REKLAME DICKVANDERHEIJDE JR
UIT DE RAPPORTEN VAN
DE LEEUWARDER POLITIE
"TOCH ATTENT VAN ZIJN VROUW.
TKLEIHE KRAKTBJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 15
adviesbureau voor reklame en publiciteit
jozef israëlsstraat 6-10 058-124984
Grietje Tuinstra, oud dertig jaren, huisvrouw van E. Bom,
schipper, gedomicileerd te Jellum, met zijn schip liggen
de achter den Prinsentuin, is in de gracht aldaar ge
sprongen, doch er spoedig uitgehaald door haar man en
eenige burgers. Deze vrouw verkeert sedert eenigen tijd
in een staat van krankzinnigheid, waaraan ook het nu
gebeurde is toe te schrijven. Het werd dan ook door den
inspecteur Versteeg nodig geoordeeld haar in de dwang
buis te sluiten, terwijl verder de op het schip aanwezige
familieleden haar zullen bewaken en de dokter wordt
kennisgegeven, die de noodige maatregelen zal nemen.
Verloren door een dochter ,van Hofstede, kleermaker in
de Bijzondere Strafgevangenis, wonende Dwarsstraat,
een koperen kettinkje, waaraan een gouden crucifix.
Margaretha de Jong, huisvrouw van Johannes Rutgers,
wonende Oldegalileën, klaagt dat juffrouw Kuhlmann,
wonende Wirdumerdijk, bij wie zij werkzaam is geweest,
haar goeden naam aanrandt door te beweren, dat zij niet
eerlijk is.
Schilling, koekbakker, wonende Kleine Kerkstraat, klaagt
over eenige straatjongens, die zand in zijn winkel heb
ben geworpen. Hunne namen zijn: Nicolaas Oelofs, Fol-
kert Dijkstra, Jan Jaspers, Johannes Gijistra, allen tien
a elf jaar oud en wonende in de Boterhoek. Ze zijn
ernstig onderhouden.
Bij Pel aan het Hoogpad in de Weerklank is een begin
van brand ontstaan door het vuur vatten van een ven
stergordijn, hetwelk in aanraking kwam met een petro-
leumstoofje onder een koffiekan. Daar de deur gesloten
was, is door de buren het raam opengeschoven en zijn
deze zoo naar binnen gekomen, waarna het vuur ter
stond is gedoofd.
Een zoon van de weduwe Brinkman, wonende Weaze,
klaagt, dat Zaterdagmiddag een zoontje van den koop
man Van de Kaars, wonende Oude Oosterstraat, een
glasruit bij hem heeft ingeworpen.
De politiedienaar P. Stevan deponeert een 25 centsstuk,
hem overhandigd door den melktapper Van der Meer
aan de Achter de Hoven, 't welk deze heeft ontvangen,
zonder dat hij weet van wie en welk muntstukje vermoe
delijk valsch is. Het is door den goudsmid Nolet, wonen
de Nieuwestad verklaard van lood en dus valsch te zijn.
Jantje Alberts, wonende Hoeksterachterom, klaagt over
haar man, Siebren Landstra, zandschipper, die haar in
hunne woning heeft mishandeld. Landstra, die zich ins
gelijks over zijne vrouw komt beklagen, blijft ter onder
zoek aan de wacht.
Rinske Lemstra, wonende bij den stadsreiniger De Jong,
Nieuweburen, klaagt, dat haar kostvrouw twee rokken
van haar in de Lombard heeft verpand, zonder dat zij,
klaagster, daartoe vergunning heeft gegeven.
Politiedienaar Van der Heide heeft, een twist tusschen
schippers en andere jongemannen op de Voorstreek on
middellijk beëindigd.
Heden is bericht ontvangen van den Heer Burgemeester
der Gemeente Weststellingwerf, dat gisternamiddag al
daar het lijk is gevonden van een persoon, waarvan de
beschrijving overeenkomt met het signalement van de
hier vermist wordende H. S. de Vries, thuisbehoorende
te Amsterdam, doch tijdelijk alhier vertoefd hebbende bij
zijn schoonzoon en dochter, den manufactuur De Vries,
wonende Nieuwestad. Het lijk is gevonden in een sloot
aan den Rijksweg tusschen Blesse en Wolvega. Daar de
man lijdende was aan zwaarmoedigheid, is in deze
slechts sprake van zelfmoord.
Mient Miedema, landbouwer, wonende in het land achter
of nabij het Israëlitische kerkhof, klaagt over den last, die
hij ondervindt, vooral Woensdags, Zaturdags en Zon
dagsmiddags van knapen, die in zijn land, dat aan den
weg ligt, loopen en zoo nu en dan aan het hek als
anderzins vernieling plegen. Eenige surveillance is hem
toegezegd.
Kennisgegeven door Hessel Jorna en Ale Lettering, bei
den wonende aan de Amelandsbuurt, dat zij in een sloot
aan den Groningerstraatweg een lijk hebben zien drijven.
Bij onderzoek is gebleken, dat het lijk was van Hendrik
Dijkstra, oud 40 jaren, metselaar, wonende aan de Pop-
tasteeg, die reeds eenige dagen verdwenen was, zonder
dat zijne huisvrouwzijn verblijfplaats wist.
Aangeloopen bij Rinse Drijver, wonende in de Modder,
een klein zwartharig hondje (reu) met koperen halsband,
't welk hij ter beschikking van den onbekenden eigenaar
zal bewaren.
Wijbe van der Werf, wonende Romkeslaan, klaagt dat
vrouw Roelvink, die naast hem woont, hem gedurig op
straat luid naroept en hem verwijt, dat hij gevangenisstraf
heeft ondergaan.
Door politiedienaar Koopal eenige stukjes lood gedepo
neerd, door hem bij den Koopman Krammer in de Toren-
straat, die hem inriep, bevonden en welk lood door
Arend Tjepkema, oud 13 jaren, wonende Arendsklooster,
was te koop aangeboden. Het is gebleken, dat deze
jongen het lood, zijnde eenige kleine stukjes, heeft ge
vonden bij de in aanbouw zijnde woningen aan den voor-
maligen Wissesdwinger. De jongen is ontboden en gere-
primandeerd; het lood wordt den aannemer teruggeven.
Geertje Zijlstra, tapster, wonende Oosterkade, klaagt in
haar localiteit beleedigd te zijn door Jan Krol, in de
Schrans.
(1891)
Het moet ver voor de oorlog in
de buurt van Bij de Put zijn ge
weest, dat een joodse man,
een zekere Bram, bij zijn ken
nissen met het droeve nieuws
kwam van het plotselinge over
lijden van een gewaardeerde
vriend, een Sam.
Een van de mannen uit het
groepje, dat het bericht aan
hoorde, reageerde met een
verbaasd: "Bestaat niet, vorige
week heb ik Sam nog ontmoet
en afgesproken, dat we don
derdag gaan kaarten".
Maar Bram houdt vol, dat Sam
gestorven is, dood, uit. Juist op
dat moment wordt het Leeu
warder Nieuwsblad bezorgd en
dat geeft opheldering. Het
doodsbericht staat er in:
"Plotseling overleden Sam, zo
en zo. Enig bericht. Geen kaar
ten".
"Toch attent van zijn vrouw"
zegt een van de mannen, "dat
ze bij alle sores nog aan dat
kaarten heeft gedacht."