MIELIE PITTERSBAND
NOG NIET VERGETEN
'T KLEINE KRANTSJE
ZELDZAME VERSTANDHOUDING
GEHEIMZINNIGE BRIEF
BA Al E FLUT
VOOR LEEUWAROEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
Het publiceren van een foto
van de ons onbekende "Mielie-
pittersband" in ons januarinum
mer heeft enkele interessante
reacties opgeleverd. Wij had
den al begrepen, dat dit een
jeugdgroep is geweest van de
Nederlandse Vereniging van
Fabrieksarbeiders en arbeids
ters, afdeling Leeuwarden,
maar we hoorden nu ook, waar
deze groep resideerde en mu
siceerde.
Onze abonnee de heer Jac.
Vriend te Haarlem schreef ons
naar aanleiding van onze publi
catie het volgende:
"Van 1933 tot mei 1939 heb
ben wij gewoond in het gebouw
van die vereniging aan de Turf
markt op nummer 20. Aan de
voorkant was het kantoor, waar
regelmatig vergaderd werd en
In 1871 overleed er in Leeu
warden een zekere Pietje van
Noord, negen en zestig jaar
oud. Als twaalfjarige was deze
Pietje in dienst gekomen van
de Cichoreifabriek van de Ge
broeders Terhorst, die aan het
Oldegalileën stond, zodat zij
niet minder dan zeven en vijftig
jaar bij deze onderneming had
gewerkt.
achter het kantoor was een
zaaltje, dat voor verschillende
activiteiten werd gebruikt, maar
hoofdzakelijk door de jeugdaf
deling van de N.V. v. F.A.
WERKLOOS
Er waren in die tijd veel jonge
ren werkloos en die kwamen
ook wel overdag om verschil
lende dingen te maken voor de
jeugdgroep, zoals bijvoorbeeld
coulissen en ook de schermen,
die we op de afgedrukte foto
zien met de G. sleutel erop.
Twee van die sleutels staan er
verkeerd om op en ik weet nog,
dat die er zo opgeschilderd
werden, maar dat hebben ze
toen zo maar laten zitten.
De jongens traden bij verschil
lende gelegenheden op, zoals
feestavonden van het N.V.V.
De begrafenis van Pietje van
Noord op het kerkhof van Lek-
kum werd bijgewoond door de
beide broers Terhorst en dat
kwam als een hele bijzonder
heid en "als een bewijs van
goede verstandhouding tussen
patroons en werklieden" in de
krant te staan.
Ook werden de heren Terhorst
eervol in de krant vermeld, toen
en de foto kan best genomen
zijn in het zaaltje aan de Turf
markt. Wij zijn in 1939 naar
Haarlem verhuisd en hoe het
allemaal afgelopen is met de
Mieliepitters weet ik niet."
De heer E. Boonstra te Leeu
warden kon ons nog verschil
lende namen noemen. In de
eerste plaats die van zijn oud
ste broer Gauke, die de dirigent
was - hij is in 1983 overleden.
Verder Geert en Piet de Vries,
die beiden als negerzangers
optraden, de gebroeders Van
der Hoek en een Auke Ferwer-
da, die op de mandoline speel
de.
De heer Piet de Vries uit Leeu
warden, net al genoemd, vertel
de ons dat die merkwaardige
naam Mieliepitters uit Zuid-Afri-
ka kwam. Hij herinnerde zich,
zij een van de personeelsleden,
die precies vijftig jaar in het be
drijf had gewerkt, niet alleen
een feest bereidden en haar
vele geschenken aanboden,
maar bovendien beloofden haar
gedurende haar verdere leven
"het loon uit te betalen, zonder
dat zij aan den arbeid een di
rect werkdadig deel zou heb
ben."
dat de leden van de jeugd
groep zich ook wel verdienste
lijk maakten met het aan de
man brengen van het toen zo
bekende blad De Notenkraker
- die bladen ventten ze zater
dags uit op de Nieuwestad bij
de Langepijp - en daar ver
dienden ze dan een extraatje
mee. "Het was een prachtige
Het is nu precies vijf en twintig
jaar geleden, dat er op de re
dactie van 't Kleine Krantsje
een geheimzinnige boodschap
binnenkwam. Wij ontvingen
toen een niet ondertekend
briefje, getikt op een schrijfma
chine, waarin melding werd ge
maakt van een nieuwe bedrei
ging van het stadsschoon van
Leeuwarden. Het bericht be
helsde het aanstaande verdwij
nen van de Sint Bonifatiustoren
aan de Voorstreek.
