'tkleihe keahtsje
IN OORLOG AAN HET WERK
OP VLIEGVELD LEEUWARDEN
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7
Enige weken na de capitulatie
in mei 1940 was mijn Compag
niecommandant uit de mobilisa
tie in Leeuwarden. Hij sprak
hier met enige van zijn oude
medewerkers en ook ik had
een gesprek met hem. Hij was
beroepsofficier en een van de
weinigen met verstand van zijn
vak.
Hij hoorde van ons van de
grootscheepse wijze, waarop
de Duitsers waren begonnen
met het veranderen van ons
burgervliegveld in een militaire
basis en hij besloot hier en
daar zelf eens een kijkje te ne
men.
Toen hij aldus kennisgenomen
had van de werkzaamheden
hadden enigen van ons nog
een gesprek met hem en toen
raadde hij ons aan daar ook te
gaan werken. Bij een komende
ommezwaai, die wij allen spoe
dig verwachtten, zouden er dan
al vast meer betrouwbare Ne
derlanders met de situatie op
het vliegveld op de hoogte zijn.
Tijdens de eerste oorlogsjaren
was er bij veel Leeuwarder be
drijven door de uitbreiding van
het vliegveld een hoop werk en
de meeste bazen liepen zich
het vuur uit de sloffen ohn ook
wat van de buit binnen te ha
len. Dat kon je ook constateren
bij het bedrijf, waar ik zelf werk
zaam was.
Maar na enige jaren was het
karwei zo goed als klaar en
toen bleek er meteen ook geen
ander werk meer te zijn. Velen
verloren hun baan en ook ik
hoorde bij die slachtoffers.
Toen kwam juist de verorde
ning, dat iedere jonge man
zonder werk zich voor tewerk
stelling in Duitsland zou moe
ten melden. Daar kwam ik dus
ook voor in aanmerking en het
fenomeen "onderduiken" moest
op dat moment nog uitgevon
den worden.
TECHNISCH MAGAZIJN
Een kennis van mij werkte op
het Technische Magazijn van
het Vliegveld en die kon mij
daar aan het werk krijgen. Daar
was echter "een maar" bij: ik
moest wel afgekeurd zijn voor
dat werken in Duitsland. Met
wat ritselen kwam het benodig
de Afkeuringsbewijs van het Ar
beidsbureau op tafel en warem
pel, ik kreeg toegang tot de
Basis. Dat was begin 1942.
De meeste Duitse personeels
leden -liepen toen nog in bur
ger, behalve de hoofdbaas van
de Technische Afdeling, een
zekere Inspektor Furtuer. Dat
was een echte showman, maar
geen slechte vent. Hij mocht
graag pronken met zijn mooie
uniform.
In het verdere verloop van de
oorlog zou ik daar het verval
van de eens zo machtige Luft
waffe mee aanschouwen en
het een en ander soms van
zeer nabij meemaken.
Onze directe magazijnbaas
was een Lehmann en hij bleek,
net als ik in die tijd, een ver
woede pijproker te zijn. Mijn
maat ontdekte, dat deze heer
een mooie partij pijptabak op
de kop had getikt en die, om
uitdrogen te voorkomen, had
verstopt bij de hoofdkraan van
de waterleiding onder de vloer.
Zodra Lehmann uit de buurt
was vulden Dirk en ik onze
voorraad aan en schudden "het
bed" dan wel weer even op,
zodat de tabaksvoorraad, al
thans op het oog, niet minder
werd. Na enige weken evenwel
werd Lehmann overgeplaatst,
wat we niet erg vonden, maar
hij nam z'n tabaksvoorraad
mee en dat was minder leuk.
In de loop van de tijd zouden er
bij de Duitsers nog veel over
plaatsingen volgen, vooral als
een gevolg van de oorlog in
Rusland. Er kwamen wel ande
re Duitsers voor terug, maar
dat waren volgens ons kneus
jes, soms zelfs invaliden uit de
eerste wereldoorlog.
De Technische Magazijnen wa
ren ondergebracht in twee ge
bouwen aan de Rolbaan Zuid
en in een kelder onder het Ex
peditiegebouw. In de kelder
waren de vliegtuigbanden op
geslagen en in de andere ge
bouwen de vliegtuigonderdelen,
zoals vleugels, roeren, propel
lers, motoren, instrumenten,
aluminium materiaal en schroe
ven en bouten.
Wij werkten daar mef een der
tien, veertien Hollanders, van
wie er maar één N.S.B.'er was.
"Die is bij de Club", zeiden we
En dit was het wat de Duitsers in Engeland veroorzaakten: smeulende puinhopen, zoals deze in
Coventry na een aanval in de nacht van 14november 1940.
Duitse vliegers, die vanaf de vliegbasis Leeuwarden opereerden
al een paar "eieren" en was
het aanvallende toestel alweer
in de bewolking verdwenen.
