EEN SCHOOLREISJE IN
DE TWINTIGER JAREN
'T KLEINE KEANT5JE
De twintigste eeuw
in ons Leeuwarden
VREEMD VOORVAL BIJ 'T VLIET
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
pagina 7
Een rare zaak: de Drachtster boot Voorwaarts kapseist in de
stadsgracht bij de Nieuweweg. De deklast is waarschijnlijk niet
goed opgetast. Achttien passagiers, van wie sommigen met moei
te werden gered, komen in het vlakbij gelegen Stadsziekenhuis
terecht. (1903)
Er wordt in het Parkherstellingsoord een meisje uit Pingjum ver
pleegd, een Geertje Personius. Het kind verveelt zich er nogal;
daarom wekt een vriendelijke verslaggever van Het Vrije Volk z'n
lezers op haar een prentbriefkaart te sturen. Daarop komen er
zakken vol post bij het Parkherstellingsoord binnen. Bij het tellen
van alle kaarten komt Geertje op meer dan tienduizend uit. (1951)
Het Sportterrein Cambuur wordt met een lichtinstallatie verrijkt. Er
komen schijnwerpers, elk met zeven rijen van vijf lampen, die zijn
geplaatst op masten met een hoogte van twee en veertig meter.
Er wordt gezegd dat de nieuwe installatie een van de beste in ons
land mag worden genoemd. 1962)
Een bekend Leeuwarder familiebedrijf bestaat honderd jaar. Het is
de kantoorboekhandel van Hilarius in de Weerd. Het bedrijf werd
door Jan Hilarius opgericht. Zijn tweelingzoons Johannes en Pieter
zetten de zaak voort en met Pieter Hilarius, een zoon van Johan
nes, kwam de derde generatie in de zaak. Nu zijn het diens zoons
Pieteren Johan, die de traditie voortzetten. (1949)
De laatste windmolen, die nog op de bolwerken staat, wordt ge
sloopt. Het is De Arend, die bijna driehonderd jaar op de Vrouwen
poortsdwinger heeft gestaan. Alleen het molenaarshuisje zal nog
lang de herinnering aan deze molen bewaren. (1901).
Na zeven en twintig jaar directeur te zijn geweest, neemt dr. A.
Wassenbergh afscheid van het Fries Museum. Er wordt hem veel
lof toegezwaaid en de gemeente Leeuwarden vereert hem met de
erepenning van de stad. 1963)
Goed nieuws: de postgiro komt naar Leeuwarden. In deze nieuwe
vestiging wordt ook de "burgerlijke stand" van de girodienst onder
gebracht. Alle rekeninghouders, en dat zijn er miljoenen, worden
hier geregistreerd. (1971)
Er komt een fusie in de schaakwereld: de Schaakclub Vrienden
kring gaat samen met de oude Schaakclub Philidor. 1906)
Het bekende Leeuwarder echtpaar Ottema-Kingma roept een
stichting in het leven, de "Ottema-Kingma Stichting", die ten doel
zal hebben "de bevordering van kunst en wetenschap, speciaal
van al hetgeen van belang is op oudheidkundig, kunst- en cultuur
historisch gebied, waaronder begrepen het dienen van de Heem
schutgedachte". (1938)
Tot dusver brachten de gardeniers uit de omgeving van de stad
hun producten naar markten aan de Voorstreek, de Tuinen en de
Brol. Maar nu wordt de Coöperatieve Veiling- en Inkoopcommissie
der Friesche Tuinbouwvereeniging opgericht en voortaan zullen de
groenten, het fruit en de bloemen op de Oosterkade worden ge
veild. (1905)
De manier, waarop een Leeuwarder handelaar in caravans zich
bevoorraadt is wel heel opmerkelijk. Hij rijdt naar het terrein van
een collega-concurrent in Zwolle en haakt daar doodleuk een
nieuwe caravan achter z'n zware personenauto. (1971)
De leden van de Friesche Biljart Club, die al lang reikhalzend
uitkeken naar een eigen vestiging, zien eindelijk hun verlangen in
vervulling gaan. Vooral dank zij de activiteiten van de bekende
notaris J. H. Berghuis, kan het oude Schouwburggebouw aan het
Ruiterskwartier, scheef tegenover de Harmonie, worden aange
kocht. Het wordt zo verbouwd, dat er veel van de vroegere ambi
ance behouden blijft. (1916)
Door een oorzaak, die nooit aan het licht zal komen, vergaat op
de Zuiderzee met man en muis de Stanfries IV van de Scheep
vaart Maatschappij Holland-Friesland. De vier Leeuwarders, die
hierbij het leven verliezen, zijn kapitein Cornelis Veenstra, de
stuurman Pieter de Vries, de machinist Romke Talstra en de
dekknecht Berend Jasper. (1932)
De gemeenteraad neemt het besluit "ter bestrijding van de structu
rele werkloosheid en ter bevordering van de beoefening van de
watersport en andere sporten" over te gaan tot het aanleggen van
een jachthaven annex sportterrein nabij de Greunsweg. 1948)
Leeuwarden beleeft de sensatie van vliegfeesten op de Wilhelmi-
nabaan. Net als het vorige jaar kiezen koene vliegers met hun
ranke machines het luchtruim, ledereen vindt het prachtig tot.
