'TKLEIHE KEAHTSJE
MEESTER BRESSON ALS
ARBEIDSBEMIDDELAAR
Uit grootmoeders ansichtenalbum
EED IN
HET FRIES
EEN JEUGDHERINNERING
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 8
Een heel bijzondere figuur in
het oude Leeuwarden is Mees
ter Bresson geweest, hoofdon
derwijzer aan de Rooms Katho
lieke jongensschool in de
Speelmansstraat. Vaak hebben
we in 't Kleine Krantsje al her
inneringen aan hem opgehaald,
maar voortdurend komen er
weer nieuwe anecdotes bij.
Vandaag een jeugdherinnering
van een abonnee, die bij hem
in de Kanaalstraat heeft ge
woond: Meester Bresson als
arbeidsbemiddelaar.
Wij - de familie van Campen,
destijds bestaande uit vader,
moeder en hun zes zonen, van
wie schrijver dezes de oudste
is (thans 79), noemden mees
ter Bresson, die bij ons in de
Kanaalstraat woonde, altijd
"Opa Bresson": Voor ons als
jonge kinderen was dit een lo
gische benaming, niet alleen
vanwege het leeftijdsverschil,
doch ook omdat deze vriende
lijke oude heer steeds bereid
was tot een gezellig praatje. En
bij Opa Bresson ontbrak nim
mer de humor. Kortom, voor
ons als opgroeiende kinderen,
was hij een echte Opa! Omdat
hij maar een paar woningen
verder - in de richting Achter de
Hoven - woonde, zag in hem
geregeld. Ook nu zie ik hem -
in gedachten - nog vóór zijn
huis buiten zitten als de weers
omstandigheden dat tenminste
toelieten. Zijn pijp was dan zijn
onafscheidelijke vriend. Hij
rookte veel en als het gesprek
soms op dit onderwerp kwam,
placht hij te zeggen: "Gerookt
vlees gaat langer mee".
Als het vis-seizoen open was
kon je hem dikwijls met z'n
hengel, géén bus-hengel, maar
zo'n echte lange bamboe-hen
gelstok, bij de eerste Kanaals-
brug aantreffen, waar brug
wachter Jaarsma de scepter
zwaaide. Deze sprak "Opa" al
tijd heel duidelijk en naar mijn
gevoel met diep respect met
"Meester" aan. Opa stond - ge
leund tegen het ijzeren hek tus
sen de brug en het brugwach-
Het is in 1950 geweest, dat bij
het aantreden van de nieuwe
Provinciale Staten van Fries
land voor het eerst de eed in
het Fries werd afgelegd. Sta-
tenvoorzitter mr. H. P. Linthorst
Homan, voor deze aangelegen
heid gestoken in fraai ambts-
costuum, verklaarde er toen
geen bezwaar tegen te hebben,
dat leden de beloften of eden
zouden afleggen in het Fries,
vóór of na de eed of belofte in
de woordelijk voorgeschreven
Nederlandse tekst.
Aldus klonk er driemaal het "Sa
wierlik helpe my God almach-
tich" door de Statenzaal, vóór
het "Zo waarlijk helpe mij God
Almachtig." De Statenleden die
zo ook de Friese tekst be
zigden waren de heren Van
Tuinen (a.r.), Piebenga (arb.)
en De Jong (k.v.p.).
De populaire Meester Bresson,
een man met een enorme snor
tershuisje - op karper te vissen.
Zo noemde hij dat en wij als
schooljongens stonden daar
naast hem meestal ondermaat
se witvisjes te vangen, die na
de vangst weer in het nog vis
rijke en schone kanaalwater
werden teruggegooid. Opa's
dobber dreef meestal in de na
bijheid van een ducdalf. Daar
zou de karper "zitten" Waar
om? Wel, de karper zou de ge
woonte hebben aan het hout
van zo'n houten paal te sabbe
len. Dit werd ons tenminste
door Opa verteld en wij twijfel
den geen moment aan zijn
woorden. Helaas ben ik er nim
mer getuige van geweest dat
Opa daar een karper heeft ver
schalkt. Maar gezellig was het
wél op dat vis-stekje bij die
brug! Misschien was die gezel
ligheid voor Opa wel belangrij
ker dan steeds naar zijn dobber
te moeten turen.
In mijn jongensjaren was zijn
echtgenote al overleden. Opa
had toen een huishoudster die
Alida Visser heette. Omdat Opa
een vers kippeëitje bij het ont
bijt op prijs stelde, hield hij er
enige kippen en een haan op
na. Het hok stond achter zijn
huis in de tuin. Klachten van de
buren over vroeg hanegekraai
zijn er voor zover mij bekend
nooit geweest.
Opa vond dat ik wel een ge
schikte knaap was om zo nu en
dan het kippenhok schoon te
maken, wat ik dan ook enige
jaren met liefde heb gedaan.
Als "beloning"- toen ik wat ou
der was geworden - ontving ik
van hem na zo'n schoonmaak
beurt een sigaar, die hij voor
zichtig uit zijn sigarenkoker
haalde. Soms trakteerde hij mij
op een glas overheerlijke wijn.
Ik herinnerde mij deze smaak
weer toen ik later met vakantie
in Hongarije was en daar ge
noot van de bekende Tokayer
wijn. Opa had nog een "baan
tje" voor zijn buurjongen. Wat
was dat dan? Wel, Opa had
een "bijverdienste"! Hij ver
kocht een middel tegen reuma
tiek, niet om in te nemen maar
om bij je te dragen. Uit zijn
broekzak haalde hij enkele aan
elkaar gehechte ringen van een
verschillende metaalsoort plus
een stukje aluin. Als je deze
voorwerpen steeds gezamenlijk
bij je droeg zou dat een uitste
kend middel tegen deze kwaal
zijn. Van een groot stuk aluin
moest ik met een figuurzaag
kleine langwerpige blokjes af
zagen en daarna wat "polij
sten" zodat het gladde blokjes
werden. Dit was echt een werk
je voor dé lange winteravon
den. Opa waardeerde mijn me
dewerking en liet dit ook
blijken. Toen hij eens bemerkte
dat mijn handschrift voor verbe
tering vatbaar was begon hij
me schrijf les te geven. De ex-
schoolmeester kwam weer in
zijn element! Hij had kennelijk
zijn eigen methode uitgedacht.
Op een bepaalde manier moest
je namelijk de penhouder (let
wél: één met een "kroontjes
pen" erin) tussen duim en wijs
vinger flexibel vasthouden.
Daardoor kon je goed "dun" en
"dik" schrijven.
Opa Bresson was voor mij ook
"arbeidsbemiddelaar". Na mijn
schooljaren - in het begin van
de dertiger crisisjaren - was ik
met een M.U.L.O.-diploma op
zak op zoek naar een betrek
king waarbij mijn belangstelling
nu niet bepaald naar kantoor
werkzaamheden uitging. Toen
ik Opa vertelde wél alle andere
werkzaamheden te willen aan
pakken werd hij aktief. Hij vond
namelijk voor mij een baan als
magazijnbediende bij het nieu
we en moderne warenhuis van
Vroom en Dreesmann. Het
werd mijn eerste betrekking in
loondienst, 't Voornaamste was
dat ik wat om handen had en
werkervaring opdeed. Mijn loon
was tien gulden per maand.
Later hoorde ik dat de toenma
lige directeur van V&D vroeger
als schooljongen bij Meester
Bresson in de klas had gezeten
en die kon natuurlijk het ver
zoek van zijn oude school
meester om diens buurjongen
aan werk te helpen niet weige
ren. Naderhand vond ik mij
meer passende arbeid, maar
deze eerste werkkring zal ik
niet vergeten en zeker niet de
gene die daarbij als bemidde
laar fungeerde.
Veroordeeld tot een gevange
nisstraf van twaalf jaar, ver
dween de oude heer Wierd
Kromhout van der Meer (een
vroegere stationschef van de
tram) in 1957 achter de tralies
van de Strafgevangenis in
Leeuwarden. Hij had gepro
beerd een medebewoner van
zijn bejaardentehuis in Weidum
met rattenkruid te vergiftigen -
een poging, die heel toevallig
mislukte. Toen de gevangenis
deuren zich achter hem sloten,
kwam deze Wrede Wierd op
bekend terrein. Hij had hier
eerder immers al zestien
jaar vertoefd, nadat hij in 1929
in het Haagse Bezuidenhout
een dame met een scheermes
de hals had afgesneden. Nadat
er levenslang tegen hém was
geeist kreeg hij twintig jaar ge
vangenisstraf. Toen er na zijn
tweede "moordzaak" twaalf
jaar tegen hem werd geeist,
riep de toen al tweeenzeventig
jaar oude delinquent ontzet uit:
"Maar dat is dus levenslang!"
"Dat voelt u goed aan" ant
woordde de Officier van Justitie
droog. En dat is het ook gewor
den: niet lang na zijn veroorde
ling overleed hij in zijn cel.
Deze jeugdherinnering mag
dan ook gezien worden als een
posthume hommage aan de bij
ons zo geliefde "OPA" BRES
SON.
Hengelo J.G.F. van Campen
Oudere Leeuwarders herinneren zich zonder twijfel de bijzonderde figuur van Jan Zondervan, de boekhandelaar, die zijn
zaak had op het hoogste punt van Leeuwarden, op de hoek van de Grote Kerkstraat en de Kleine Hoogstraat. Via enorme
lappen van advertenties in de krant bood hij boeken aan tegen prijsjes, die zo laag waren, dat je je afvroeg of hij er nog
wel een halve cent aan kon verdienen. Maar Zondervan gaf ook prentbriefkaarten uit en die zullen ook wel zo goed als
niks hebben gekost. Deze kaart uit Grootmoeders Ansichtenalbum is er één van en ze draagt op de achterzijde het
nummer 747. Zou dat slaan op het aantal verschillende kaarten, dat Zondervan heeft uitgegeven? Nee toch. Goed, we
zien hier dus het Burmaniahuis aan de Nieuwestad, nog niet ingeklemd door de enorme vangarmen van het Stadskantoor.