Wij zagen de bemanning van
de luchtdoelkanonnen dan nog
wel als kakkerlakken aan het
werk, onder veel geschreeuw,
maar meestal waren zij te laat.
En dan werd het kleed er maar
weer overheen gegooid.
Met betrokken lucht leerden wij
wel onze overburen in de gaten
te houden, want, al liepen wij
zelf natuurlijk ook veel risico,
geen van ons wilde dat spelle
tje missen. Vaak stond er dan
ook een van ons op de loer
achter het raam en achter
driesteensmuren. Spoedig ech
ter viel er een slachtoffer en
dat was een jonge man uit
Leeuwarden.
De bommen hingen altijd hori
zontaal in de vliegtuigen en ze
explodeerden pas, wanneer ze
van grote hoogte naar beneden
kwamen en verticaal de grond
raakten. Maar eens viel er een
bom in z'n voorwaartse gang
languit op de grond en schoof
honderden meters over de vet
te klei en ook over verschillen
de straten. Op de fatale tocht
van deze bom schoot die
dwars door een schuilplaats en
verpletterde het slachtoffer, dat
zich daar met nog andere jon
gens bevond. De bom ontplofte
niet en bleef ergens onbescha
digd liggen.
Zelf zaten we te ver van schuil
plaatsen af en bleven we bij
luchtaanvallen maar binnen en
we hoopten ooit nog eens zo'n
beroemde Wellingtonbommen
werper in actie te zien, zonder
onprettige gevolgen voor ons
natuurlijk.
Op een goeie dag verscheen er
inderdaad weer een en voltrok
er zich het al bekende ritueel:
alarm overal, een laagvliegend
toestel, dat iets liet vallen
en.ook nu weer een bom,
die niet ontplofte, maar tussen
de gebouwen door over de
bouwgrond schoot en tegen
een hek van gaas tot stilstand
kwam. Na een kwartiertje
kwam er een soldaat - die luis
terde even bij de bom, schroef
de er wat uit en liet het geval
toen afvoeren.
Een andere keer was het weer
een tweemotorige Wellington,
die, laagvliegend, een bocht
naar het westen maakte. Het
toestel vloog precies in een lijn
van ons af en wij zagen het
dus van achteren. Onze over
buren waren alweer een en al
actie en warempel, tot onze
schrik zagen we, dat het vlieg
tuig werd geraakt: de rechter
motor vloog in brand.
VLAMMEN EN ROOK
Het toestel was nog goed te
zien en we zagen, door de
vlammen en de rook heen, dat
de propeller niet meer draaide.
De bediening van de luchtdoel-
kanonnen juichte al, maar voor
het toestel in de richting van
Marssum verdween waren de
vlammen al gedoofd. De ma
chine vloog door, maar bleef
wel op een geringe hoogte. Wij
hoopten, dat het getroffen
vliegtuig het zou halen, maar
we beseften, dat het nog een
riskante terugreis tegemoet zou
gaan.
In het voorjaar van '43 kreeg ik
eens een Duitse soldaat aan
de balie, die zelf een praatje
begon en zei, dat het hier, op
het Leeuwarder vliegveld "zo
mooi" was. Hij had de eerste
winter in Rusland meegemaakt
en daar andere dingen beleefd,
dan die wij hier gewend waren.
Die man heette Stiens en ik
vroeg hem of hij oorspronkelijk
soms hier uit de buurt kwam.
Maar dat bleek niet zo te zijn.
Wel vertrouwde hij me toe, dat
hij de oorlog als verloren be
schouwde, wanneer de Duit
sers nog eens zo'n winter in
Rusland zouden moeten mee
maken.
(Vervolg op pag. 11)
onder elkaar en we hielden
Bouke goed in de gaten.
Er viel de eerste tijd niet veel
bijzonders te beleven. Van de
oorlog was nog weinig te mer
ken, maar dat zou langzaam
aan veranderen. Voorlopig
kwam er nog iedere morgen
een klein vliegtuigje, een Fiese-
ler Storch, met een lading
roombroodjes voor de heren,
maar dat hield op, toen het
spannender werd.
Aan de overzijde van de Rol
baan, waar wij onze werkplaats
hadden, bevonden zich drie 2
centimeter luchtdoelkanonnen
met bemanning. Die stonden
op drie houten bouwsels opge
steld - beneden was de woon
ruimte en boven de schiet-
stand. De bediening woonde
dus mooi dicht bij het werk.
GROTE PANIEK
Aanvankelijk kwam het wel
voor, dat er bij een zwaar be
wolkte lucht plotseling een En
gelse bommenwerper naar be
neden dook om dan voor Grote
Paniek te zorgen. Voor het
alarm was gegaan lagen er dan