de Belgische aviateur Max Olieslagers tot ontzetting van de oog
getuigen voor de hoofdtribune neerstort tussen het publiek. De
vliegenier zelf komt er wonder boven wonder heel goed af, maar
onder de toeschouwers vallen vier zwaargewonden. Een van hen
verliest zelfs een arm. (1911)
Jaren geleden, toen het Vliet
nog niet was gedempt, heeft
zich daar eens een vreemd
voorval voorgedaan. Op een
gure dag in de herfst werd ter
hoogte van de Noordvlietstraat
een wandelaar door een verra
derlijke rukwind de pet van het
hoofd gerukt. Achternagezeten
door de eigenaar racete de pet
met een fraaie boog in de rich
ting van het water en ja hoor,
voor die meneer kon toeslaan
verdween het hoofddeksel in
het Vliet.
Zoals het onder dergelijke om
standigheden vaker gaat bleef
Toen juf de presentielijst ge
controleerd had en alles bleek
te kloppen, ging het op weg
naar het station, keurig in rijen
van twee. Boodschappentas
sen in alle maten, jongens had
den soms een pakje in het uni
forme bruine pakpapier met
een touw aan de riem, er was
zowaar een meisje bij met een
echt linnen rugzakje. Die had
het goed bekeken, ze had bei
de handen vrij. Ik wist niet eens
dat er zulke kleine rugzakjes
bestonden. Het was lekker
weer en het leek erop dat het
droog zou blijven. Weten deed
je maar nooit. Radio en televi
sie waren er nog niet en de
weelde van een krant konden
wij ons thuis niet veroorloven.
Als we het weer van de volgen
de dag wilden weten, vroegen
we dat aan een buitenman of
aan de melkboer, die hadden
er aardig kijk op.
KLOMPEN
De meeste jongens droegen
schoenen, maar toch waren er
een paar op klompen en bijna
allemaal droegen ze een pet
met een grote klep. Waren de
ouders in die tijd bang dat hun
kinderen een zonnesteek kon
den krijgen? De meisjes zagen
er gezellig uit, ze droegen jurk
jes in vele kleuren effen of met
streepjes, ruitjes of stippen. De
lange haren waren getooid met
grote kleurige strikken, die je in
de winkel per el kon kopen, be
halve Katrien Jonker. Bij haar
was het hoofd helemaal kaal
geknipt. De schoolarts had dat
nodig gevonden, omdat hij bij
haar luizen en neten had waar
genomen. Zij liep een beetje
treurig tussen de fleurige stoet.
Zielig. Wij vonden het helemaal
niet zielig. Wij pestten haar er
mee. Wij waren bikkelhard.
De jongens liepen achteraan
en hoewel zij een beetje bang
waren voor meester De Vries,
konden ze het niet laten, tegen
ieder voorwerp te schoppen dat
op het trottoir lag. De meisjes
vooraan met juf hadden braaf
een liedje ingezet, waarop je
gemakkelijk lopen kon:
"Wij zijn zo graag daarboven,
daarbohoveninhetduin.
en we gingen niet eens naar
het duin.
Een paar jongens onder leiding
van Jan Knobbe zongen daar
tegen in:
ook dit slachtoffer enige tijd be
sluiteloos om zich heen kijken,
tot hij tot z'n grote opluchting
aan de overkant een figuur zag
verschijnen met een lange stok
en een haak. En zie: met een
handig gebaar haalde de man
de pet op het droge.
Het slachtoffer haastte zich nu
om via de betonbrug tussen de
Bleeklaan en de Bote van Bols-
wertstraat aan de overkant te
komen, maar voor hij daar was
zag hij tot z'n schrik, dat die
onbekende kerel met zijn pet
via de Zoutkeet uit het zicht
verdween.
In 1923 maakte de derde
klas van School 11, de
"Fieverbuurtskoaf" een
uitstapje naar het Bos
van Vpey. Dat was een
hele onderneming voor
de kinderen in die tijd.
