OVER EEN OUD MOEDERTJE F.POPMA Lzn KOPEN LIPPEN LEEWADDERS, WAAR IS DIT? 'T KLEINE KRANTSJE WOON- en -BEDRIJFSMAKELAARDIJ UIT DE DOOS MET SNIEPSNAREN alle onroerend-goed zaken betreffende *vele referenties. Harlingersingel 23 hoek Harlingerstraatweg Leeuwarden Tel.058-121480' VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 19 Het is een oud kranteknipsel, dat we vandaag uit onze grote Doos met Sniepsnarert opvissen. Het betreft een ver haaltje, dat onder de kop "Momentopname uit de Friesche hoofdstad" in negentienvierentwintig in het Nieuwsblad van Friesland heeft gestaan. We willen het graag even voor de lezers van 't Kleine Krantsje overschrijven, omdat het type rend is voor een tijd, waarin het de gewoonste zaak van de wereld was, dat de mensen net zo lang doorwerkten tot ze er van ouderdom bij neervielen. Oud moedertje Zwart kapje over de net ge kamde grijze haren. Donkere kleeding en bont schortje. Ze dragen de sporen van een zui nig, zorgzaam onderhoud. Nog bijna kaarsrecht is moe dertjes magere houding. Maar dat rimpelig gelaat, die kleine, niet meer heldere oogen, die ingevallen mond getuigen van de stormen des levens, welke heur veerkracht hebben ge doofd, geestelijk en lichamelijk. Van zorg en kommer en vervlo gen sleur. Stempelen haar tot de opoe, door Speenhoff be zongen: Opoe had haar heele leven Voorde kinderen gesjouwd; Nog moet opoe dagelijks ven ten, Opoe wordt zoo moe.zoo oud! Heur flauwe oogen, als spie gels eener dolende ziel, verwij len veel in een verleden, waar rozen bloeiden, maar doornen wondden. Blikken smachtend opwaarts naar een toekomst, waar opnieuw voor haar de ro zen geuren, de bloemen bloei en. Die van zaligen vrede en eeuwige rust. It is a long way. Heur oude mond prevelt. Pre velt aldoor. Die ingevallen lip pen rusten niet, bewegen èl op en neer. Vertolken zij hare ge dachten? Zij prevelt als zij voortsjokt. Zij prevelt als zij stil staat. 't Is of zij wezenloos hare stille wenschen bidt. Nog moet opoe venten, voor haar dagelijksch brood. Met en kel drie gulden staatspensioen kan zij niet rondkomen. Want zindelijkheid was altijd eene van opoe's deugden. Als een parel harer opvoeding is die deugd uit jonge jaren bijgeble ven. Een stil streven, om als 't kan een beetje "kreas" voor 't licht te komen. Daarom vent opoe nog dage lijks. Maar hare negotie aan den arm 'meegedragen, - dat gaat niet meer. Goede vrienden hebben daarin voorzien. Zij schuift haar voertuig, dat zij in sjok-sjok-pas voortduwt. Haar voertuig, dat ook van een blijder verleden vertelt. Eens hebben daarin zalige moeder- oogen nedergeblikt, bespie dend of haar schat, haar zuige ling, de kleine oogjes had toegeloken. Eens hebben van daar uit onschuldige kinderoo- gen aan blijde moeder tegen- gelachen een zon van geluk. Die moeder bleef voor haar de zonneschijn als van goud? Die kleine, is zij nu reeds een Mar- lijntje, rijk en groot? Hoe 't zij, - de arme opoe kreeg dien kinderwagen en voert daarin voort hare nego tie. sjok.sjok! Blikken be kers en lepels en zeefjes en trechtertjes. Koop iets van haar, edele menschenvrienden, als zij tot u komt, - oud moe dertje! Zie daar gaat zij, al prevelend, -sjok, sjok! Even rusten. En ze staat en ze tuurt en ze prevelt, tot.onbarmhartig een windvlaag heel haar voer tuig met inhoud omverwaait, neersmakt, en al haar koop waar over de harde keien ver waaien doet. "Even helpen, opoe?" Wie vraagt dat? Het is de jeugd, die haar speeltuig vaar- wel zegt. Het is een klein, don ker ventje van vier, hoogstens vijf jaar, met zwart, krullend haar. "Graag, lieve kinders, want o - mijn oude rug!" Het ventje tilt met hare hulp den wagen overeind. En krui pend met zijn bloote knietjes over den straatweg, - samen met zusje van drie jaar en nog een kameraadje, wordt de koopmanschap van opoe ver zameld, - alles weer in den ou den kinderwagen. Och, - het waren slechts kleine kinderen. Maar opoe prevelt met haar dorre lippen wat haar oude hart jubelt: dank, dank! En dan trekt opoe, al maar pre velend, met haar negotiewagen weer verder, tot zij niet meer kan. Sjok, sjok! Er kan nu niemand meer leven, die de beklagenswaardige stad genoot "Kop en Lippen" nog heeft gekend. Kop en Lippen was de typerende bijnaam van een mannetje, dat een onvoor stelbaar groot hoofd en buiten gewoon dikke lippen moet heb ben gehad. Hij leefde in de jaren rond de eeuwwisselling. Professor Dr. Hendrik Burger, die zijn jeugdjaren doorbracht op de Put en die later in Am sterdam hoogleraar was, heeft nog eens herinneringen opge haald aan Kop en Lippen, die ook wel, maar minder vaak, Dikke Willem werd genoemd. "Dikke Willem", algemeen be kend als "Kop en Lippen", zo schreef hij, was een afstotelijke verschijning, een klein manne tje, vuil in de kleren, met een hoofd, dat, ongelogen, wel drie maal zo groot was als dat van een gewoon mens. Zijn lippen waren twee reus achtige vlezige lappen, die een weinig van elkaar gingen als hij iets mompelde. Hij schuivelde veel langs de straat; deed nie mand kwaad en werd ook door niemand lastig gevallen. Hij leefde naar het heette van een jaargeld van de Groninger snij kamer, waaraan hij zijn stoffe lijk ik zou hebben verkocht. De moeder van Kop en Lippen heette Louise Boe Boe. Zij droeg geen oorijzer, maar een topmuts en dankte haar naam aan de gewoonte om "boe boe" te zeggen, als de jongens - r - ■NNRBNRHHMHHHHHRHJBMH Dit is de nieuwe opgave voor onze fotoprijsvraag "Leewadders waar is dit?" Oplossingen, uitsluitend schriftelijk, binnen veertien dagen naar de redactie van 't Kleine Krantsje, Vredeman de Vriesstraat 1, 8921 BP Leeuwarden. Uitslag over vier weken. Onder de abonnees, die ons het juiste antwoord geven, verloten wij een exemplaar van het boekje "Leeuwarden - ach ja, zo was het..." met zestien zeer fraaie foto's van de stad uiteen lang vervlogen tijd. haar voor toverkol uitscholden". Al werd Kop en Lippen dan niet door de lieve jeugd geplaagd, zoals Dr. Burger schreef, er werd aan deze bekende en zo opvallende figuur door de Leeuwarders wel een kreupel- rijm gewijd. Dat ging zo: "In de Kerkstraat staat een groot gebouw/Daar wonen Kop en Lippen en z'n vrouw/Een gebouw met grote ruiten/Veel praats, maar weinig duiten/'s Avonds gaat hij naar het logement/Daar verteert hij twaalf en halve cent/Vijf centen voor sigaren/Vijf centen voor een romer klare/Halve stuiver voor de speelman/Dan is Kop en Lippen een braven man". Er zal wel niet veel waars zijn geweest van wat er in dit versje werd verteld. Misschien woon de Kop en Lippen in een van de Kerkstraten, de Kleine, de Grote of de Galileërkerkstraat, maar dan waarschijnlijk niet in een groot gebouw. En.zeker niet met zijn vrouw. Want Kop en Lippen was niet getrouwd. Hij zal met z'n reuzenhoofd en kolossale tuutlippen wel geen vrouw hebben kunnen krij gen. Dertien jaar was Luie van der Laan, toen hij een negenjarig vriendje vermoordde. Het jon getje had hem met een stokje geslagen en hem "Swiene- steertje" genoemd. Daarom sneed Luie zijn kameraadje zonder veel omhaal van woor den de keel af. Dat kwam hem op een gevangenisstraf van ze ven jaar te staan - daarvan zat hij er vijf uit. In 1903, toen hij negentien was, deed Luie de vrouw van zijn broer bepaalde voorstellen, die niet in goede aarde vielen. Ook ditmaal greep Luie meteen naar zijn mes - deze vrouw sneed hij eveneens de keel af. Nu kreeg hij levenslang na een zitting van de rechtbank te Amster dam, waarin een van de rech ters hem verweet, dat hij wel een ander had gedood, maar niet de moed had gehad om zich zelf van het leven te bero ven. Luie antwoordde daarop: "Als meneer dat wil, zal ik u dat tonen". Een paar weken later, op de achttiende april 1904, kreeg een bewaarder van de Leeuwarder Strafgevangenis bij het openen van de cel van de jeugdige gevangene Van der Laan de schrik van zijn leven: het bleek, dat Luie zich had op gehangen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1991 | | pagina 19