JOCHUM OPPE KOP: EEN APARTE FIGUUR
'T KLEINE KRANTSJE
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5
gouden poort precies heeft ge
staan.
De bewoners van de Bollemanssteeg hebben ooit eens aardig
aangeduid aan wie de steeg deze naam te danken had. Aan de
Bolleman dus, de eigenaar van een stier, die Harmen Staimeister
heette. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)
Het Wapen van Nederland
was een tachtig jaar geleden
een herberg in de Oude Doe-
lesteeg, het pand nummer 10.
't Teapertsnest was ooit de
naam van een huis aan de
Spanjaardslaan. Het pand werd
bewoond door een meneer
Tsjeard Gilles de Vries en dat
was een bekende oöloog, ofwel
een eierkundige. Hij was dus
een deskundige op het terrein
van vogeleieren.
De Stad Groningen - zo heet
te rond de eeuwwisseling een
café aan de Oostergrachtswal.
In 1897 zat er een meneer S.
Landstra in. Hij adverteerde
toen aldus: "Mooie tuingelegen-
heid - Piano disponibel - Con
sumptie puik - Prijzen billijk".
De Duif was driehonderd jaar
geleden de naam van een huis
in Leeuwarden dat op z'n uit
hangbord de voorstelling van
een duif gaf te zien. Aan de
stok, waaraan het bord .was op
gehangen stond aan de ene
kant: "Als 't duijfken reen, wilt u
bekleen Met simpelheit oot
moedig Want God behaegt,
een hart dat jaegt/Na nedrig-
heit voorspoedig," terwijl de an
dere kant van de stok vermeld
de: "Het duijfken was, Gods
boode tas: Die Noach deed
vermelden Den vrede goedt,
als den zondvloet Geweken
was de velden."
Het Hondebosch, hebt u daar
wel eens van gehoord? Waar
schijnlijk niet, want het is al
heel lang geleden, dat een stuk
weiland bij het Oldegalieën
deze naam droeg. Een kroniek
van 1543 spreekt over "een
fenna bij Olde Galeijen, die
Hondebosch hiet".
De Trapkesbrugge heette in
de volksmond de hoge voet
brug (officieel: De Hooge Brug)
over het water van de Tuinen
tegenover de Turfmarkt. Toen
in 1893 de nieuwe kade langs
het zuidwestelijke deel van de
Tuinen werd aangelegd, kon de
Hoge Brug vervallen. Bij het
aanleggen van de nieuwe Ame-
landspijp in de dertiger jaren is
er nog eens een noodbrug over
het water van de Tuinen aan
gelegd en nu kennen we, op
dezelfde plaats, weer een per
manent fraai boogbruggetje.
De Tuinen met de trapjesbrug, officieel De Hooge Brug, zoals die er in vroeger jaren lag. Het fraaie
pand er pal achter is helaas gesloopt voor het verbreden van de zogenaamde Handelskade. (Foto:
Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje)
De Blokhuissteeg is al voor
het midden van de zestiende
eeuw ontstaan door een be
bouwing van de binnenzijde
van de stadswal naast de stins
en het hof van de Jousma's,
het latere Muntenburg. Nog zit
er een oude steen in de Blok
huissteeg met de naam Munte-
buren.
De Bollemansteeg tussen
Grote Kerkstraat en Bagijne-
straat, heeft ook tijdelijk
Schoolstraat geheten. Een bol
leman was vroeger in de ste
den iedere eigenaar van een
stier; de steeg moet genoemd
zijn naar "Harmen Staimeister,
alias Bolleman in de Bagijne-
strate," die hier een veestal
van het Bagijneklooster heeft
gehad. In een van de huizen
aan de Bollemansteeg zat een
gevelsteen met het opschrift:
"Godt is die steen En anders
gheen Daer ick op bouw-
e En vast vertrouwe 1709."
De Witte Beer was het laatst
van de zeventiende eeuw een
huis in het Naauw, bewoond
door een pelser of pelserijen-
handelaar. Er was een uithang
teken met een witte beer en de
spreuk: In de witte beer Ver
koopt men bont en leer.
Het Cantbuursterpad is nu
een royale straat, maar het is
in vroeger tijden een heus pad
geweest, of misschien niet
meer dan een padje, want ou
dere Liwadders willen nog wel
eens spreken van hun Cam-
buursterpadsje, ook al ligt de
tijd van het voetpad ook al ver
voor hun jeugd. Het Cambuur-
sterpad vormde eens de ver
binding van de stad met Cam-
minghabrug, de state van het
adelijk geslacht Cammingha.
De Gekroonde Waarheid was
eens het opschrift van een huis
van een boekdrukker in de Pe
perstraat.
