BOUWERS VAN DE HOLLANDERWIJK 'T KLEINE KRANTSJE ZES JAAR GELEDEN OVERLEDEN VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 10 TUINMAN KEES WAS EEN HEEL BIJZONDER MENS met de Strijdkreet binnenkwam. Die kregen ervan langs! Later trok Kees ook naar de gemeente van het Vrije Evan gelie, waar hij heel veel vriend schap en liefde ontving. Een ernstige longaandoening bracht hem aan het randje van de dood. Maar als door een wonder genas Kees. Volgens zijn artsen betrof het een spon tane genezing, waar medisch geen verklaring voor was. Een ommekeer in zijn leven. ROEREND AFSCHEID Kees kwam in Greunshiem te recht, nadat hij temidden van zijn collega's van de Plantsoe nendienst en de Sociale Werk voorziening een roerend af scheid had gevierd. Hulde aan die beide instellingen, die hem zo volledig in zijn waarde lie ten! Als tuinman (met vrij veel vakkennis) voelde hij zich vol komen gelukkig. Hij verdiende een redelijk salaris en werkte er hard voor. Van zijn longaan doening genas hij volkomen. In 1986 overleed hij door een hartstilstand. Hij was toen zes en zestig jaar. Dank zij de bescherming van sociale voorzieningen, maar bovenal dank zij een uiteindelijk uitstekende relatie met zijn (stief)moeder en de vriend schap met het Leger des Heils en de gemeente van het Vrij Evangelie, was Kees toch echt een gelukkig mens geworden. Hij was een echt bekend stad- type, maar werd zelden ge plaagd of getreiterd, hoewel sommigen het op zijn spulletjes en geld hadden gemunt. Maar zulke mensen liepen al gauw tegen zijn beschermers op ge lukkig. Op het "Kleine Krantsje" was hij erg gesteld. Belde mij vaak op als er iets in stond dat hem boeide. En dat gebeurde nogal eens. Tenslotte: In hoeverre geeste lijk gehandicapten zogenaamd "anders" zijn of "minder", blijft een grote vraag. Vast staat, dat er zich onder hen heel wat ge lukkige mensen bevinden. Vooral het gevoel voor humor is vaak geweldig groot. Ook mijn broer Kees kon enorm ge nieten van "de Dikke en de Dunne", en tekenfilms. Lachen was één van zijn grootste deugden! Hij was een bijzonder mens. Vandaar dit verhaal. Baarle Nassau M. W. Sytsema Toen ik laatst het Rengerspark bezocht, moest ik al wandelend denken aan mijn broer Kees. Dat schreef ik ook in één van mijn vorige verhaaltjes over be zoeken aan m'n geboortestad. Kees was in mijn ogen een bij zonder mens. En niet omdat hij mijn broer was, maar omdat zijn leven anders was dan dat van velen. Toen hij vijf jaar ge leden overleed, hebben velen dat ervaren als een verlies. Bij de crematie waren er vele tien tallen belangstellenden. En toch had Kees kind noch kraai. Woonde op een kamertje in Greunshiem en genoot daar intens van zijn laatste levensja ren. Wat was er dan wel zo bij zonder aan Kees? DOOFSTOM Wie hem heeft gekend en hem heeft opgemerkt in het Ren gerspark of in de Prinsentuin, of hem als heilsoldaat bij een kerstpot heeft gezien, zal niet hebben kunnen vermoeden dat Kees in zijn jonge jaren vrijwel doofstom was geweest. Een middenoor-operatie was fataal voor hem. Hij liep hersenletsel op en werd bovendien zo doof, dat hij op het doofstommenin- stituut in Groningen terecht kwam als ventje van drie of vier jaar. En alsof dat nog niet genoeg was, stierf zijn moeder kort daarna. Zijn oudere broer en z'n vader stonden er alleen voor om Kees op te vangen als hij eens thuis kwam. En het waren slechte tijden, zo rond de jaren 1922-23. Vader trok naar Indië om daar een betere toekomst op te bouwen. De beide jongens werden aan de zorgen van een pleeggezin toevertrouwd. En inmiddels bleef Kees stok doof en onhandelbaar. Geen vader, geen moeder. Totdat va der, teruggekeerd uit de tropen, een vrouw ontmoette die zich het lot van dit drietal zodanig aantrok dat ze met hem trouw de. Een hele zware taak nam zij op zich! In 1925 kwam er nog een gezinslid bij. Dat was schrijver dezes. Kees had weer een moeder. Maar zijn doofheid veroorzaak- de heel wat conflicten als hij eens vanuit het doofstommen- instituut thuis kwam. Bovendien sloegen de crisisjaren