'TKLEIHE KKAHT5JE
HET SPEKTAKEL VAN Pils^JE BIILSMA
DEARRESTANT
DIE ONTVLUCHTTE
BEKENDE LEEUWARDERS
Het Honnewiefke
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 8
De vorige maand publiceerden wij het haast niet te geloven verhaal van een
vluchtpoging door een arrestant in de donkere oorlogstijd. Een van onze abonnees
zag op een dag in het jaar negentien drie en veertig dat er bij het Blokhuisplein
door twee Duitse S.S.ers een man werd opgebracht. Dit slachtoffer zou zeker naar
het door de Duitsers in gebruik genomen Old Burger Weeshuis aan het Zaailand
worden gebracht. Wie weet wat hem daar te wachten stond, wellicht harde verho
ren en zware mishandelingen. Maar plotseling sloeg de arrestant een van de
S.S.ers zó hard tegen z'n kop, dat die als een blok achterover klapte, terwijl hij
vrijwel op hetzelfde moment de andere S.S. "haakte", zodat die voorover sloeg.
Daarna ging de arrestant er als een haas vandoor, richting Zwitserswaltje.
Wat er daarna gebeurde heeft
onze abonnee toen niet kunnen
vaststellen en nu vroegen wij
ons af of er misschien lezers
van 't Kleine Krantsje waren,
die ons meer zouden kunnen
vertellen over dit spectaculaire
geval.
Ja, zelfs spraken wij de hoop
uit, dat de arrestant-van-toen
zich zelf nog zou melden om
ons te vertellen hoe alles ver
der was gegaan, nadat hij die
Duitse kerels zo succesvol had
gevloerd.
De krant met deze oproep was
nog maar nauwelijks van de
pers af of we kregen al een te
lefoontje van onze abonnee,
mevrouw C. Daems-Lenos uit
Bergum, die ons vertelde als
meisje het spektakel van de
vlucht van dichtbij te hebben
meegemaakt.
Zij woonde namelijk zelf aan
het Zwitserswaltje, waar op die
dag plotseling de buurt werd af
gezet en waar het zomaar we
melde van de politiemensen. Zij
zei dit zich nu te herinneren als
een angstige en spannende
zaak,waarbij zij aanvankelijk
niet wist, waar het precies om
ging-
Later hoorde zij dat alle com
motie het gevolg was van een
vluchtpoging en dat iemand
zich had verstopt in het huis
van de heer Melis de Vries, die
bij het Blokhuisplein aan het
begin van het Zwitserswaltje
woonde. "Hij moet daar een
steegje zijn binnengerend en
als ik het me goed herinner is
hij daarna via een w.c.raampje
in het huis terecht gekomen.
Daar heeft hij zich onder een
bed verstopt, maar door een
voetstap op de sprei is hij ont
dekt en zo dus toch weer in
handen van de Duitsers geko
men".
Hoe het de man verder is ver
gaan wist mevrouw Daems ons
niet te vertellen. Wel kon ze
ons meedelen, dat de heer Me
lis de Vries, oud expediteur,
nog in leven is en nog steeds
in Leeuwarden woont.
(Vervolg op pag. 15)
Dank zij Ritsko van Vliet senior weten we nu, dat de be
faamde vroegere politiecommissaris Wesser tegen Douwe
Bijlsma placht te zeggen: "Boeienkoning is geen vak",
waarop Bijlsma antwoordde: "Dan mut je mij commissaris
makel". Nu, commissaris van politie is Douwe Andries Bijl
sma nooit geworden, maar waarempel, een soort politieuni-
form heeft hij in later jaren wel degelijk gedragen! Onze
populaire Boeienkoning is immers een tijdlang "tuunpliesje"
geweest en in die tijd ging hij keurig geüniformeerd de
baldadige jeugd in de Prinsentuin te lijf. De heer Bijlsma,
die altijd wel gevoelig is geweest voor publiciteit, liep be
paald niet weg, toen wij onze camera in de aanslag brach
ten om deze plaat te maken.
Ze moet een buitengewoon grote liefde voor het dier hebben gehad,
die mevrouw Aaltje Potma-van der Spoel. Tien- en tientallen heeft
ze er in haar huisje liefderijk verzorgd, honden en katten en kippen
en nog veel meer. En de bijnamen, die zij ermee verwierf, kon ze
als erenamen beschouwen. "Het Honnewiefke" noemden de meeste
Leeuwarders haar, maar ook werd zij wel "Het Portieljevrouwtje"
genoemd naar een meneer Portielje, die directeur van Artis was.
Heel velen moeten haar hebben gekend, omdat ze regelmatig met
een piepend handkarretje in de stad kon worden gesignaleerd. Dan
was ze in touw om voedsel te verzamelen voor al haar dieren, die
dagelijks hele hoeveelheden verorberden. Daarbij had ze veel vaste
adresjes, die haar graag voorzagen van oud brood of andere nog
eetbare etenswaren.
Aaltje van der Spoel, aan het Oldegalileën geboren als dochter van
een gardenier, woonde na haar huwelijk met een lijstenmaker enke
le jaren in de Amelandsstraat om daarna naar Brabant te verhuizen.
Daar bleef zij achttien jaar, voor zij weer terugkeerde naar de ver
trouwde omgeving van de Amelandsstraat.
Vervolgens vertrok zij naar de Harlingertrekweg om tenslotte haar
intrek te nemen in een voormalig spoorweghuisje aan de Nieuw-
landsweg in het uiterste zuidwesten van de stad.
Daar verzamelde zij in de loop van de tijd een onvoorstelbare hoe
veelheid dieren om zich heen, vooral honden en katten, maar ook
kippen en geiten en bokken en hamsters, het hield niet op.
Om die hele manege te verzorgen stond Aaltje 's morgens om half
vijf op en 's nachts om een uur ging ze pas naar bed: al haar liefde
gaf zij aan haar beesten en die haalde ze ook uit de anonimiteit - zij
voorzag ze stuk voor stuk van een naam.
Er kwam door ingrijpen van de gemeente, die haar huisje wou
slopen, aan dit dierenparadijsje een eind: terwijl al het gedierte een
plaats kreeg in het Dierenasyl, ging Aaltje zelf naar Nieuw Touten-
burg. Maar daar mocht ze, als grote uitzondering, toch nog één
hond houden om die te vertroetelen tot haar dood.