'T KLEINE KRANTSJE
EEN ECHTE
SPECIAALZAAK
MIJN JEUGDJAREN IN
DE OUDE BINNENSTAD
lm M ;S Ja Si
VLIEGTUIG STORT NEER
OPWILHELMINABAAN
22mm
VOORSTREEK 80
Leeuwarden. Telefoon 058-129784
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 6
Mensen, wat een sensatie op
die warme julidag in 1911. Er
zijn, net als een jaar eerder,
vliegdemonstraties boven de
Wilhelminabaan, maar terwijl
toen alles goed ging, gaat het
nu lelijk fout. Een van de koene
aviateurs, die hier zo stoutmoe
dig het luchtruim kiezen, de
Belg Max Olieslagers, kan op
een kwaad moment zijn vlieg
machine niet onder controle
houden en hij stort neer,
precies tussen de duizenden
die het sportveld omzomen.
Grote paniek natuurlijk, maar
gelukkig, gelukkig, er vallen
geen doden. Wel gewonden.
Een dame wordt een arm afge
rukt, een andere vrouw loopt
een schedelbasisfractuur op en
een derde blesseert haar enkel.
De gevallen vlieger, Max Olie
slagers, komt er heel goed af
-hij kan de volgende dag de
lucht alweer ingaan.
Die volgende dag lijkt er trou
wens alweer wat mis te gaan.
Wanneer de vliegenier Sieb
Koning met z'n toestel op een
grote hoogte zit, slaat zijn mo
tor af. De machine helt over en
komt vervaarlijk snel op de Wil
helminabaan af. ledereen ziet
wat er gebeurt en zoekt, met
de schrik van de vorige dag
nog in de benen, een goed
heenkomen. Op het kritieke
moment springt Koning uit zijn
machine, die daarna zonder al
te veel schade op de grond tot.
stilstand komt. Deze crash
loopt dus wel heel goed af.
Maar dat het toch verschrikke
lijk gevaarlijk is, dit vliegen, ziet
nu iedereen. In Heerenveen
zien ze dan ook prompt af van
de plannen om ook daar vlieg-
feesten te organiseren: het is,
zo redeneren ze in 't Friese
Haagje, gewoon te riskant om
boven de hoofden van duizen
den toeschouwers met een
vliegmachine de lucht in te
gaan.
"Nou, dat sa'k je vetelle. De directeur wudde achterdochtig,
toen 'k er al een jaar was en nog noait om opslag vraagt
hadde.
"Later verschenen er voor het station taxi's - ik meen dat het
citroëntjes waren"
kers. Na enige tijd werd dit
koortje weer opgeheven, omdat
de leden het prettiger vonden
om toch alles in eigen hand te
houden. Wij besloten het ter
ziele gaan waardig te doen ge
beuren en togen op een winter
avond naar het Café Neuf aan
de Voorstreek.
Boven het café was een zaal
tje, dat wij voor niemendal ter
beschikking hadden gekregen,
omdat Toon Westra, de zoon
van de kastelein, ook werkend
lid was van ons koor. Toontje
was een geweldige pianist en
zanger. Hij was ook solozanger
in de Bonifatiuskerk in het koor,
dat onder leiding stond van de
kapelaans Brugman en Hanen-
kamp.
BEGRAFENIS
Toen alles geregeld was voor
de begrafenis van de Bajes Re
vellers werd het afscheidsfeest
op een droevige, maar tegelijk
fijne en gezellige wijze gevierd.
Het begon natuurlijk met zang
en muziek en met het nodige
vocht en het werd een heerlijk
samenzijn.
Tenslotte kwam er een zwarte
doos op het toneel met daarop
een brandend kaarsje en toen
ging de stoet naar buiten de
vrieskou in. Statig werd de
doos door een paar mannen
gedragen en de rest kwam er
zwijgend of snikkend achter
aan. Voorop liep Nol Homan,
die net zo stijlvol liep als de
heer Romkes, de voorloper bij
begrafenissen met zijn zware
steek op en het hoofd links ge
bogen. Kortom, het was een
zielig gezicht.
Midden op de brugpijp werd het
"gedoetje" langzaam met touw
tjes neergelaten op het ijs van
de Voorstreekgracht. Nadien
werden er nog een paar afzak
kertjes genomen en zo vond al
les, na veel gelach een heel
goed eind.
De Paters Dominicanen liepen
vroeger in huis altijd in een
mooie witte pij. Op straat ver
schenen ze tijdens de eerste
wereldoorlog, dus zo rond
1916, in zwarte kledij. Die be
stond uit een zwarte pandjesjas
met een soort pofbroek en een
van stof gemaakte half hoge
hoed. De oudsten onder ons
zullen zich dat zeker nog herin
neren. De meest bekende pa
ters waren Bergman, De Bruin,
Biesta, Kolkman, Strijbosch en
Vennel.
Eens zat er een gelovige in de
kerk in diep gebed verzonken.
Eensklaps hoorde hij het belle
tje van het geldponkje. Dat was
een lange stok met aan het
eind een zwart zakje. Onder
het zakje hing een klein belle
tje.
De man schrok en greep wat
geld uit het zakje van zijn vest
- in die tijd droeg iedereen nog
een vest. In de haast pakte hij
een kwartje en gooide dat in
het zogenaamde armenzakje.
Nog erger schrok hij, toen het
tot hem doordrong, dat hij niet,
zoals hij gewend was, een
cent, maar dat kwartje in het
zakje had gegooid.
Het geld terugvragen aan de
collectant kon hij niet. Maar.
hij vond er wat op. De volgen
de zondagen zei hij tegen de
collectant, die het geld ophaal
de: "Abonnee". En dat hield hij
zo vier en twintig zondagen vol.
Daarna offerde hij iedere zon
dag weer een cent.
Als je vroeger met de trein in
Leeuwarden aankwam stonden
er bij de uitgang van het station
altijd witkielen om eventuele
koffers in ontvangst te nemen.
Die personen stonden netjes
naast elkaar opgesteld, met op
hun hoofd een pet met de
naam van hun hotel. De mees
ten hadden een handkar bij
zich, maar er was ook een met
een koets en een paard; als ik
het goed heb was die van het
hotel De Doelen.
Jaren later verschenen er voor
het station voor het eerst taxi's.
Dat waren nog kleine wagens
in beige kleur uitgevoerd. Ik
meen dat het Citroëntjes wa
ren.
Aangekomen bij de grote poort
werd je op je bellen openge
daan. Vervolgens liep je naar
een andere deur, verderop in
het gebouw. Die werd weer ge
opend na het fluiten op een
sleutel van de bewaker van de
grote deur. Zo ging het steeds
verder tot waar je moest zijn.
In de gangen lagen dikke bie
zen matten, die door de gevan
genen schoongemaakt werden.
Zo nu en dan kwam je wel
eens een gedetineerde tegen.
Wat ik als kind eng vond, was
dat er personen bijliepen, die
gemaskerd waren. Daar was je
dan echt bang voor. Daarom
durfde ik er een tijd later niet
meer naar toe.
In de kerkruimte waren amphi-
teatersgewijs cellen geplaatst,
dus van beneden naar boven
oplopend. Zo kon iedere ge
vangene vanuit zijn eigen cel
naar het altaar en de preek
stoel kijken. Het altaar kon met
een gordijn afgesloten worden.
Dat gebeurde, wanneer de do
minee dienst had.
Na jaren werd er door de direc
tie van dé gevangenis ge
vraagd of er misschien een
zangkoor was, dat zich disponi
bel wilde stellen voor het ver
zorgen van de zang tijdens de
dienst. Dat gebeurde, omdat de
gevangenen op houten klom
pen liepen en, wanneer door
de zangers bjjvoorbeeld het Ky
rie werd gezongen, stampten
ze daarmee zo op de vloer, dat
het lawaai niet meer om aan te
horen was. Daarom werden er
nu zangers gevraagd van bui
ten het gebouw.
Al gauw hadden wij een groep
je bij elkaar, dat onder leiding
kwam van de huisschilder Van
Erp van de Eewal. Wij noem
den dat koor "De Bajes Revel
lers" - de Gevangenispretma
Ineens herinner ik me een heel
strenge winter. Wanneer die
was kan ik op geen stukken na
zeggen. Maar ik weet nog
goed, dat het toen extreem
koud was. Ja, het was zó koud,
dat we over het ijs onder de
Lange Piep konden lopen. En
dat was wat!
Altijd moest ik lachen om de
baanvegers, zoals die achter
de Prinsentuin of op de gracht
langs de Nieuwestad aan het
werk waren. Als je maar steeds
heen en weer reed en je gaf
zo'n baanveger nooit een nuts-
ke of een cent, dan stak hij, per
ongeluk of express, zijn veger
voor je schaats. Het gevolg
was dan natuurlijk, dat je op je
achterste viel.
Breda Siep Ter Horst
De Paterskerk aan de Speel
mansstraat had in vroeger ja
ren de zorg voor het zieleheil
van de inwoners van de Leeu
warder Strafgevangenis. Dus
ging ik elke zondag naar de ge
vangenis om als misdienaar de
H. Mis te dienen. Ik was toen
ongeveer zeven of acht jaar
oud.