Onze abonnee "Igo Ga
lama", die het school
reisje zelf heeft meege
maakt, haalt er in drie
afleveringen herinnerin
gen aan op.
"Hittepetit, je bent zo'n aardig
meisje, zeker de liefste die ik
ken," een bekend straatlied,
dat in die tijd veel door straat
zangers werd gezongen.
Het was niet druk op straat.
Mannen schoven achter hand
karren, met allerlei handel, een
paard en wagen met kisten
passeerde ons in sukkeldraf.
Het magere paard liet onder 't
lopen een hele rits paardevij
gen vallen, die al snel door
mussen werden ontdekt, die
driftig in de nog dampende uit
werpselen pikten. Eten werd
nooit weggegooid, de mussen
hadden het dus ook niet best.
Aan de overkant van de gracht
lag een somber, streng uitziend
gebouw, de gevangenis. Daar
zaten de boeven.
"Even naar de raampjes kijken
of we ook een boef zien", zei
Kees Schoustra". In de stad
hadden we vaak de boevenwa-
gen zien rijden, getrokken door
twee zwarte paarden, met twee
marechaussees achterin.
De vader van een van de jon
gens bij ons op school had een
half jaar in de gevangenis ge
zeten. Hij had uit een bakkers
kar een brood gestolen, maar
de bakker had de dader her
kend en hij werd voor het
brood op was, al door de politie
opgehaald. Was hij nu ook een
boef?
Daar was het station al en het
duurde nog een kwartier voor
de trein zou vertrekken. Op het
Stationsplein stond een ijzeren
drinkfontein. Dat was handig.
Vlug pakten we onze kroezen
om lekker fris water te drinken.
HANDIG
De jongens en meisjes die han
dig waren geweest, hadden in
hun tas een lege fles meegeno
men, die ze bij het fonteintje
vulden; zo hadden ze ook wa-
Rennend als een haas haalde
de man met het blote hoofd de
dief eindelijk in de Willem Loré-
straat in, maar potjandorie, wat
bleek toen het geval te zijn?
Dat die vent zijn eigen pet uit
het Vliet had gehaald - het
hoofddeksel van ons slachtoffer
lag er dus nog in.
En die pet blééf er in liggen
ook, want intussen was dit on
misbare kledingstuk naar diepe
diepten afgedaald: toen ons
slachtoffer terugkeerde naar de
waterkant liet zijn pet zich niet
meer zien.
ter voor onderweg. Gelukkig
hadden we niet allemaal een
eigen treinkaartje. Dan had het
lang geduurd voordat we alle
maal de controle hadden ge
passeerd. Meester De Vries
had een papier, waarop we al
lemaal konden reizen. De con
ducteur telde ons wel, want het
aantal moest kloppen. De
meesten van ons waren nog
nooit op het perron geweest,
want daarvoor moesten ze een
perronkaartje kopen en dat
kostte vijf cent. Er werd nog
wel eens een mopje verteld
over een boef, die in een café
een man in elkaar geslagen
had. De politie zat achter hem
aan, maar bij het station kregen
ze hem te pakken. Hij had
geen vijf cent om een perron
kaartje te kopen.
Nu stonden ze vlakbij de lange
trein met dat kolossale zwarte
monster van een locomotief.
Twee mannen in blauwe pak
ken liepen er met poetsdoeken
langs. Je kon aan hun gezich
ten zien dat ze trots waren op
hun "loc". Het leek wel of ze
hier en daar nog even een ko
per onderdeel wilden poetsen.
Er waren drie klassen, maar we
wisten natuurlijk wel dat we in
de derde klas zouden reizen,
waar de banken van hout wa
ren, gemakkelijk, daar kon je
desnoods met je schoenen op
staan. De coupé's hadden een
zware deur. Die deuren ston
den open. Als de trein vertrok,
moest de conducteur al die
deuren dichtklappen; een heel
karwei. Wij werden in drie groe
pen verdeeld. Er waren voor
onze klas drie coupé's gereser
veerd, maar we hadden maar
twee begeleiders. Eén groep
was dus tijdens de wel heel
korte reis, zonder begeleiding.
Gelukkig hoorde ik daar bij. Het
was een hele klim om via de
hoge treeplanken in de trein te
komen. We wilden meisjes hel
pen en ze "een kontje" geven-
,maar dat vonden ze niet leuk.
Ze konden het best zelf.
Precies op tijd vertrok de trein.
De machinist had de locomotief
al op stoom gebracht. Hij hing
half uit de machine en keek
naar de stationschef, gemakke
lijk te herkennen aan zijn rode
pet. De chef hield de stations
klok goed in de gaten. Dan gaf
hij de machinist een sein met
(vervolg op pag. 13)