OVER DE EIERBOER EIBERT EN DE MELKBOER ALS SINT PIET-DIEF-PIET-DIEF WAT EEN ANDER LEVEN. pagina 8 Mijn ontslag bij de Ijzerhandel Van der Meulen aan de Eewal, waarover ik eerder ik 't Kleine Krantsje schreef, viel thuis niet al te best. En dat was wel be grijpelijk. Moeder was al enkele jaren weduwe. Had totaal geen inkomsten buiten het kostgeld van een paar jongelui die op de M.T.S. studeerden en bij ons een kamer hadden gehuurd. In die tijd was er van sociale bij stand nog geen sprake. Dus mien rieksdaalder kon eigenlijk niet gemist worden. Maar ja, ik had nu eenmaal ontslag geno men en gekregen en vertikte het om nog eens voor loopjon gen te gaan werken. Wiet schoenen poetsen voor de kostgangers verdiende ik per week drie dubbeltjes. Daar stond ik vroeg voor op 's mor gens en dan poetste ik zo'n vijf of zes paar schoenen blinkend. Die dubbeltjes gingen dan in mijn spaarpot, maar menige keer moest die spaarpot wor den aangesproken als moeder niet rond kon komen op het eind van de week. GEEN VETPOT Want kostgangers houden was toen ook geen vetpot. Die kna pen aten als slootgravers, dus veel winst was er niet. En de leveranciers, die aan de deur kwamen, moesten betaald wor den. Dat begon elke morgen al met de melkboer. Dat was Van der Meulen van de Lijempf. Wie kent hem nog? Half ver scholen achter zijn grote afge laden handkar in zijn kaki melk boerenuitmonstering. Twee kwaaie honden onder de kar. Aan alle kanten hingen melk bussen en in de kar pakken bo ter, flessenmelk, margarine en allerlei bijproducten. Als van der Meulen onze straat in kwam, hoorde je dat al van ver re. Schreeuwen en tieren tegen zijn honden, ratelende wielen. En roepen tegen de klanten. Dan zag je hem, beladen met allerlei potten en pannen om z'n kar heen reppen. Een liter tje hieruit, een litertje daaruit. Karnemelk, "supenbrij" enzo voort. En dan terug naar de klanten. Praatje maken over het weer en afrekenen. Hij kon je heel vreemd aankijken. Maar dat was geen wonder, want de man had maar één oog. Het andere was van glas.En daar keek hij je altijd onafge broken mee aan. Als kleine jon gen vond ik dat altijd wat grie zelig. Verder had Van der Meulen een krakende scherpe stem. En hij kon de "r" niet al te gemakkelijk zeggen. Maar het was verder een beste man. Had mijn moeder het wat krap, dan was het "volgende keer maag even nou", en dan was ie al weer weg. Dat wil zeggen, hij ging achter de kar staan, begon er tegen te slaan met een stok en ging dan hevig te keer tegen de honden. Dan kwam het gevaarte langzaam op gang, Van der Meulen met één oog loerend om de kar heen om de juiste koers te kun nen bepalen, 's Winters als er sneeuw lag, had hij een "voor trekker" bij zich. Meestal een werkloze man, die dan voor de kar uitliep, een eind touw over de schouder. En dan ging Van der Meulen nog harder te keer. Hij had dan ook een zwaar le ven. Z'n rug was krom van het duwen van die zware melkkar. En zo zag je in de stad wel meer van die zwoegers achter handkarren. Onze melkboer had ook een speciale liefheb berij. Tegen Sinterklaastijd bood hij zich bij klanten met kinderen graag aan als de "goed heilig man". "Ik hef mie soon spultsje anschaft" zei hij eens tegen mijn moeder. "Dus als u wil, kom ik wel even langs vanavond". De kosten waren minimaal. Nou, mijn moeder stond er niet al te hoog mee, maar vooruit, het kostte maar een rijksdaal der, dus: doen! Maar die Sinterklaasavond was het beestenweer. Het sneeuw de verschrikkelijk. De kostgan gers waren op de hoogte van Van der Meulen's creatie, maar ik niet. Ik werd geacht nog in de goede man te geloven. En dat deed ik eigenlijk ook wel, maar niet meer zonder twijfels. Ik was wat je noemt niet meer helemaal argeloos. Vooral toen het al wat laat werd. Ik had inmiddels de mooiste stoel van kussens voorzien op dat de Sint lekker kon zitten en er stond van alles voor hem klaar. Gebak, koffie en zelfs een borrel. In de erker stond ik op de uitkijk. Opeens