MIJN JEUGDJAREN IN DE OUDE BINNENSTAD 'T KLEINE KEANTSJE IDS MET DE BEERD VERANDERDE IN IDSZONDERBEERD VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN wijderden we ons dan, vlogen een meter verder het hoekje om en verdwenen in het urinoir in de Huygensstraat. Die plaats werd, voor en na de Heilige Mis, trouwens ook heel veel bezocht door de parochia nen van de Paterskerk op de pagina 13 hoek van de Speelmansstraat en de Bontepapesteeg Een nuttige instelling dus, die waterplaats in de Huygens straat, dat mochten we wel zeggen. Breda S. F. Ter Horst Tussen het vroegere politiebu reau aan het Hofplein en het stadhuis had en heb je nu nog een ruimte met een hek ervoor. En boven bij de dakgoot een groot wapen met een leeuw. Op die plaats heb ik geleerd, wat turven is Voor het hek verscheen zo nu en dan een met turven beladen paardewagen. Die turven wer den dan door een man op de wagen in een mand gedaan en geteld. Een andere man nam de mand met turven op z'n schouders en liep ermee naar de hoek van dat kleine pleintje en verdween in de kelders van het stadhuis. Maar voor hij via de trapjes naar beneden ging, werd er "geturfd" en dat wilde dan zeg gen, dat een man, die voor het keldergat op een krukje zat, met een schoolkrijtje op een plankje aanstreepte, hoeveel manden er naar beneden gin gen. Voor iedere mand kwam er een streepje op het plankje te staan en elk vijfde streepje kwam schuin door de vier voor gaande heen; dan was het makkelijker op te tellen. Als vriendjes van de jongens van Delea mochten wij bij deze schoorsteenvegersfamilie op de hoek van de Eewal en de Gro te Hoogstraat in een klein zij kamertje naast de winkel zo nu en dan naar de radio luisteren. MEXICAANSE HOND Eerlijk gezegd was het meer de Mexicaanse hond, dan enig an dergeluid, dat we hoorden. Maar toch hoorde je er zo nu en dan wat spreken tussendoor en ook wel vlagen muziek. Het ging de oude heer Delea er trouwens speciaal om om zo enig contact te krijgen met zijn geboorteland Italië. Maar zo heb ik, al heel vroeg in mijn leven en toen die nog in de kinderschoenen stond, naar de radio kunnen luisteren. Dat geluk hadden we toch maar - vele anderen konden dat niet zeggen. Bij slecht weer kregen wij ten huize Delea een voorstelling te zien, gegeven door Tino en zijn broer, in de kelder van het huis. Daar lagen hopen kleine steentjes, steentjes van graniet in diverse kleuren. Want de De lea's waren niet alleen schoor Het Gouverneursplein met rechts op de hoek van de Grote Hoog straat het huis van de Delea's. Daar, in de kelder, waren de "voorstellingen van Tino en zijn broer. steenvegers, maar ook granito- werkers. Ook lag er gereed schap om granieten vloeren en aanrechten te kunnen maken. In deze ondergrondse werk plaats, annex "toneelzaal", zorgde een dikke groene gla zen tegel ervoor, dat er enig licht van buiten naar binnenviel. Om hier naar binnen te mogen, moesten wij kinderen trouwens entreegeld betalen: een cent per kind. Hoe de voorstellingen waren kan ik me niet zo goed meer herinneren. De tegels maakten meer indruk, dan de vertonin gen. Vaak hingen wij als binnen stadsjongens in die twintiger en dertiger jaren rond in de omge ving van het Stadhuis. Zo gin gen we ook wel eens naar de heer Posthuma, die op de hoek van het Hofplein en het Heer- enwaltje tegenover het Oranje Bierhuis woonde. Hij had een vrachtgoedbedrijf schuin tegen over het kantoor van Van Gend en Loos en ook dreef hij een reizigersbureau. Bij hem kon je terecht voor het maken van verre reizen. De heer Posthuma beschikte dus over kleurrijke folders van verre landen en het gebeurde wel, dat wij folders van hem kregen. En dan wij maar dro men over die verre oorden. Ja, de heer Posthuma was een vriendelijk man. Wat we tegenwoordig niet meer zien is krantenpapier op het toi let. Vroeger, zo herinner ik mij, was het de taak van Vader om krantenpapier in gelijke, vier kante stukken te snijden van plusminus vijftien bij vijftien centimeter. Met een kromme naald werden al die stukjes aan een dun touwtje bijeengeregen. Dan werd dat pakje aan de muur van de zogeheten plee opgehangen. Vele ouderen zul len zich nog de touwtjes herin neren, die daar dan hingen met de afgerukte stukjes krant. In mijn gedachten loop ik nog vaak in de omgeving van het Gouverneursplein, door de bei de Hoogstraten, de Eewal, de Speelmansstraat en de Bonte papesteeg. Eens ben ik erg boos geweest en heb ik veel gehuild, omdat kapper Habe- kottée aan de Eewal mij bij het haarknippen in m'n oor had ge knipt. Tegenover deze kapper was de Huygensstraat en op de hoek van de Huygensstraat en de Eewal was het telefoonkantoor gevestigd. KATTEKWAAD Als echte Leeuwarder knulletjes haalden we natuurlijk ook wel eens kattekwaad uit. Zo plaag den we wel eens en ik mag wel zeggen meer dan eens, de da mes van dit telefoonkantoor. Die zaten met in onze ogen gekke dingen op hun hoofd en met toetertjes voor de mond. Voortdurend prikten zij lange electrische draden met pinnen in verschillende gaten. Wij klopten dan op de smalle richeltjes van het raam. Zo leid den wij de aandacht van hun werk af. Werden de dames boos, dan kwamen ze op het raam af, waar we tegenaan stonden gedrukt. Haastig ver- Een heel bekende figuur in het oude Leeuwarden was een man, die "lds-met-de-beerd" werd genoemd: hij was, inder daad, de trotse eigenaar van een woeste baard, lds-met-de- beerd, een los werkman, woon de met zijn vrouw in een huisje in de Torenstraat en het was in de omgeving van het Schaver- nek, dat men hem dikwijls kon aanschouwen. Hij genoot een reputatie als een groot genieter van het welbekende Bokma- vocht en in de kroeg van Ram- kema, alias Ramberg, aan het Klein Schavernek, waar de slukjes maar vier centen kost ten, was hij een van de zeer gewaardeerde stamgasten. De alcohol oefende zo'n grote aantrekkingskracht op hem uit, dat hij er zich niet voor schaamde om zich plat op de buik te werpen, toen de kruide nier Hamstra van de Nieuwe- stad eens struikelde en er een paar kruiken met jenever en brandewijn aan diggelen gin gen: lds-met-de-beerd slikte de drank letterlijk van de straatste nen op. Toen er van een van de beurtscheepjes in het Scha vernek een zwaar vat met stroop rolde, was lds-met-de- beerd trouwens ook niet te be roerd om meteen het gore grachtwater in te stappen. Met veel moeite lukte het hem het vat weer aan boord te krijgen. Nog veel meer moeite kostte het daarna de omstanders om lds-met-de-beerd zelf weer in veiligheid te brengen. Telkens wanneer de helpers zijn zware lichaam bijna aan boord had den, lieten ze hem los, waarna hij onder groot gejuich van de toeschouwers weer met de kop onder water verdween. Het was ook deze zelfde lds- met-de-beerd, die eens met zijn kornuiten een merkwaardige weddenschap aanging: hij zou, met een fles jenever als tegen prestatie, de helft van zijn baard laten afscheren om daar na, gehavend en wel, door de stad te lopen. Natuurlijk vonden de grappen makers een barbier bereid om aan het gewenste te voldoen en tot groot vermaak van z'n aanhang verliet Ids als "Ids- met-de-halve-beerd" de scheersalon. En wat deed de uitgekiende Ids toen? Hij nam zijn grote rode zakdoek, hield die tegen zijn wang en onder het uiten van de kreet "Wat he'k een pien inne bek, wat he'k een pien inne bek" wandelde hij als een zwaar geteisterd man door de stad. Daarna liet Ids, een volle fles jenever rijker, ook de andere helft van zijn baard afscheren en toen begaf hij zich, danig aangeschoten, naar zijn huisje in de Torenstraat voor een wel verdiende middagdut. Maar toen zijn vrouw later thuiskwam wist die niet wat zij zag: daar lag, waarempel, een haar onbekende man in bed, een man zonder baard! En de overlevering wil, dat zij daarna hevig ontsteld de straat op stormde, alsmaar uitroepend: "Er left een vreemde kerel in mien bed! - Er leit een vreem de kerel in mien bed!" Het kantoor van de heer Posthuma zat al heel lang in het hoekhuis van het Raadhuisplein en het Heerenwaltje. Dat kunnen we zien op deze oeroude tekening. "Expeditie- en Beste/kantoor staat er op het bord aan de gevel.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 13