MIJN WIEG STOND IN DE WESTERSTRAAT 'T KLEINE KRAKT5JE LANG GELEDEN VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN Koninklijk bezoek aan de ijsbaan aan de Blekerstraat. Rechts de achterkant van de huizen van de Westerstraat. Toen de Westerstraat nog be stond, was het een zijstraat van de (nu ook al niet meer aanwe zige) Blekerstraat. Beide stra ten maakten deel uit van de in middels weggevaagde buurt schap, grenzend aan de Span jaardslaan en het Rengerspark. De Blekerstraat was de toen malige verbinding tussen de Spanjaardslaan en het IJsclub- terrein. Een houten bouwwerk, aan het einde van die straat, verschafte de schaatsliefheb bers toegang tot wat wij de "Ysbaan" noemden. Dat de Leeuwarder Ijsbaan meer dan van plaatselijke bete kenis was, bewees het Konink lijke bezoek aan de baan, waarvan we in onze kinderjaren getuige waren. Het terrein op zich was gedurende de zomer maanden beschikbaar voor an dere activiteiten. Het dan op het drooggemalen weideveld aanwezige vee, diende tijdelijk te verhuizen. Dit stadskwartier heeft dus in de loop der jaren een radicale verandering ondergaan. In het pand Westerstraat 1, werd ik op zondag vier september 1904, in de wieg gelegd. Dat er op diezelfde dag feest was in de Blekerstraat had een andere reden. FEESTVIEREN Toen-ter-tijd was iedere volks buurt aan zichzelf verplicht, eens per jaar de bloemetjes buiten te zetten. Feestvieren deden we op zondag, want de vrije zaterdag was toen nog niet uitgevonden. De feestviering had zijn beper king tot de betreffende straat, en was in hoofdzaak op kinde ren ingesteld, ledereen deed wat aan de versiering en hoog tepunt was de optocht met mu ziek (we hadden het vermaarde Schelviskoor?) en van de fees telijke ommegang kon heel de buurtschap meeprofiteren. Vuurwerk met knal-effect be sloot het einde van de dag. Ons gezin verhuisde nader hand van de Westerstraat naar de Spanjaardslaan, d.w.z. naar een "streekje", dat uitkwam op de laan. Het pand dat we gin gen bewonen was onderdeel van een< groot vierkant huizen blok, met onder- en bovenwo ningen, begrensd door de Spanjaardslaan, de Bleker straat, de Westerstraat en het, zij het dan een paar honderd meter verder gelegen Rengers park. De woningen waren al leen toegankelijk vanaf de Ble kerstraat en meergenoemd streekje. Sommige huizen (be nedenwoningen) in dit vrij smal le straatje hadden toch nog de beschikking over een kleine bloementuin. Op de hoek van de Span jaardslaan en de Blekerstraat was de kruidenierswinkel van Van der Meulen, en op de hoek Blekerstraat/Westerstraat was het kroegje van De Hoo, later van Van Noord, of andersom. Het hoekhuis aan het streekje had een grasveldje aan de Spanjaardslaan en dat pand werd bewoond door de familie Nicolay, een weduwe met een volwassen zoon en een zieke dochter. Geertje Nicolay was longpatiënte en lag meerdere dagen op een bed in het zie- kententje, geplaatst op het aan wezigeveldje. Ik herinner me dat op een mooie zomeravond er een zangkoor kwam en enkele lie deren ten beste gaf in de open lucht, speciaal bedoeld voor ons zieke buurmeisje. Het zal Kerstmis 1915 zijn ge weest, dat ik met twee zusjes, op verzoek van de moeder van Geertje, enkele zondagschool versjes heb gezongen bij het denneboompje in de ziekenka mer van ons buurmeisje. Haar broer verzorgde de onwillige, brandende kaarsjes, die met moeite overeind waren te hou den. We leefden in de periode 1914-'18 en de gekleurde kaarsjes waren kennelijk van oorlogskwaliteit. Op een stralende zomermorgen werd Geertje begraven. De rouwstoet was op weg naar Lekkum, wisten wij. Boven de familie Nicolay woonde een be roepsmilitair met vrouw en zoon, waarvan ik me de naam niet meer herinner. Die jongen was een jaartje jonger dan ik en samen hebben we ons urenlang vermaakt met de lo den soldaatjes, waarvan hij tal rijke "regimenten" bezat. De grote zolder was dan ons onbe twiste domein. Verder in het straatje woonde de familie Van der Weij, een echtpaar met één kind. Theo was het speelkameraadje van mijn jongste zus, Johanna. Boven Van der Weij woonde de