hoorde ik belletjes klin gelen buiten en zag ik in de sneeuwbui een rijtuig aanko men met twee paarden ervoor! Daar kwam de Sint toch nog En ja hoor, er werd gebeld moeder deed open. Maar bij het "goedenavond mevgouw tje", kreeg ik een vreemde ge dachte, die ik echter direct weer verdrong. Sint kwam bin nen. GROTE TELEURSTELLING En toen had ik de grootste te leurstelling van mijn jonge le ven. De Sint had geen staf, droeg zware hoge schoenen en.had een mombakkes voor! Bovendien had Zwarte Piet geen roe en geen zak bij zich. Enfin, de Sint werd in de mooiste stoel gezet en ik moest bij hem komen. Met gemengde gevoelens keek ik in de twee gaten van het mombakkes, van waarachter de ogen van de Heilige man mij vreemd aanke ken. En toch was die man voor mij Sinterklaas! De koffie wei gerde hij, evenals de borrel en het gebak. Ja, met zo'n mom bakkesvoor. De kostgangers hadden een vreselijke lol, maakten gemene opmerkingen. Of hij soms een glaasje melk wilde en zo meer. Enfin, na het uitreiken van de pakjes verdween de Sint weer schielijk. "Dag mevgouw, dag kgullebol.En dat laatste had hij nou net niet moeten zeggen, want dat zei hij als melkboer ook altijd tegen mij. Ik was meteen genezen! "Ik geloof dat het Van der Meu len was", zei ik tegen mijn moeder. "Ach wel nee jongen, hoe kom je er bij?" was het antwoord, maar ik wist wel be ter. Later vertelde de melkboer, dat hij op het allerlaatst het rij tuigje had gehuurd omdat hij te voet niet door de sneeuw kon komen. Extra kosten? Neen hoor. "Dat doen ik voor mien plesieg!" Zulke leveranciers zie je tegenwoordig niet meer! Het waren allemaal bijna huisvrien den. Daar had je Span, de schoen maker, die altijd met z'n blauwe pak op de rug schoenen kwam halen of brengen. Een keurig baasje, schipperspetje op. En dan slager De Bruin, die eens per week de bestelling kwam opnemen. "Oliekontsje" met z'n zoon, die petroleum kwam be zorgen. "Gepast betalen hoor" zei mijn moeder altijd, want de centen van Oliekontsje stonken zo naar petroleum. En dan had je nog de kleine "Eibert Eike", met z'n mand met eieren aan zijn fietsstuur. Mijn moeder kreeg altijd "kneusjes". Die waren goedko per. Dat mannetje was goud eerlijk en behoorde zo'n beetje bij de familie, tenminste die in druk wekte hij. Wat een ge moedelijkheid was er toen. De aardappelboer, de man met schapekaas, de haringman. Maar ook de tonnenman die langs kwam om de volle "poep- ton" op te halen en te verwis selen voor een lege. Vettig pe tje op, leren lap over de schouder. De stinkende tonne- auto voor de deur. Wat een ander leven nu! Su permarkten met grote parkeer terreinen. Hakkenbar. Onper soonlijke bediening. In de rij voor de kassa's.Ja, wel so ciale voorzieningen. Maar ver der? De "goede oude tijd" mo gen we niet verheerlijken, maar toch. Baarle Nassau M. W. Sytsema Een Leeuwarder melkboer uit een geheel andere tijd: 't is Sinterklaas Van der Meulen niet, maar hij was evenzeer bekend - Piet van der Goot heette hij. Ooit is het in Leeuwarden ge beurd, dat een leraar van een Muloschool voor zijn natuurkun deles een bloemetje nodig had. Dat vond en plukte hij dus in een van onze stadsparken - makkelijk en vlak bij. Maar zie: een patrouillerende agent van politie, attent als al tijd, kreeg de bloemetjesplukker in het oog en.slingerde hem onverbiddelijk op de bon. De zaak afkopen kon toen blijkbaar nog niet en zo moest de over treder voor de kantonrechter verschijnen. Dat werd dus een openbare te rechtzitting en de misdaad kwam breed uitgemeten in de krant te staan. Met het betalen van de opge legde boete kwam de delin quent er nog niet eens af, want voortaan kon hij niet meer voor de klas verschijnen, of zijn lie verds van leerlingen begonnen, achter hun handen, maar dui delijk hoorbaar, te fluisteren: "Piet-dief! - Piet-dief!" Lytse Eibert met z'n mand met eieren aan het fietsstuur: een goudeerlijk mantsje.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1990 | | pagina 8