SOMMIGE STERKE STUKJES IN HET HELE LAND BEKEND? WILLEM SPRIENSMA MERKWAARDIGE ONTDEKKING pagina 7 In de gemoedelijke ouwe tijd waren er heel wat leden van ons politiecorps bij de meeste Leeuwarders met naam en toenaam bekend. Heel vroeger kende iedereen pliesje Koopal, alias "Het Knopke" of "Het Knopke vanne wandelstok", pliesje Hoog met z'n lange witte baard, commissaris Wesser met z'n grote zwarte snor en niet te vergeten pliesje Fetter, van wie bij wijze van gekheid werd gezegd, dat hij bang was voor de jeugd: "Pliesje Fetter gaat voor alle jonges oppe kletter!" En in een later tijd waren dikke pliesje Tolman en lange pliesje Dekker erg bekend en ook de agent, die "Rooie Thomas" werd genoemd en natuurlijk de figuur, die, nog minder vleiend, bij onze stadgenoten bekend stond als "Malle Jan". lijkheid ooit heeft plaatsgevon den? Wij zijn geneigd te veronder stellen, dat het zo inderdaad is geweest. Ook al, omdat wij, no- tabene, in datzelfde boek over de Limburgse figuren een ver haal aantroffen, dat ons even eens heel bekend voorkwam. Dat is het verhaal over de ka pelaan Eugène Baartmans, die eveneens in Eys heeft gestaan. Deze Baartmans, zo vertelt ons de auteur, viel dikwijls bij zijn parochianen binnen en dan schaamde hij zich niet voor zijn "tomeloze eetlust". "Tijdens de communierond gang" zo lezen wij in het ver haal over kapelaan Baartmans, "was de familie Blezer op Ey- serheide een dankbaar adres om uit te hijgen. Kapelaan Baartmans nam royaal koffie en tastte tot driemaal toe bij de speculaastractatie, terwijl neef je Haike de tomeloze honger- symptonen observeerde. Toen de lange kapelaan, blijkbaar uitgemergeld, ook nog het laat ste speculaasje soldaat maak te, riep Haike Scheepers zijn moeder tot getuige: "Mam, doa vritter ut letste stuk ooch nog op!" En dit verhaal, zo dachten wij toen wij het lazen, is exact, maar dan ook exact gelijk aan wat de memorabele Leeuwar der dominee Jan H. Zelle eens heeft vertoond en waarover wij ook ook al eerder berichtten. Ook dominee Zelle schaamde zich niet in het minst, wanneer hij bij zijn gemeenteleden bin nenkwam om van de opgedien de maaltijd een ongehoord deel te verorberen. En ook bij hem moet het zijn gebeurd, dat hij het laatste lekkers van de schaal opat, waarna het zoon tje van het gezin, dat hem als gast had genood, vol afgrijzen uitriep: "Nou eet ie oek het laaste nog op!" VERZONNEN? Ook bij dit geval rijst nu de vraag of dit soms een verzon nen verhaaltje is, dat door heel het land de ronde doet en aar dig van toepassing kan worden gebracht op geestelijken, van wie algemeen bekend is, dat zij royaal schransend door hun gemeente gaan. Zijn er lezers, die ons hierover, meer kunnen onthullen? Wij zijn zeer benieuwd! Dominee Jan H. Zelle. "Ik ben een grote eter"zei hij van zichzelf. Tegenwoordig, is die algemene bekendheid er niet meer bij - misschien kent u alleen maar de agent Huppelepup bij naam, omdat die toevallig naast u woont. Een heel bekende agent uit de dertiger en veertiger jaren was ook pliesje Vis, Sipke Vis. Een beminnelijk man, die heel tac tisch bij heibeltjes en opstootjes de vrede kon herstellen. Na tuurlijk zonder dat de gummie knuppel er aan te pas kwam en ook zonder gebruik te maken van het beruchte bonnenboek je. OP HET MATJE Maar eens moet pliesje Vis bij de commissaris op het matje zijn geroepen, omdat hij te wei nig bonnetjes maakte. Hij was gewoon te goed. Dat ging niet langer zo en daarom kreeg hij de opdracht mee elke week met een stel bekeuringen thuis te komen. Goed, pliesje Vis begon zijn best te doen en zie: op een donkere avond patrouillerend door een smal straatje, zag hij een jong paartje niet nader te noemen handelingen verrich ten. En wat deed pliesje Vis toen? Hij tikte de jongeman schuchter op de schouder en mompelde vaderlijk: "Gelukkig mar, dast hier niet staast te piesen, an- des ha'k die oppe bon slingere mutten Waarom wij deze humoristische herinnering, waar wij al eerder over schreven, nu nog eens ophalen? Omdat wij een hoogst merk waardige ontdekking hebben gedaan. In het boek "50 Markante Dorpsfiguren", enkele jaren ge leden verschenen en geschre ven door de leraar en auteur Jef Bonten, troffen wij tot onze grote verrassing een zelfde si tuatie aan! Het kostelijke boek beschrijft al gemeen bekende typen uit de zuidoosthoek van Limburg, van wie ook een veldwachter Hub van Loo wordt genoemd. Deze meneer Van Loo, die leefde van 1880 tot 1958, was ge meenteveldwachter in de plaats Eys en net als pliesje Vis kreeg hij geen kramp in de vingers door het uitschrijven van be keuringen. "Het verhaal gaat" aldus de schrijver van het boek, Jef Bonten, "dat hij bij zijn vijfentwintigjarig dienstjubi- leum door zijn superieuren uit bundig werd geprezen, doch dat men wel voorzichtigjes op wat meer verbalen vanuit Eys aandrong. Er zou toch wel eens iemand tegen een open bare muur wateren of zo Gewapend met zijn zaklantaarn toog de heer Van Loo enkele dagen later langs de buiten muur van de St. Agathakerk, vast besloten niet alles meer over zijn kant te laten gaan, en toen hij de felle lichtstraal op een verdacht personage richtte, bleek dit een vrijend paartje in een intieme pose te zijn. Ook toen kon hij het niet over zijn hart verkrijgen verbaliserend uit te pakken." Alzo: precies hetzelfde verhaal, alleen ditmaal zonder de ver makelijke variant van de politio nele geruststelling. VOLKSHUMOR? Nu dringt de vraag zich natuur lijk op of in beide gevallen, én in Leeuwarden én in Eys, de volkshumor mogelijk een rol heeft gespeeld. Is de nauwe lijks te geloven geschiedenis in derdaad door de volksmond aan beide politiemannen toege dicht, zonder dat die in werke (Vervolg van pag. 6) Ook bezochten wij de hardrijde rijen in Leeuwarden aan de Bleekerstraat en in Huizum naast de kerk. Dat kon allemaal omdat wij vrij van school kregen als er har drijderijen waren. Een enkele maal gebeurde het wel een hele week en dan was het dolle pret! Zo trokken wij ook op een keer van Achter de Hoven over de Potmarge naar de Huizumer ijsclub. Bij die wedstrijd zagen wij voor het eerst Willem Spriensma op de korte baan strijden tegen een bekende kor te baanschaatser. Zeer opval lend was dat hij de enige was die op Noren aan de wedstrijd deelnam. Om de prijzen reed hij tegen Slof uit Joure die hij als winnaar moest erkennen. Omstreeks 1938 verhuisde de familie Spriensma naar de Em- makade, terwijl ook mijn ouders zich meer in de richting binnen stad vestigden. Voor ons bei den werden toen de contacten met de kaatsvereniging Het Plein minder. Op de feestelijke kaatspartij in 1980 bij het 50-jarig bestaan hebben mijn vrouw en ik vele oud-kaatsvrienden ontmoet en de daarop volgende feestavond met prijsuitreiking deed weer ouderwets aan! Met het slopen van school 13 a en b en het bouwen van een nieuwe op het kaatsveld is een stuk geschiedenis verdwenen en voor velen een mooi onbe zorgde jeugd. Aalsmeer Ing. H. Th. Heegstra ADRESWIJZIGINGEN ALLEEN SCHRIFTELIJK NAAR: ABONNEMENTENADMINISTRATIE 'T KLEINE KRANTSJE, POSTBUS 858 - 8901 BR LEEUWARDEN De zwaarste man van Leeuwarden, wie zou dat zijn, wie zou dat zijn geweest? Een van de bekendste Leeuwarder zwaargewichten in de oude tijd was de textielhandelaar Eduard Lampe, die in de Sint Jacobsstraat woonde. Hij is al verschillende malen in deze krant ter sprake gekomen. Ook zijn geregelde optreden in het zwembad De Groote Wielen is in 't Kleine Krantsje uit de doeken gedaan. De heer Lampe placht daar van de hoge plank af te springen met enorme vloedgolven als resultaat. Daarna bleef hij altijd nog weet hoe lang onder water, vaak tot grote ontsteltenis van "onbekenden", die niet beter wisten. Op de meest onver wachte plaatsen kwam hij dan weer aan de oppervlakte. Er is ons verteld, dat de heer Lampe 264 pond woog, schoon aan de haak. Maar de dikke Eduard Lampe zou toch niet de kampioen van de Leeuwarder zwaargewichten zijn ge weest. In zijn tijd was er ook een meneer Peereboom, een handelaar in mineraalwater, die in de Baljeestraat woonde. En hij woog, zo zei men ons, welgeteld 156 kilo, ofwel 312 pond.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 7