimineel'voordat heerschap." Waar je al niet op komme na zo'n reisje naar de Zuiderzee! M. W. Sytsema (Vervolg van pag. 7) i de eerste tijd, dat ik op het vliegveld werkte, waren er nachtjagers aanwezig en bij onze komst 's morgens pas seerden wij de geparkeerde toestellen. Dan konden we zien of ze 's nachts in actie w3ren geweest. De lopen van de 2 centimeter kanonnen waren dan open; elke dag na de on derhoudsbeurt werden ze met een pleister afgeplakt. Op verscheidene toestellen wa ren stickers geplakt, waaraan je kon zien hoeveel tegenstanders zo'n vlieger al had neergescho ten. Toen de oorlog heviger werd merkten we, dat de groep verliezen leed en zo nu en dan kwam er een vliegtuig flink be schadigd terug. Na de invasie vertrok de gehe le nachtjagervloot naar Frank rijk, evenals een ploeg tech nisch personeel plus onze directe baas, een Duitser met een stijf been als herinnering aan de eerste wereldoorlog. Een paar maanden later kwam de hele groep terug, maar nu zonder vliegtuigen en zonder Dijkstra's Boekhandel te Leeuwarden gaf rond de eeuwwisseling deze prentbriefkaart uit met het front van de Strafgevan genis aan het Blokhuisplein. De kaart is op 23 juni 1902 door een Sytske (of Sytska?) verstuurd naar een meneer R. R. Wolters, die in Steenwijk woonde. Een nadere aanduiding met betrekking tot het adres staat er helemaal niet op - kennelijk wist Tante Pos in Steenwijk anno 1902 wel wie die meneer R. R. Wolterswas. verdere apparatuur. Ook ons manke baasje kwam weer te rug en hij sprak nu nergens an ders meer over, dan dat hij het elke dag druk had gehad om z'n hachje te redden: voortdu rend waren ze geconfronteerd geweest met "bommentapij ten". Na enige tijd kwam de zaak weer wat op poten met nieuwe vliegtuigen; ook het personeel werd weer aangevuld. Ook werd de hele groep nacht jagers een paar keer afgelost door dagjagers, zo'n zeventig stuks, eenmotorige Focke Wulf toestellen. Maar na een paar weken was dat aantal ook al weer geslonken tot de helft. Een deel werd aan- of afge schoten, een ander deel raakte defect. De kwaliteit van de vliegtuigen ging ook hard achteruit. Ik heb wel gezien, dat er zo'n veertig of vijftig toestellen de lucht in gingen, waarvan sommige net buiten het vliegveld een bocht draaiden en met rokende moto ren nauwelijks meer op de ba sis terecht konden komen. "De lagers er uitgelopen" zeiden dan de monteurs. De Duitsers hadden intussen hun goede vakmensen vervan gen door honderdduizenden dwangarbeiders en het resul taat konden we wel zien aan de kwaliteit van de onderdelen. In het begin werden de instru menten wel vervangen door modernere en verbeterde exemplaren. Het vervangen on derdeel bleef dan in voorraad als eventuele reserve. Maar soms gebeurde het, dat een vlieger de oude apparatuur weer liet plaatsen, omdat die naar zijn idee toch beter werk te. Eens zag ik een instrument, dat miserabel was afgewerkt; het verwonderde mij, dat het de tot dan toe strenge eindcontrole was gepasseerd. Een andere keer kwam het Hoofd van de Technische Dienst met de Inspektor en een vliegerofficier op het magazijn. Ik moest toen drie losse propel lerbladen op de bascule leggen en wegen. De dingen behoren zuiver hetzelfde gewicht te heb ben, maar hier was er wel een kilogram verschil. De piloot had last gehad van een zwaar trillende machine en wilde de propeller laten verwis selen. Toen hij het resultaat van de weging zag, zag hij vloekend van een vervanging af. G. Brinck

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 11