hard toe. Mijn vader had werk als verte genwoordiger, maar het was al lerminst vetpot. Erger was, dat zijn gezondheid achteruit ging. Zo erg zelfs, dat hij in 1932 overleed. En toen stond mijn moeder al leen met drie jongens. Zonder inkomen. Dat was een ramp. Ze moest kostgangers gaan houden. Kees was ondertussen hele maal thuis. Ging naar school 14 in de Tjerk Hiddesstraat, waar meneer Visser een spe ciaal klasje had voor slechtho renden. Daar leerde Kees le zen en schrijven. In huis. was hij onhandelbaar, driftig en een voortdurende zorg. Hij ging van school af en kwam bij de kwekerij Wiemers als leerling. Dat ging redelijk. Intussen hielp een vriend van de familie Kees bij het onder richten. Met engélengeduld werd hem het tuinmansvak ge leerd. Als Kees geen zin had, maakte hij z'n gehoortoestel kapot. "Hoor niks", zei hij dan. Jelle Bergsma uit Wirdum, die hem les gaf, was vaak ten ein de raad. Toen kwam de oorlog. Kees moest voor zijn eigen veiligheid onderduiken in het "gekken huis" in Franeker. De Duitsers vonden hem namelijk verdacht. Wantrouwden zijn vreemde ge drag. Na de oorlog deed zich iets heel bijzonders voor. Toen mijn moeder, Kees en ik op een zondag langs de Koepelkerk liepen, zwaaiden daar de deu ren open van de kerk. De kos ter stond op" de stoep. Opeens bleef Kees stokstijf staan. Keek heel vreemd om zich heen. "Muziek, muziek, ik hoor mu ziek!" riep hij. Stomverbaasd stonden wij toen ook stil. Kees kon weer horen! ALS IN EEN DROOM Het orgel van de kerk speelde bij het uitgaan van de gemeen te nog een psalm. En Kees hoorde dat! Als in een droom liepen wij naar huis. Mijn moe der huilde van blijdschap. En Kees liep schichtig om zich heen kijkend naast ons. Hij hoorde het verkeer, pratende mensen, vogels.Kees was genezen van zijn doofheid. Thuis had hij moeite om er aan te wennen. Onder het eten mochten we niet hard met onze vorken en messen op de borden tikken. We mochten niet meer hard te gen hem spreken. Maar ook als hij een standje kreeg kon hij niet meer zijn gehoortoestel de schuld geven als hij niet wilde luisteren. Helaas bleef hij toch geestelijk gehandicapt. Hij was een dwarskop. Wilde zich niet was sen, ruimde niets op. Mijn moe der heeft met Kees onzettend veel moeite gehad. Uiteindelijk kwam hij in een kosthuis te recht. Maar, er kwam een goede wending! Kees werd ouder, mocht via de Sociale Werk voorziening in de plantsoenen werken en kon zich ook qua in komen redelijk redden. Bovendien trok het Leger des Heils hem aan. Hij werd heilsol daat. Sloeg geen dienst over. Stond bij de Kerstpotten, be zocht kroegen met de Strijd kreet. Kortom, Kees begon echt zelfstandig te worden. Jarenlang werkte hij in de Prin sentuin als tuinman, kende vrij wel iedereen die daar een wan deling kwam maken en iedereen kende hem. Sterk ont wikkeld was zijn gevoel voor orde en gezag. Kwajongens die in "zijn tuin" kattekwaad uit haalden, kregen hele zedëpre- ken te horen. Maar dat betrof ook café-bezoekers als Kees In een al enige tijd geleden ver schenen Kleine Krantsje staat een foto van een groep 'Bou wers van de Hollanderwijk'. Die foto riep bij mij bepaalde herin neringen op. Het kan namelijk niet anders dan dat de mannen in de witte overalls, schilders dus, in dienst waren bij het Leeuwarder Schildersbedrijf Wits. Dan moet ook mijn groot vader op deze foto staan en misschien zelfs ook mijn vader, die later een schildersbedrijf had aan het Zuidvliet op num mer 52. Mijn grootvader, "Opa" zeiden wij, heeft voor de Firma Wits gewerkt als uitvoerder aan de nieuwbouw van het Centraal Station in Amsterdam. Stelt u zich eens voor: een Leeuwar der schildersbedrijf, dat in het voor die tijd verre Amsterdam zo'n groot werk aannam. Mijn opa was dus belast met het toezicht op de werkzaamheden en gaf leiding aan ik weet niet hoeveel glaszetters en schil ders, die de ruiten moesten plaatsen in die geweldige over kappingen. Geen heftrucks, kranen, bouwliften, compresso- (Vervolgoppag. 16)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 10