familie Born, een bejaard echt paar met twee volwassen zoons, Jan en Piet plus de pleegdochter Pietje. BEELDHOUWKUNST Vader en zoons bedreven de beeldhouwkunst en waren in hun vakgebied zeer bekwaam. Zoon Piet trouwde met het pleegzusje, Pietje, waarop het stel naar Alkmaar vertrok. Zoon Jan ging later naar Rotterdam, waar hij een baan gevonden had. Ik trof hem nog eenmaal in Alkmaar, waar hij als spreker optrad in een evangeliesatie- tent. In het benedenpand verderop woonde de weduwe Koets al leen en de grotere bovenwo ning was bezet door het kinder rijke gezin Timmer. Teunis was van mijn leeftijd en dus mijn speelkameraad. Verder herin ner ik me nog de namen Jozef, Cris en Age. Een meisje was meen ik de oudste. Later, toen Teunis getrouwd was, heb ik hem nog eens ontmoet. Hij woont met zijn gezin in een zij straat van de Schrans. We zijn nu halfweg en daar be vond zich een overdekte steeg, die toegang zou kunnen geven tot de Blekerstraat, als er aan het einde van de steeg geen beletsel was vanwege een hou ten latwerk. In die steeg was het heerlijk spelen, ook als het weer ongunstig was. Het benedenpand voorbij de steeg werd bewoond door de weduwe Zurk, met haar vol wassen zoon, Anton. In het bovenhuis woonde de schildersfamilie Van der Meer, waarvan vader en minstens twee zoons de verfkwast han teerden. Er was ook nog een dochter in huis van mijn leeftijd. Met dit famke, Douwtsje noem den wij haar, had ik eens een schaats-avontuurtje, en dat was tijdens de barre winter van '16/T7. Wekenlang stonden we toen op de schaats. Niet eigen initiatief, maar anderen hadden bedacht dat zij met mij deel een ongedacht einde aan de zou nemen aan de wed strijd voor paren. Dat deden we dus, maar door het breken van pagina 9 Eens heeft het Nederlandse leger een opperbevelhebber gehad, die Snijder heette. Snijder heette ook een be faamde practical joker uit het oude Leeuwarden, maar deze Henny was geenfami lie van de hoge legerofficier. Tijdens een uitstapje van de voetbalvereniging Frisia naar Arnhem werd het op de zaterdagavond en -nacht nogal een dolle boel en op de zondagmorgen moest er druk gebruik worden ge maakt van de w.c. Ook Henny Snijder begaf zich daarheen, maar hij vond het toilet bezet en begon toen op de deur te roffelen onder het uiten van fraaie kreten als "Schiet op, ouwe schijt- laars". Tot plotseling de deur open vloog en er waarempel een hooggeplaatste legerofficier te voorschijn kwam. Onmid dellijk sprong Henny Snijder met z'n afzakkende broek in de houding en sprak met luide stem: "Present - gene raal Snijder!" een touwtje kwam er snel pret. We zijn inmiddels toe aan het laatste onder- en bovenpand. Beneden werd bewoond door het kinderloze echtpaar Schreinhout en boven woonden wij. Mijn vader, houtdraaier, werkte met een vijftiental meubelma kers bij de firma Plet, een grote zaak aan de stille kant van de Nieuwestad. OPSTRAAT In het derde oorlogsjaar deed de materiaalschaarste zich meer en meer voelen. Plet moest zijn zaak noodgedwon gen sluiten. De deur ging dicht en al de medewerkers stonden op straat. Het pand ging over aan de fir ma Beeling, een zaak in kost baarantiek. Ons gezin en dat van Wiersma, uit de Westerstraat, vertrokken naar Alkmaar, april 1917. Een volgende keer hoop ik iets te schrijven over mijn school die in de Kruisstraat stond. Alkmaar A. Scheer Onze trouwe abonnee de heer Rinze van der Heide heeft in verschillende van zijn vele bijdragen voor 't Kleine Krantsje de Oeverstraat en de Oeverdwarsstraat genoemd, in welke omgeving hij zijn jeugd heeft doorgebracht. Nu kunnen we dat kruispunt van straten laten zien, dank zij een andere abonnee, de heer Richard Oostra in Canada, die ons dit aardige plaatje toezond. De foto is lang geleden gemaakt en wel juist op het moment, dat het orgel hier door de straten trok, gadegeslagen door de nieuwgierige jeugd. Ook de melkman is present, maar wat kan dat lollige karretje links onder in het beeld zijn geweest? Wie daar meer van weet moet het ons beslist nog eens zeggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 9