HOE HET OPBLAZEN KON WORDEN VOORKOMEN HET POST- EN TELEFOONKANTOOR pagina 6 In ons nummer van april is nog eens het geval ter sprake gekomen van ons post- en telefoonkantoor, dat de Duitse bezetters bij de bevrijding van ons land wilden opblazen, maar dat door ingrijpen van de illegaliteit gelukkig niet de lucht inging. Een van onze abonnees vroeg zich af of iemand wellicht nog de namen kende van mensen, die bij deze actie betrokken zijn geweest. Hierop ontvingen wij een reactie van een "Gepensioneerde P. T. T.er", die ons schreef hoe alles indertijd in z'n werk was gegaan, maar die geen namen wenste prijs te geven, want, zo schreef hij, "de wens om anoniem te blijven bestaat nog steeds". Hierbij gaat zijn verhaal. De binnendienst van de tele foondienst bestond uit één gro te afdeling, "de telefooncentra les" en een kleine, het versterkerstation. Als medewer kers van dit versterkerstation vormden wij slechts kleine schakels in de operatie, die er toe leidde, dat het telefoonkan toor vlak voor de bevrijding niet werd opgeblazen. Op onze apparatuurzaal stond een telexmachine, waarop be richten binnenkwamen voor de Duitse bezetters van het tele foonkantoor. Die mochten door ons op het versterkerstation on der geen voorwaarde worden gelezen. Kwam er een bericht binnen, dan ging er op de ka mer van de Duitsers een bel en dan kwam er direct een van de heren bij ons binnenstormen. DUBBELE ROL Die nam dan de tekst mee, schreef een duplicaat en regi streerde het bericht. Eens had den wij hen geadviseerd een zogenaamde dubbele rol toe te passen, een rol met carbonpa pier er tussen. Wij konden ze er wel aan helpen. Daar waren ze ons erg dank baar voor. "Dat was nog eens medewerking," zeiden ze. Maar ze vermoedden niet, dat wij 's avonds, na een seintje aan onze huishoudelijke medewerk ster, de inhoud van hun prulle- mand konden doornemen. Wanneer je carbonpapier, dat slechts eenmaal is gebruikt, te gen het licht houdt, kun je de tekst erop heel duidelijk lezen. Op een morgen om zeven uur kwam onze oudste collega van het versterkerstation op kantoor om zijn collega van de nacht dienst af te lossen. Gehaast vertelde deze, dat er net voor de Duitsers een telex was bin nengekomen met de medede ling, dat bij het prijsgeven van de stad Leeuwarden het tele foonkantoor zou worden opge blazen. Hij had deze telex dus gelezen, maar. was daarbij gesnapt door een van de leden van de be- zettingsgroep, een Oostenrijker en een felle naziman. "U hoort hier meer van!" had deze hem toegesnauwd. Daardoor bleef er voor onze nachtdienstman weinig anders over dan direct te vertrekken via een geheime vluchtroute, die we hadden - daarop dook hij onmiddellijk onder. Een andere Duitser, iemand van de telefoondienst uit Wies- baden, die, naar hij ons verteld had, anti-nazi was, kwam daar op binnen om te waarschuwen: "De nachtdienst moet weg, ze komen hem zó halen - onder duiken dus!" Ons antwoord: "Bedankt, hij is al weg" deed hem glimlachen en zeggen: "Geile". Dat was een Wiesbader stopwoord, dat hij gebruikte, wanneer er iets naar zijn zin was. Ook hij ver trok geruisloos via onze vlucht route, waarmee we hem als vertrouwde bondgenoot al eens bekend hadden gemaakt. Het kan niet anders, of hij moet het gedreun van aanstormende laarzen op de stenen trap nog gehoord hebben - dat was de felle nazi met twee militairen van de gebouwbewaking, die de nachtdienst kwamen halen. "Waar is ie?" vroeg de nazi. "Ik denk naar huis," antwoord de een van onze collega's. "Hij was volledig van de kaart, zei niets, maar vroeg alleen of hij kon worden ziekgemeld. Wat is er eigenlijk gebeurd?" "Dat gaat u niets aan," rea geerde de Duitser, die daarop verdween met de twee al aar dig op leeftijd zijnde en zicht baar ongeïnteresseerde solda ten. 