'TKLEIHE KRANTSJE
BAARZEN
OP DE
LANGE PIJP
f 35j
p.dBjonq
LEEUWARDEN
INDE
TWEEDE
WERELDOORLOG
beschreven door
Ype Schaaf
tientallka
gebondbei
dankzi|e
zeer la^
©2^
wild en Ugevogelte«kaas»wijnen
416 bla
Uitgeverij Van Wijnen
ST.JACOBSSTRAAT LEEUWARDEN
TELEFOON 058-123919
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD^R OMHEEN
pagina 8
Postbus 172, 8800 AD Franeker, T|9<
SCHOPPERSHOF
Altijd beleef ik veel plezier aan
't Kleine Krantsje, zoals nu
weer in maart met het artikel
over het Schoppershof, waarin
twee schoenmakers Sjoerdsma
werden genoemd - dat waren
Wiemer en Jan. Wiemer was
mijn grootvader naar wie ik ben
genoemd. Ik ben op 4 januari
1915 geboren in de Javastraat
als zoon van Evert Sjoerdsma
enC. G. M. Hoekstra.
Er woonde op de Pölle nog een
derde Sjoerdsma, een zuster
van mijn vader, die Lies heette
en getrouwd was met Tjerk
Meyer. Lies, die in het huis
over het brugje woonde, ver
zorgde gedeeltelijk Wiemer en
Janmeto.a. het eten.
Nog een bekende bewoner van
de Pölle was Feike de Jong,
een vrijgevochten type, die het
klomphout waterde in het sloot
je waarover het brugje lag.
Als kind kwam ik wel eens bij
de twee schoenmakers. Hun
woonkamer met bedsteden was
ook de schoenmakerij. Ik kan
nog steeds de gevoelens op
roepen van de bepaalde sfeer
en de geur van was, pek en het
brandende theelichtje met daar
op een schoteltje pluggen, die
moesten drogen. Het schoen-
leer werd ook geklopt; ik meen
om het slijtvaster te maken.
Voor de verwarming en het ko
ken was er een kolomkachel
met een brede voet, waarop je
fijn je voeten kon warmen. In
deze kachel kon je ook water
verwarmen door een insteekke-
tel.
Zondags wandelden de twee,
vooral in de zomer, hele einden
en wel tot Marssum toe. Op
maandag werden de te repare
ren schoenen opgehaald en
dan was er, zoals dat toen ge
bruikelijk was, wel eens tijd
vooreen borreltje onderweg.
Havelte Wiemer Sjoerdsma
VERKERING...
Voortdurend staan er in 't Klei
ne Krantsje artikelen, die voor
mij oude herinneringen oproe
pen. Nu weer over de scholen
in de Margaretha de Heer
straat.
Eind oktober '44 kregen we
verkering en het meiske diende
in de Wijbrand de Geeststraat
op nummer 35. Op haar vrije
avond, als ik haar naar huis
bracht, namen we teder af
scheid in de portiek van een
van die scholen en we letten
dan op het klokje van het Gab-
bemagasthuis - half elf moest
zij binnen zijn. Nu zijn we nog
steeds samen en al zeven en
veertig jaar getrouwd.
Ook herinner ik me de Bewaar
school aan de Tuinen met als
hoofd Juf van Biezen en verder
Juf Berga. En natuurlijk Juf
Sjollema, de "broekenbienster",
die volgens mij alleen maar
twee pinken had. Onze lange
kousen werden omhooggehou
den met knoopsgatelastiek, dat
aan het hemdje vastgezet
werd.
Een liedje, dat ik me nog herin
ner, ging over een vogeltje:
"Mijn eitjes, fiet, fiet, die krijg je
niet; dat worden weer zangvo
geltjes, piederwietwiet."
School 14 was de plaats, waar
we in het najaar in de rij ston
den voor witte klompen. Vader
was werkloos en hij verfde ze
zwart en sloeg er oud leer on
der. Er was veel armoe in de
dertiger jaren.
Het liedje op de laatste school
dag luidde, dacht ik, 't Is van
daag de allerlaatste keer, mor
gen zien we het bargehok niet
weer, de grootste barg staat
voor de klas en beult de kleine
bargjes af." Dergelijke liedjes
hoor je nu niet meer - 't is wel
een heel andere tijd dan vroe
ger.
Sittard Jochum Brantsma
DOODSHOOFDEN
Door uw artikel over doods
hoofden in het maartnummer
van 't Kleine Krantsje voelde ik
me min of meer 'aangespro
ken'. Want vijfentwintig jaar ge
leden stak ik het Oldehoofster-
kerkhof over en zag toen twee
jongens die aan het voetballen
waren met een schedel. Ik
speurde daarop direct de grond
af en deed hierbij ook de vond
sten van mijn leven.
