HIER
H ER
'T KLEINE KEAHTSJE
GAPER AAN GEVEL
SCHOENENZAAK
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
Er heeft ooit in Leeuwarden
een meneer gewoond, die zijn
bijnaam niet te danken had aan
het volk van de straat, maar
het is haast niet te geloven,
aan een Officier van Justitie bij
de Rechtbank in Leeuwarden.
Die noemde hem tijdens een
requisitoir
DE BRANDENDE FAKKEL
en die aparte aanduiding heeft
hij gehouden tot zijn dood. De
Brandende Fakkel was een
middenstander, die verschillen
de malen, verdacht van brand
stichting, met de politie in aan
raking kwam. In 1939 veroor
zaakte hij brand in een pand
aan de Tuinen, waarbij er voor
de bewoners ernstig levensge
vaar ontstond. Het was van dat
jaar af, dat hij de bijnaam "De
Brandende Fakkel" kreeg. Van
die Officier van Justitie dus, die
een jarenlange gevangenisstraf
tegen hem eiste en die hem
ook inderdaad tot een zware
straf veroordeeld zag. Het is nu
alweer jaren geleden, dat deze
fakkel voorgoed werd gedoofd.
pagina 9
Echte Leeuwarders zullen weten, dat er aan de gevel van
de schoenenzaak van Mansfield tegenover de Oude Waag
een zogenaamde gaper aan de gevel hangt. Of, beter ge
zegd, dat die er voor staat op een console tussen de twee
bovenste ramen in. Nog zeer onlangs heeft de schoenen
zaak de kop van deze meneer heel mooi laten restaureren:
hij kan er nu weer heel lang pronken.
Maar, zo mogen we ons afvra
gen, wat doet die gaper daar
voor de gevel van een winkel,
die schoenen verkoopt? Het is
toch altijd het duidelijke herken
ningsteken van een drogist en
een apotheker geweest?
APOTHEKER
Nou, dat is ook zo: deze gaper
herinnert ons aan een situatie,
die nu al ver achter ons ligt,
want langer dan honderd jaar is
dit pand met z'n opvallend
mooie gevel het woon- en
werkhuis van een apotheker
geweest. Vandaar die gaper
dus, die gelukkig niet verdween
sinds er hier geen poeders en
pilletjes, maar schoenen en
laarzen over de toonbank gaan.
In een grijs verleden is dit huis
aan de Nieuwestad door goud
en zilversmeden bewoond ge
weest. Het was een meneer
Hendrik Adema, een goudsmid
dus, die het huis in 1853 aan
een zekere Frans Plantenga
verkocht.
Die vestigde hier toen een apo
theek en hij zal het zijn ge
weest, die de gaper voor zijn
gevel plaatste.
Zes en twintig jaar heeft Frans
Plantenga hier het apothekers
vak uitgeoefend; toen, in 1879,
droeg hij de apotheek over aan
Cornelis Alberda, die er op de
kop af een halve eeuw zou blij
ven.
In 1929 was de heer S. G.
Cath de volgende opvolger en
veel oudere Leeuwarders zul
len zich deze naam zeker nog
herinneren. De vader van de
heer Cath was ook al apothe
ker geweest en wel in het pand
aan de Wirdumerdijk, waarin
we later de muziekhandel van
Theo Scheepstra hebben ge
kend.
In 1956 kwam de heer Cath om
het leven, toen hij bij Scharne-
goutum met zijn auto op de on
bewaakte overweg met een
passerende trein in botsing
kwam.
LIQUIDEREN
Zijn weduwe, mevrouw A.
Cath-Bouman, zette toen de
onderneming nog twintig jaar
voort, maar besloot de apo
theek in 1976 te liquideren.
Toen had er dus welgeteld
honderd drie en twintig jaar een
apotheek in dit pand gezeten
en waren er generaties Leeu
warders geweest, die hier met
hoop in het hart genezing van
hun kwalen hadden gezocht.
heeft Leeuwarden een stads
omroeper gehad, die overal op
straat met luide stem de meest
uiteenlopende mededelingen
verkondigde. Johannes Stoel-
winder heette die man. In het
begin van zijn loopbaan (hij liep
inderdaad en zat niet op de
fiets) was hij uitgerust met een
grote trom, waarop hij krachtig
sloeg om de publieke aandacht
te trekken, later gebruikte hij
daartoe een bekken. Zo anno-
ceerde hij aanstaande verko
pingen, slachtingen, soepuitde
lingen en wie weet wat nog
meer. Liefst rond veertig jaar
deed hij dit werk en het laat
zich denken, dat hij in de nog
kleine stad van zijn tijd een o-
verbekende figuur is geweest.
Toen de stem van Johannes
Stoelwinder in negentien acht
en dertig eindelijk tot zwijgen
kwam was hij een en negentig
jaar.
(Foto: Collectie Fenno Schou-
stra/'t Kleine Krantsje)
Aan het eind van de zeventien
de en in het begin van de acht
tiende eeuw leefde er in Am
sterdam een misdadiger, die
Frederik Muller heette, maar
Jaco werd genoemd, of, voluit,
Sjakoo van het fort. Hij woonde
aan de Jordaanse Elandsgracht
in een groot huis en elk groot
huis midden in een rij veel klei
nere woningen plachten de
Amsterdammers van die dagen
een fort te noemen.
Sjakoo stond aan het hoofd
van een bende boeven, "de
zwarte bende van Sjakoo", die
niet alleen in Amsterdam, maar
ook elders in ons land inbraken
pleegde of zich aan berovingen
te buiten ging. Braken ze op
maandag in Groningen in, dan
konden ze de volgende dag in
Zwolle of Leeuwarden toeslaan
om daarna plotseling hun werk
terrein weer te verleggen naar
's lands hoofdstad of bijvoor
beeld Den Haag.
Met de discipline in de ploeg
liep het wel eens wat uit de
hand en meer dan eens moet
het zijn gebeurd, dat Sjakoo
zich genoodzaakt zag leden
van zijn eigen bende van kant
i te maken. Overigens schijnt
Sjakoo alleen te hebben ge
moord, wanneer hij dit beslist
noodzakelijk achtte - vaak vol
stond hij bij berovingen, waarbij
hij de slachtoffers een pistool
op het hoofd zette, met het uit
delen van een flinke prik met
zijn mes om aan te geven, wat
men bij verzet mogelijk ver
wachten kon.
In zijn fort aan de Elandsgracht
moet het mogelijk zijn geweest,
dat Sjakoo bij onraad een schot
uit zijn bedstee kon verwijde
ren om ongezien bij de buren
te verdwijnen - de schout met
z'n rakkers vond dan alleen
Sjakoo's bijzit Grietje Lammers
in het bed en dat wijfje was als
uitgekookte handlangster han
dig genoeg om zich van de
domme te houden.
Ook had Sjakoo in zijn fort van
onder tot boven een koker aan
gebracht, waardoor hij van de
ene naar de andere verdieping
kon kruipen en vanuit de kelder
was het dan eveneens mogelijk
om voor de politie in het niets
te verdwijnen.
Het was dan ook niet in zijn
eigen fort, maar in de herberg
"De Gulden Waegen" aan de
Haarlemmerdijk, dat onze Sja
koo "met zijn bijzit te bedde lig
gend" werd verrast en definitief
in handen van de dienders viel.
Dat was in het jaar 1717 en nu
volgde er een proces, dat liefst
twee jaren duurde en waarin
Frederik Muller, alias Jaco, be
schuldigd werd van verschillen
de diefstallen, inbraken, ge
weldplegingen en roverijen.
Sjakoo, een zeer gevatte, grap
pige en geestige kerel, bleef
alle aantijgingen glashard ont
kennen, maar werd uiteindelijk
voor zijn wandaden toch ver
oordeeld en wel "om van on
deren op te worden gerad
braakt en alzo levendig te
blijven liggen den tijd van een
half uur en alsdan voorts het
hooft van 't ligchaam te worden
gekapt en beijden vervolgens
op een horde te worden ge
sleept naar 't Galgeveld aan de
Volewijk over 't Ye en aldaar
het ligchaam te worden gezet
op een rad, een pistool boven
hetzelve en het hooft op een
pin, totdat het een met het an
der door de lugt en de vogelen
verteerd sal zijn".
Tot vlak voor zijn gruwelijke
verscheiden bleef de onver
schrokken onverlaat zijn kalmte
bewaren en op het moment,
dat de beul begon toe te slaan
kwam hij dan tóch nog met een
volledige bekentenis. Maar wel
ke helse pijnen hij ook onder
ging, de namen van zijn mede
plichtige bendeleden noemde
hij niet. Zo stierf hij dus:
"niemand sijner bende willende
verraeden".
Niet zo heel lang nadat Sjakoo-
van-het-fort zo pijnlijk ter dood
was gebracht, onderging in
Leeuwarden iemand een af
straffing, die er ook niet om
loog. Hier werd - in 1733 - de
vijf en twintigjarige Froukje
Hayes in een zak gestopt en in
de Harlingervaart tegenover het
Galgeveld verdronken.
Wat had Froukje Hayes mis
daan?
Wel, ze was bevallen van een
kindje en had dat, levend en
wel, onder Eernewoude, waar
ze woonde, in een afgesloten
pak te water gelaten.
Al heel snel kwam de moord
aan het licht, doordat de boerin
Jeltsje Fridses, die in haar roei
bootje terugkwam van het mel
ken, het pak zag drijven en
blijkbaar meteen argwanend
werd. Zij waarschuwde de
dorpsrechter, die het pak opvis
te en de schrik van z'n leven
kreeg, toen hij het openmaakte.
De vraag van wie het vermoor
de kindje kon zijn, zou niet on
beantwoord blijven. Meteen
ging de verdenking uit naar die
Froukje Hayes, die immers vas
te verkering had met Bauke Al-
lerts, een knaap van zes en
twintig jaar.
Bij de ondervraging van Bauke
bleek dan ook, dat het jonge
stel "een zeer veele en groote
vleeselijke conversatie onder
hield" met de geboorte van een
kind als een niet zo verrassend
gevolg.
Maar Froukje liet zich niet op
slag arresteren en vluchtte de
wijde wildernis van de Oude
Venen in. En er was daarna
een hele klopjacht voor nodig
om haar te pakken te krijgen.
Naar de hoge heren in Leeu
warden gebracht, kwam Frouk
je Hayes vlot tot een volledige
bekentenis. Ja, inderdaad: ze
had het babietje direct na de
geboorte verpakt en in het wa
tergesmeten.
En net als Sjakoo eerder in
Amsterdam, werd Froukje Hay
es veroordeeld tot de zwaarste
straf en wel "omme bij den
scherprechter in een sack ge-
stooken in't diep omtrent de
Galge verdronken en ver
smoord te worden en voorts
dat het lighaem in de sack op
een staack ende rad ten spec-
tacule sai worden gestelt hou
dende met de eene handt een
gemaecte pop".