1MH |C 'TKLEINE KRANTSJE. iï VC Makelaardij en Bedrijfs- nakelaardij wrFriesiand 'VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 4 In n vm Leeuwarden, Nieuweweg7-11 tel. 058-131215* IN HET VLIET Het zal omstreeks 1941 zijn ge weest, dat er een jongetje van een jaar of vijf te water raakte bij de betonbrug over het Vliet. Daar hoorde ik plotseling men sen, die aan de walkant ston den te schreeuwen, terwijl er een jasje op het water lag en ik ontdekte het kereltje, bij wiens mondje wat water borrelde. Ik ben er toen ingesprongen en heb hem achter bij zijn kraag gegrepen en terwijl ik met de ene hand zwom, hield ik de drenkeling met de andere hand zo goed mogelijk boven water. Toeschouwers pakten het jon getje aan en toen ze mij uit het water trokken, zag ik twee gro tere jongens met de kleine in de richting van de Noordvliet- straat lopen. Later heb ik dat jongetje niet weer gezien, al thans niet herkend. In mijn jeugd was het trouwens schering en inslag, dat er ie mand in het water viel. Ik herin ner me, dat ik een keer Pier Drijfhout bij de hand had. Hem er uittrekken lukte niet, want zodra de opwaartse kracht van het water wegvalt moet je be hoorlijk sterk zijn. Zijn vader werd er bij gehaald en toen was het gauw gebeurd. Een nichtje van mij viel bij de molen in het water, maar geluk kig kwam daar ook een ouder iemand bij. Mijn broer werd eens door de vader van de au tosloper en handelaar Sieb Riedstra gered en zelf kon ik er een keer met behulp van een touw van een praam uitkomen. Soest G. Taekema Er zijn in de loop der tijden zeker honderden mensen in het Vliet te water geraakt, maar helaas kwamen lang niet alle drenkelingen met de schrik vrij. In oude kran ten komen we zo nu en dan nog wel jammerlijke verdrin- kingsgevallen tegen. Het al lerlaatste slachtoffer van het nog niet gedempte Vliet be trof een zelfmoordgeval. Red.'t KI. Kr. VAN DER PLAATS De stukjes in de rubriek "Le zers klommen in de pen!" vor men steeds een bewijs van be langstelling voor 't Kleine Krantsje. Het betreft hier: "Boerderij de magere weide." Bij de betonbrug in het water van het Vliet... (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) De eerste pachter was v.d. Plaats. En daar gaat het even over. De fam. vd. Plaats ver trekt naar Bolsward. Men start een koffie- en theehandel. Daar ik meer dan 25 jaar in Bols ward gewoond heb, heb ik hier en daar wel over gehoord. Wij woonden aan 't Grootzand 10. Op de hoek van de straat had v.d. Plaats toen zijn koffiebran derij. De theehandel was destijds overgenomen van iemand uit Exmorra. De heer Heeres was in mijn periode eigenaar. (Misschien kleinzoon van v.d. Plaats) Hij had de oude Wijnberg gekocht. (De nieuwe Wijnberg kwam daar vlak bij t.o. de stads gracht, met zicht op 't stadhuis en de Jongemastraat.) De naam v.d. Plaats koffie en thee is steeds gehandhaafd. Als v.d. Plaats z'n koffie en thee brandde dan rook je dat wel in de omgeving en de ra men besloegen dan grijs. De heer Heeres werd door z'n personeel genoemd "De koop man, en ook wel: de touwsnor", om z'n pittige lichte snor. Als de koffie duur werd, had hij net z'n pakhuizen vol. Hij woonde in een fors huis aan de Marktstraat. Aan de Gasthuissingel begon hij nog met een margarinefa briekje. "Pim margarine Zijn koffie heette Jumbo. Bij zijn producten kon je bon nen sparen voor flinke ca deaus. Van speelgoed, tot huis houdelijke artikelen en meubels toe. Voor zijn huis is zijn zoontje van zeven jaar onder de tram gekomen. Die tramlijn was er ten behoeve van de Hollandia fabriek. Toen de heer Heeres ouder werd (of al overleden was?) hebben zijn zoon Ynte en schoonzoon Hob 't bedrijf voort gezet. Al gauw moestem ze fuseren met 'n Engelse fir ma, en daarna is alles overge nomen door de huidige eige naars van "De drie mollen". De1 oude Wijnberg is nu stadsbi bliotheek. Verder komt er in dat: verhaal "mevr. Oele" voor. Ik: ken haar van de bridgeclub em van de huisvrouwen. Op 'n koffiemorgen vertelde ze mij, dat ze veel alleen was. Haar ouders hadden de Bonte koe, zij ging toen veel op de nabij gelegen boerderij spelen. Als ze thuis was, vermaakte ze zich met 'n stoof, 'n blokje en 'n zakdoek. Het staafje - de pop, werd in de doek gewikkeld - de kleer tjes - en naar bedje gebracht - de stoof. Met fantasie, kun je met weinig spul, toch leuk spe len... toen was geluk heel ge woon! Men moet met z'n mate riaal léren spelen. Tegenwoordig hebben ze wel eens te veel, zodat ze het niet genoeg uitproberen en 't boeit daardoor minder. Leeuwarden A. M. van der Lisdonk van derVen JAN PETERS In 1927 heb ik een tijd gewerkt bij H. J. van Duuren Stoomke telmakerij aan het Zuidvliet. Dit was de grootvader van de te genwoordige firmanten. Wan neer Van Duuren veel werk had werd er wel eens een extra man bij gehaald zoals Jan P. Zo werd hij meest genoemd en zo kende bijna iedereen in Leeuwarden hem toen. Jan zat vol grappen en hij kon het netjes vertellen. Zijn vak kennis was voor die tijd gewel dig, dat wist eikeneen die met machines te maken had. Als een reparatie niet machinaal kon worden uitgevoerd wist Jan het met hamer en beitel plus vijl te klaren. Een machine kon het niet beter doen. Maar niemand wilde hem meer in vaste dienst. Waarom niet? Omdat Jan het bier zo lekker vond... Hij woonde toen in een klein huisje in de Poppebuurt met daarnaast een hok; zijn werkplaats. Daar had hij op de deur met grote letters geverfd: "Machinefabriek "Het Loo", di recteur Jan Peters." Een voorbijganger vroeg hem waarom dat zo heette. "Kijk," zei Jan, "het Loo ligt dicht bij Apeldoorn en dit is dus het Loo en daar is Apeldoorn" (waar mee hij toen het bekende kroegje aan het Noordvliet be doelde). Dat was een vaste stek van hem. Op een keer brandde zijn slaapstee uit. Daarna kwam Jan bij Van Duuren aan de werkplaats met z'n kromgetrok ken ijzeren ledikant en zei te gen de baas: "Ik moet een vrije dag hebben want ik heb brand gehad." Hij legde z'n kapotte ledikant op het aambeeld en klopte de zaak weer recht. La ter woonde Jan in een woon wagen aan de Merodestraat, zoals de heer Epema onlangs Een vreemde vogel, deze Jan Peters, alias Jan P. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) in 't Kleine Krantsje schreef. Hij stookte z'n kachel o.a. met oude accubakken. Die waren toen van bakkeliet en dit gaf een dikke walm en een gruwe lijke stank. Eens kon ik het bij de Tweede Kanaalsbrug al rui ken. Verder had hij er meer dan twintig jonge haantjes lo pen. Die kreeg hij van verschil lende kippenfokkers. Voor ze de kookpot ingingen, werden ze gevoerd met graanopveeg- sel dat hij van z'n buurman Koopmans kreeg. Ik heb de bouw van zijn pij- penstomerij en van het woon- schéepje ook gezien. De pij- penstomerij stond op een kar, voorzien van een paar grote wielen, afkomstig van een zweelmachine. Een klein stoomketeltje kon hij verhitten met een flinke benzinebrander en de stoom liet hij door een spuitstuk in een oude koplamp van een auto blazen. Wanneer hij er dan een vieze tabakspijp van een klant voorhield, spoot de viezigheid, (de stinkende ni cotine) in de koplamp en ver dween door een leiding onder de kar. -Maar als een omstan der een opmerking maakte die Jan niet aanstond, draaide hij de pijpekop even om en spoot de praatjesmaker aan; die stonk dan als een mud. In die tijd, toen hij met één en ander bezig was, bezocht ik hem 's avonds wel eens met een vriend. Hij vertelde dan dat hij ook nog een machine op de kar wilde bouwen voor het scharenslijpen. Zijn plan was om het woon schip te voorzien van een voor- en een achterplecht. Op de voorplecht kwam dan de sto- merij-scharenslijpkar te staan en op de achterplecht wilde hij een schoepenrad, met aandrij ving plaatsen. "Dan kan ik overal heen varen," zei Jan. Je moest het niet wagen om bij zijn uitleg te lachen, want dan had je het voorgoed bij hem verbruid. Het schip werd, zoals de heer Epema reeds schreef, van oude reclameborden gemaakt en die waren, aan beide kan ten, zwaar geëmailleerd. Een raar soort scheepsbouwmateri- aal. Door hun vreemde vorm moesten ze bijna half over el kaar gelegd worden en daar door kostte de bouw enorm veel ijzeren klinknagels. Het spaarde wel het aanbrengen van spanten uit. En vanzelf moest alles geboord worden met een handboor. Jaren werk! Zo nu en dan had Jan voor het nagelkeren hulp van een oom zegger. Met veel van een men- sel van bruine teer en menie heeft hij de naden denkelijk dicht gekregen. Dit middel ge bruikten wij bij de firma Lande- weer ook bij scheepsromprepa raties. Jan heeft er tot in de oorlog in de woonschepenhaven in ge woond, maar is toen in het Armhuis gekomen omdat hij het met de distributie niet kon kla ren. Ook is hij nog vrijwillig naar Duitsland geweest als vakman en na terugkomst weer in het Armhuis gekomen en daar overleden, zoals ik van derden hoorde. De heer Epema had (Vervolg op pag. 11)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1994 | | pagina 4