Diverse botten lagen verspreid
over de grond, welke blijkbaar
door een graafbak was afge
schraapt. Zodoende waren er
veel gebroken beenderen e.d.
die her en der vespreid over de
grond lagen. Weldra was ook ik
de trotse bezitter van een sche
del.
Na enig zoeken had ik diverse
kaken bij elkaar gezocht, doch
deze pasten niet bij de gevon
den schedel. Opvallend waren
de sterk afgesleten tanden en
kiezen, waarvan sommige
zwarte plekken vertoonden van
ouderdom en waarin geen en
kele tandarts ooit een boor of
vulling had geplaatst.
Als verzamelaar c.q. bewaarty-
pe, was ik niet op het idee ge
komen om de schedel van de
hand te doen om hier 'munt' uit
te slaan. Deze heb ik dan ook
jaren in huis bewaard en is la
ter door toedoen van een vrien
din stilletjes in de vuilnisemmer
verdwenen.
Aangezien ik in die tijd een op
leiding in Schoonhoven volgde
voor goudsmid is het misschien
niet verwonderlijk dat de tan
den later door mij tot sieraden
werden verwerkt. Ook deze
heb ik nimmer te koop aange
boden en ik heb dan ook nog
steeds enkele in mijn collectie
gehouden.
Uiteraard zijn tanden niet echt
interessant, doch aangezien
deze op de eerder genoemde
plek zijn gevonden, hebben ze
voor mij toch een historische
en nostalogische waarde. Te
vens vervullen ze af en toe nog
eens een decoratieve functie
op speciale 'Western' feesta
vonden.
Gouderak Wyger Kramer
DOODSHOOFDEN
"Doodshoofden te koop", las ik
in 't Kleine Krantsje. Over
doodshoofden kan ik meepra
ten, al waren ze niet te koop!
Na de grote brand in de vuur
werkfabriek van mijn vader aan
de Voorstreek in 1913, waarbij
de werkplaats achter het woon
huis op de hoek van de Wijde-
steeg ontplofte, kwamen bij de
opgraving ettelijke doodshoof
den te voorschijn.
Ons huis stond namelijk op het
voormalige Hoeksterkerkhof.
Wij waren in die tijd onderge
bracht bij mijn grootouders Ro
denhuis. Ik ben toen, waar
schijnlijk met mijn vader, een
keer wezen kijken. Emmers vol
doodshoofden en botten! Grie
zelig vond ik dat toen niet, wat
achteraf bezien toch wel merk
waardig is geweest.
Huizen Bach Schuurmans
FLINKE SNEE
Als jongen van het Oldegalileën
zwommen we vaak in de Dok
kumer Ee en dan legden we
onze kleren in het zouthok van
de darmenschrabberij van De
Wied. Eens dook ik vanaf het
betonbruggetje op een scherp
voorwerp en kreeg een flinke
snee in het voorhoofd.
Ik moest dus verbonden wor
den en kwam terecht op het
Blokkepad bij de houtzaagmo
len van Timmermans, waarvan
ze zeiden, dat de baas een
kwade kerel was. Vaak kwam
hij kwaad met een stok aanlo
pen, wanneer wij daar zwom
men en van de ene op de an
dere boomstam sprongen.
Maar nu viel het allemaal erg
mee. Nadat ik bij zijn kantoor
had aangebeld, stond hij plot
seling voor me en zei: "Wat
nou jongen, dit lijkt niet zo best.
Kom maar gauw mee." En ik
kreeg een flinke lik jodium en
een grote pleister op de wond.
"En nou maar gauw naar de
dokter," adviseerde hij.
Die arts was dokter Lugten-
borg, die aan de Emmakade
woonde. Dat was een fijne dok
ter, een lange man van meer
dan twee meter en hij droeg
schoenen met maat vijftig. Dat
althans werd er in de wachtka
mer door andere patiënten ver
teld.
Leeuwarden W. Kramer
SCHOLENSTRAAT
Na de "ontbrekende schakel"
aangedragen door (ds.) N. Ho-
genhuis te Zwolle en het onder
schrift van de redactie daarbij
lijkt het me toch nog niet ge
heel duidelijk wat op de foto's
op pag. 5 van het februari-num-
mer te zien is. Mogelijk maken
de volgende aanwijzingen alles
goed duidelijk:
Op de foto rechtsboven aan de
bladzij, die genomen is richting
Wijbrand de Geeststraat v.l.n.r.
te zien: de Chr. Kweekschool
en verder (let op de gootrand)
de Leerschool (van de Chr.
Kweekschool, zoals de Leer
school officieel heette, omdat
de kwekelingen van de Kweek
school daar hospiteerden) sa
men met de MULO-school van
de heer N. Hogenhuis. Voorbij
de scholen zien we nog een
stukje Gabbemagasthuis.
De foto linksonder, eveneens
richting Wijbrand de Geest
straat, is de Groen van Prinste-
rerschool samen in één ge
bouw met de ULO-school,
waarvan de heer Lefferstra
hoofd was.