VARIA LEOVACDIA door Fenno Schoustra ■T KLEINE KRAHT5JE Vreemde situatie Strafschoppen Nooit van gehoord Oh ja? Fryske Gee-aa? Jan Pook. VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 7 Zwervend door het oostelijk deel van onze oude stad werd ik bij de Vlietserbruggen staan de gehouden door een echte ouwe Leewadder, van wie ik al lang het vermoeden koesterde, dat hij iets op z'n lever had. "Goed dat ik je hier nou tref", begon hij, "ik moet je nodig iets vragen over een vreemde situ atie, waarvan ik niks begrijp. Zie je hoe gek dat hoekhuis van het Noordvliet aansluit bij dat pakhuis Petersburg? Daar zit gewoon een inkeping in de gevelwand, net of mist er een stukje van de bebouwing uit. Maar dat is niet zo, want - zie maar - er zitten ramen, zowel in de zijmuur van het pakhuis als in de zijmuur van dat eerste huis van 't Vliet, daar kan dus nooit wat hebben gestaan. Bo vendien zie je daar ook nog ouwe gevelstenen in de muur van Petersburg, kijk maar, een steen met een trekschuit en een steentje met een kerel en een dikke knots. Ik snap dus niet, dat ze de Oostersingel en het Noordvliet zo tegen mekaar hebben gezet, het is net of komt een van beide straten een stukje te kort. Nou, ik zag het inderdaad en ik zou het ook vreemd gevonden hebben, wanneer ik van het ontstaan van die inkeping geen weet had gehad. Maar dat is het hem nou juist: een vijftig jaar geleden sloten de Ooster singel en het Noordvliet op dit punt nog keurig bij elkaar aan en toen stond «r nog wel dege lijk een huis op deze plaats. Het was het pand Noordvliet nummer 1, dat in het midden van de vorige eeuw nog "Het Zeilend Schip" werd genoemd en dat mogelijk ooit een kroeg je is geweest. Later was het een brugwachterswoning, dat was dus in de tijd, dat er nog een ophaalbruggetje lag tussen het Noord- en het Zuidvliet en er zich nog een draaibrug be vond tussen de Oostergrachts- wal en de Oosterkade. Dit hoekhuis is dus weggebro ken; ik weet niet precies wan neer, maar ik denk, dat het vlak voor of in het begin van de oor log is gebeurd. Op oude foto's is het huis "Het Zeilend Schip" in ieder geval nog wel te zien. Na het slopen van dat pand heeft het huis Noordvliet num mer 3 een nieuwe zijmuur ge kregen met een aantal raamo peningen en twee kajuiten op het dak en is ook de zijmuur van het pakhuis Petersburg opengebroken: ook dat kreeg een raamopening met uitzicht op de Oostergrachtswal. Bovendien kwamen toen, ter verfraaiing, die beide gevelste nen in de muur van het pakhuis terecht - die hadden eerder wat doelloos in de kelders van het Fries Museum gelegen. Zo zijn dus alle sporen van een vroegere bebouwing volledig uitgewist en ik kan me voorstel len, dat iemand, die de oude situatie niet heeft gekend, te gen de nieuwe toestand vreemd zit aan te kijken. Waar bij ik dus de aantekening maak, dat die nieuwe situatie langza merhand zo nieuw niet meer is - wie zou zich dat oude brug wachtershuis nog scherp herin neren? Bij het laatste wereldkampioen schap hebben we kunnen zien, hoe het zelfs voor de grootste voetbalcracks onder bepaalde omstandigheden te moeilijk is om strafschoppen te benutten. Normaal gesproken zal een pe nalty niet gemist mogen wor den. De afstand van de straf schopstip tot het doel is slechts elf meter en het doelvlak, dat als een kolossaal gat voor de strafschopnemer ligt, is liefst zeven meter twee en dertig breed en twee meter vieren veertig hoog. Elke speler, die z'n kop er bij houdt, moet in staat zijn de bal langs de keeper te schuiven of te schieten. Maar ja, wanneer de spanning en de zenuwen de overhand krijgen, gaat er gauw wat mis. Toen de grote kleine Maradona voor Argentinië tegen Joegosla vië bij het penaltyschieten ho peloos miste, gingen mijn ge dachten plotseling terug naar een bekerwedstrijd tussen Fri- sia en Nicator in de Tweede Wereldoorlog of misschien zelfs nog daarvoor, op het sportter rein Sonnenborgh. Het nietige Nicator zag toen kans het veel sterker geachte Frisia in bedwang te houden en toen het eindsignaal klonk was er door geen van de partijen gescoord. Ook hier moesten strafschoppen de beslissing brengen. Er werd toen nog het volstrekt krankjoreme systeem toege past, dat eerst de ene ploeg al z'n vijf strafschoppen mocht ne men en dat daarna het andere team voor z'n vijf penalties aan bod zou komen. Het lot wees Frisia aan om te beginnen met de klus en toen mochten we als toeschouwers een zeldzame sensatie aan schouwen. Want welke Frisiaan er voor het nemen van z'n pe nalty ook naar voren kwam, de bal ging er maar niet in. De een schoot jammerlijk huizenhoog over, de ander knalde het leer er ver naast en nog eens drie anderen faalden eveneens. Toen kwam Nicator aan de beurt en ook de eerste man van deze ploeg zocht het doei van de tegenstander veel en veel te hoog. Maar zie: de tweede strafschop van de groenwitten zat er degelijk in en zo won Nicator dus zeer verrassend deze spectaculaire bekerwedstrijd. Met het schaamrood op de kaken kon den de Frisianen de kleedka mer opzoeken. En daar stelde het Frisia-be- stuurslid Aad van der Velde toen nog een heel interessante vraag aan de Frisiakeeper Wil lem Spriensma, die tenslotte dus toch nog had moeten vis sen. "Zeg Willem," sprak de heer Van der Velde min of meer ver wijtend, "nu heb je de hele wedstrijd geweldig goed ge keept, maar waarom liet je nou die strafschop lopen?" Over tien, twintig jaar zullen er duizenden jonge Leeuwarders zijn, die nog nooit van de Weerklank of van Tulpenburg hebben gehoord. "De Weer klank, wat is dat nou?" "En Tulpenburg? Wat kan dat bete kenen?" De laatste decennia zijn er hele buurten uit het stadsbeeld ver dwenen, zonder tastbare herin neringen achter te laten. Van de oude Weerklank en het vroegere Tulpenburg staan geen twee stenen meer op el kaar en zelfs de namen van deze eens zo volkrijke buurten zullen in het vergeetboek ra ken. Dit in tegenstelling tot de na men van andere buurten, die behouden bleven. De nieuwe straten, aangelegd op de plaats waar eens Werkmanslust was, dragen nu ook weer die naam en dat kunnen we ook zeggen van de nieuwbouw op de plaats waar ooit de oude Landbuurt lag. In een ver verleden heeft de stad ook buurtjes gehad, die volledig zijn weggevaagd en waarvan de namen ons nu niets meer zeggen. Wie weet nu nog, waar in Leeuwarden de Dienaarstrans is geweest? Of de Modder? Of het Hazebuur- tje? Of de Kaatsbaan? Of de Touwpluizershoek? Of de Ou- dewijfssteeg? Het zijn alle na men, die we nooit meer tegen komen. Alleen voor onze voorouders zijn ze van beteke nis geweest. Om de weetgierigen onder ons tevreden te stellen geef ik even de juiste plaatsbepaling. De Dienaarstrans was een buurtje op de plek, waar later het Huis van Bewaring werd gebouwd. De Modder was een steegje in de buurt van het Jacobijner- kerkhof en de Grote Kerkstraat. De Kaatsbaan was een zijtakje van de Bagijnestraat. De Touw pluizershoek was een buurtje bij de Poppebrug, achter aan het Vliet. En de Oudewijfssteeg moet evenwijdig aan de Eewal gelopen hebben tussen de Gro te Hoogstraat en de Minnema- straat. Hebben al die niet-Friese reporters en nieuwslezers van radio en t.v. dan tóch gelijk, wanneer zij de naam van onze natuurbeschermingsvereniging uitspreken als "Fryske Gee- aa?" Ik lees, notabene, op een raambiljet bij het Fries Natuur Museum de kreet: "It Fryske Geain de Musea!" Jazeker, Jan Pook werd hij ge noemd. Maar ook wel Jan Fiets. En dat, terwijl hij toch in werkelijkheid Jan Steinvoorte heette. Jan Steinvoorte had er een handje van om in een klei ne kring vrienden en kennissen "de kachel aan te maken", om de "zaak op te poken". Van daar dus dat Jan Pook. En de bijnaam Jan Fiets dankte hij natuurlijk aan het feit, dat hij in rijwielen handelde; hij dreef een zaak in "Steinfietsen" in de Burmaniastraat. De heer Steinvoorte was een man, die hield van "ouderwet se" gezelligheid. Een lekker borreltje drinken aan de stam tafel van een van de Leeuwar der café's en dan gemoedelijk klassineren over de dingen van de dag. Daarbij kon hij dan ver rassend uit de hoek komen - zijn spiritualiteit was vermaard. Eens zat Jan Pook aan de vol ledig bezette leestafel in het hotel De Klanderij. Allemaal vaste gasten, die elkaar door en door kenden. Alleen een van de aanwezigen was voor iedereen onbekend: niemand had dat kleine boertje met die ietwat onnozele gelaatsuitdruk king hier ooit eerder gezien. Na enige tijd kon deze vreem deling uit de gesprekken opma ken, wie er tegenover hem zat. "Hé, binne jo Steinvoorte uut de Burmaniastraat?" vroeg hij verrast. "Dat segge se, ja," antwoordde Jan Pook. "Nou, zei die boer, "dan hew ik es een fiets van jou kocht, mar die fiets viel mij niet met." "Die fiets viel jou niet met?" vroeg Jan Pook verbaasd. "Nee," zei die boer, "er sat he lemaal gien chroom an die fiets." "Wat?" reageerde Jan Pook, "gien chroom an die fiets?" "Was dat dan een fiets met sun stuur?" "Ja," zei die boer. "En met sun zadel?" "Ja," antwoordde de boer. "En hing er dan sun taske aan dat zadel?" "Jaah," antwoordde de boer, kennelijk opgelucht omdat men hem helemaal begreep. "Nou man," vervolgde Jan Pook toen op een verwijtende toon. "Dan hewwe jou niet goed sien, want in dat taske sat het chroom!" Er volgde een daverend ge lach, behalve van dat boere- mannetje - hij kon dit helaas niet wisselen. Op de foto zien we Jan Pook aan de stamtafel van het al lang verdwenen café De Ne derlanden in de Zuiderstraat. Kelner Jan Propsma zet nog maar eens een borreltje voor hem neer.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 7