's Avonds zochten ze, zoals we dat vaker hadden gedaan, het voor ons zo belangrijke vel car bon van het bewuste telexbe richt uit de prullemand en de werkster zorgde ervoor, dat het terechtkwam bij de juiste per soon op de telefooncentrale. OOM NICO En die nam contact op met "Ome Nico", ons aller baas, die door zijn houding ten aanzien van het personeel deze ere naam had verworven. Dat we de inhoud van het te lexbericht maar al te serieus moesten nemen bleek enkele dagen later, toen de Duitsers een hoeveelheid springstof, tro tyl en dynamiet, onderbrachten in de kabelkelder, waarvan we eerst alle sleutels hadden moe ten inleveren. Bovendien werden we nog ex tra gewaarschuwd, doordat de bezetters plotseling een dag en nachtbewaking instelden voor onze toegangsdeur in de Galileër Kerkstraat. Na enkele dagen ging onze schoonmaker naar de Duitsers om de sleutel van de kabelkel der, die aan een - periodieke - schoonmaakbeurt toe was. Hij kreeg een van de bezetters als toezichthouder mee. De kabelkelder kreeg nu een goede beurt, waarbij de schoonmaker z'n ogen goed de kost gaf. Zo nam hij ook heel goed de daar opgetaste hoe veelheden springstof in zich op. Dus kon hij bij Oom Nico daar na rapport uitbrengen: "Het zijn net stukjes Sunlightzeep" be richtte hij, waarna nog meer details volgden. Daarna bracht Ome Nico zelf met een medewerker ook nog een geheim bezoek aan de kel der, want er was natuurlijk toch nog wel een sleutel achterge houden. Daarbij bleken de blokjes best na te maken. Ook werd er voor tijdelijk een blokje ontvreemd, waarna er contact werd opgenomen met twee mensen van de telefooncentra le, leden van de Knok Ploeg van de illegaliteit. Ook werd Egbert Mark Wierda ingeschakeld en die kende wel mensen, die de blokjes konden namaken. Het blokje werd ge meten en gewogen, de kleur werd vastgesteld en het werd door de fotograaf Mellema in de Weerd gefotografeerd. Op de lange zijde van het blok je bleek een zegel van de Duit se Wehrmacht te zitten; na ver wijdering liet dat het ontstekingspatroon zien. Dit ze gel werd nagetekend en ge drukt door de lithograaf Rosa. Toen onze blokjes eindelijk heel mooi waren gemaakt, ble ken ze wat te donker te zijn uitgevallen - eerst moesten ze nog naar het Diakonessenhuis om daar onder een hoogtezon op de juiste kleur te worden ge bracht. Maar toen ze tenslotte kant en klaar en niet van echt te onder scheiden waren, werden ze door een medewerker van Ome Nico heimelijk het gebouw bin nengebracht. Op vrijdag de dertiende april begon het al spannend te wor den en leek de dag van de be vrijding in zicht te komen.De Nederlandse telefonistes op ons kantoor werden in ieder geval al door de Duitsers naar huis gestuurd. Allen waren zo stoutmoedig om de kiesschijf en. de spreekhoomapparatuur van hun telefoonpost mee te nemen, waardoor er geen en kele post meer bereikbaar was. Voor de "Einsatzgroep", die het telefoonkantoor zou moeten op blazen, had garage Boelens op de Tweebaksmarkt al een "vluchtauto" in gereedheid moeten brengen. Ook daarbij werd kennelijk sabotage ge pleegd, want toen de Duitsers de auto wilden proberen ging het starten niet zo best. De hele groep bezetters van het kantoor op de anti anti-man uit Wiesbaden na, liep daarbij rond de wagen, waardoor onze oudste medewerker de kans kreeg te zien of binnen het kantoor de kust veilig was. Toen hij dit inderdaad aan Oom Nico kon melden, had deze aan slechts enkele minuten tijd genoeg om in de kabelkelder de blokjes met springstof te verwisselen. Nog geen vijf minuten later stormde de Einsatzleiter, wit van woede, omdat hij de vluchtauto niet aan de gang had kunnen krijgen, de kamer binnen. "Draus! - Er uit!" brulde hij te gen de oudere versterkersta- tionsman en tegen de naziman, die in zijn kielzog meedraaide: "Nach Boelens!" Kort daarop gaven de Duitsers het commando: "Naar huis". Een van ons bleef achter voor zogenaamde "hulp". Ome Nico en de oudste verlie ten het reeds lege gebouw en ze werden vlot doorgelaten door de versperring van Friese ruiters, die zich in de Galileër Kerkstraat bevond. Gelukkig kon niemand op dat moment vermoeden, dat Ome Nico een partij dynamiet in z'n fietstas sen vervoerde. KRULLEBOL Even later vertrok ook de colle ga van de telefooncentrale, die in het bezit was van de echte trotylblokjes. Op het moment, dat hij bij de Friese ruiters kwam, werd de aandacht van de daar geposteerde Einsatzlei-

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1992 | | pagina 6