De Oude Slingerij moet drie
honderd jaar geleden in Leeu
warden een- herberg zijn ge
weest, een van de zeer vele
herbergen, die er toen waren in
de stad. Wie het borreltje niet
zo best smaakte in de Oude
Slingerij kon eens binnenwan
delen in de Nieuwe Slingerij,
want ook dat was in het oude
Leeuwarden een bekend eta
blissement.
Het Gouden Huis moet vol
gens de dichter Jan Janszn
Starter, die in Leeuwarden een
boekhandel heeft gehad, een
herberg zijn geweest. Waar die
herberg stond is niet bekend.
Het Groot Kerkhof is een an
dere naam voor het Jacobijner-
kerkhof. Tot 1824 heeft het
Groot Kerkhof ten westen en
zuiden van de Jacobijner kerk
als begraafplaats dienst ge
daan. In 1830 is dit kerkhof be
straat.
De Gouden Poort lag op het
Leeuwarder Nieuwland buiten
de stadswal en komt voor in
oude schrifturen van 1511: "De
nije fenne nij Seedtlant, liggen
de bij de goldene porte." Het is
onbekend gebleven waar de
De Vermaningsteeg dat wil
zeggen de Eerste en de Twee
de Vermaningsteeg konden we
vroeger vinden aan het Zwit-
serswaltje. De restanten van
die stegen zijn er nog, maar de
naam heeft geen betekenis
meer nu de vermaning, het be
dehuis van de Doopsgezinde
Secte van de Nieuwe Vlamin
gen of Friezen hier al lang ver
dwenen is.
De Drie Klavers heette om
streeks het begin van de acht
tiende eeuw het huis aan de
Nieuwestad, waarin nu de Fir
ma Hunkemuller Lexis zit. Later
is het Lemster Veerhuis in dit
pand gevestigd geweest. De
drie klavers zijn nog altijd in de
gevel te vinden, ai vallen ze
nietzoheelergop.
Officieel heette hij Jochum
Duurken, maar de Leeuwarders
in het oude Leeuwarden noem
den hem altijd "Jochum-oppe-
kop" of "voor dubbeltsje oppe
kop". Hoe hij aan die bijzonde
re bijnaam kwam?
Wel, Jochum was altijd bereid
om tegen het vaste tarief van
een dubbeltje op z'n kop te
gaan staan. Ook beloofde hij
iedereen om a raison van een
dubbeltje van een brugleuning
af te springen.
Maar Jochum, van wie ieder
een onmiddellijk begreep, dat
hij nooit voor een ministerpost
in aanmerking zou komen, was
niet zo gek om van de leuning
of in de gracht te springen.
Was zijn honorarium eenmaal
uitbetaald (en nooit eerder na
tuurlijk) dan besteeg hij veelbe
lovend de leuning om vandaar
aan de goede kant op het brug
dek te springen.
Overigens moet het ook wel
zijn gebeurd, dat Jochum tegen
een gewenste beloning inder
daad in het water sprong en
daarbij moet het dan duidelijk
zijn geworden, dat hij een uit
stekende zwemmer was.
Eenmaal hebben de bezoekers
van een circus, dat onze stad
aandeed, Jochum op een ge
heel andere manier in actie
kunnen zien. Dat circus bezat
een woest paard, waarop geen
mens kon blijven zitten. Er
werd dan ook een beloning van
vijf en twintig gulden uitgeloofd,
voor wie er wel in slaagde bij
de capriolen van deze knol zit
tend te blijvend.
Onverschrokken jonge kerels,
die deze weddenschap wei
aandurfden, werden, de een na
de ander en de een ook nog
eerder dan de ander, onverbid
delijk in het zaagsel gesmeten.
Tot grote verbazing zagen de
toeschouwers toen plotseling
Jochum Duurken naar voren
.treden om te proberen, wat nog
niemand was gelukt. Hij beklom
het aanvankelijk nog kalme
paard en kreeg meteen een
touw om zijn middel gebonden.
Eerst voelde Jochum daar niet
voor, maar de circusmensen
zeiden hem, dat het voor zijn
veiligheid was.
Wat het circuspubliek toen
kreeg te zien had niemand ver
wacht. Jochum sloeg zijn lange
benen rond de buik van het
paard en bleef ondanks de
woeste sprongen van het dier
keurig op zijn plaats. Maar ten
slotte trokken de kerels van het
circus aan het touw en trokken
de arme Jochum onder de uit
bundigste toejuichingen van het
publiek op tot boven in de nok
van het circus.
Of hij daarna die eerlijk ver
diende vijf en twintig gulden
nog heeft getoucheerd? He
laas, dat weten we niet. Maar
voor z'n goed fatsoen kon dat
circus er natuurlijk niet onder
uit.
Al ver voor de Tweede Wereld
oorlog verdween Jochum-oppe-
kop uit het straatbeeld van
Leeuwarden - hij werd opgeno
men in de Psychiatrische In
richting in Franeker, waar hij in
1978 overleed. Hij was toen
precies tachtig jaar oud.