Alsof de anonieme afzender
van deze onheilstijding bang
was op enige wijze z'n vingers
te branden, noemde hij in zijn
briefje de naam van de toren
niet eens: hij sloot een uit een
vroeger exemplaar van 't Kleine
Krantsje geknipte foto van de
Bonifatiustoren bij zijn briefje in
en tikte letterlijk op het velletje:
"M. H. Ook deze toren zal uit
het stadsbeeld verdwijnen; het
onderhoud wordt te duur, zodat
de toren waarschijnlijk gesloopt
zal worden".
Dus geen ondertekening van
deze aankondiging, geen naam
van de afzender, noch een
adres.
pagina 6
en spannende tijd" aldus de
heer De Vries.
Het moet kort voor het uitbre
ken van de oorlog zijn geweest,
dat er aan het bestaan van
de Mieliepittersband een einde
kwam en nog levenden, die er
ooit lid van waren, zitten nu ze
ker al in de buurt van de tachtig
of negentig jaar.
Dat leek dus een onheilspel
lend bericht, waarbij we direct
moesten denken aan de prach
tige uit 1540 daterende Nieuwe
Toren in de Grote Hoogstraat,
die jammer genoeg ook verlo
ren is gegaan, toen men be
sloot dit bouwwerk te slopen,
nadat zware decemberstormen
in 1883 dit sieraad van de stad
lelijk hadden geteisterd.
Zou nu ook de veel jongere, in
1884 gebouwde, Bonifatiusto
ren van de aardbodem verdwij
nen?
Nu we zoveel jaren later zijn
weten we, dat.de toren aan de
Voorstreek inderdaad met af
breken is bedreigd, maar geluk
kig konden die boze plannen
worden voorkomen; de toren
werd gerestaureerd en kan zo
weer jaren mee.
Maar nooit opgelost werd het
raadseltje van dat geheimzinni
ge briefje van vijf en twintig jaar
geleden. Nimmer hebben we
mogen vernemen, wie ons dat
heeft gestuurd. En, vanzelf
sprekend, heeft niemand ons
ooit verteld, waarom die bood
schap toen zo geheimzinnig
moest zijn.
Wie zeker een plaats verdient in onze Eregalerij van Bekende-Leeu
warders-van-toen is het vrouwtje, dat we hiernaast met haar trouwe
hond zien afgebeeld. Officieel heette zij Boukje, maar iedereen noem
de haar Baaie Flut en Joost mag weten, hoe zij aan die nogal
merkwaardige bijnaam kwam. Hoewel: Fryske famkes met de voor
naam Boukje werden weleer wel als Baaie aangeduid.
Eigenlijk kon je haar wel een stadstype noemen, want iedereen kende
Baaie Flut als een enigszins uit de pas lopende figuur, hoewel zij
duidelijk op een ander niveau vertoefde dan bijvoorbeeld een Ouwe
Tietsje, die vaak bewust de publieke aandacht trok door strijdlustig
haar stok te heffen en uit te schreeuwen, dat Deutschland über alles
ging-
Baaie Flut woonde in een huisje aan het Luilekkerland en in die buurt
werd ze vaak gesignaleerd met haar onafscheidelijke vriend, het
hondje dat Fanny heette. Zoals gebruikelijk in haar tijd werd Baaie
Flut met haar sterk gebogen gestalte veel door de lieve jeugd ge
plaagd.
Wanneer kwajongens dreigden haar lieveling wat aan te doen, pakte
Baaie Flut het beestje bij de voorpoten op, zodat het arme dier niets
anders meer kon doen, dan op de achterpoten voort te stumperen. En
dat werd dan een vertoning, die deze belhamels bijzonder vermakelijk
achtten.
Zelf deed Baaie Flut werkelijk niemand kwaad. Zij was een zachtmoe
dige vrouw, die op deze wereld waarschijnlijk niets dierbaarders had
dan de hond, die dus altijd bij haar was. Behalve dan in de Wester-
kerk, waarin Baaie Flut nog wel eens de diensten volgde. En eens
moet het zijn gebeurd, dat Baaie Flut daar, in de stilte tussen het
zingen in, met een schelle stem verkondigde: "Ik sing nooit gesan-
gen," waarna iedereen verstoord omkeek, want deze opmerking viel
in de hele kerk te beluisteren. Maar toen men begreep, dat Baaie Flut
hier aan het woord was geweest, keerde de rust in de kerk spoedig
terug.
(Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje).