HERINNERINGEN CAMSTRABUREN 'T KLEINE KRAHTSJE VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 11 Bij het zien van de foto van de Camstraburen op de voorpagi na van het augustusnummer kwamen bij ons vele herinnerin gen naar boven. Wat zijn we hier vaak langs ge lopen en gefietst, eerst naar school en later naar ons werk. Als we de foto voor ons leggen en we beginnen aan de linker zijde, dan zien we eerst Hout draaierij en Pompemakerij van de fam. Miedema op de hoek van de Camstraburen en de Nieuwe Houtstraat. Een hout draaierij die er al heel lang was gevestigd, omdat er in de ge bouwen restanten aanwezig waren van een houtzaagmolen, die daar ooit heeft gestaan en onderdeel uitmaakte van de buurtschap Camstraburen en een vroeger bezit was van de fam. Van Camstra. De buurt schap lag buiten de stads grachten. HOUTDRAAIERIJ Het tweede pand, waar de twee fietsers voor staan, was de houtdraaierij van de fam. Al- gra, welke tevens een winkel in rookartikelen had op de Cam straburen. Naast deze winkel was een grote hoge loods van een machinefabriek voor boot motoren van de heer Kootstra. Op deze loods stond een grote goudglanzende windwijzer met het wapen van de fam. Van Camstra. Toen Miedema met goedkeuring van Kootstra deze windwijzer van de loods mocht halen, zakte de nacht daarop de gehele loods tot de grond toe volkomen in elkaar. De windwijzer hing daarna bij de fam. Miedema in de woonka mer boven de houtzagerij. Het derde pand waar het hout werd gezaagd was ook van Miedema, net als het vierde (la gere) pandje dat fungeerde als opslagplaats voor het hout en later als garage voor de auto. Later zijn een paar van deze gebouwtjes, behalve het eerste afgebroken en is er een groot gebouw neergezet, waarin zon dags ook wel kerkdiensten wer den gehouden. Komen we bij het vijfde pand, dan zien we duidelijk dat dit een pakhuis is, zoals we ze nu nog kennen aan het Vliet. Bovenaan het pakhuis hangt een naambord, waarop "Ameri ka" was geschilderd. Hier werd o.a. graan en meel opgeslagen, om daarna gedistrubueerd tel worden. Waarschijnlijk zijn de paard en wagens juist geladen om de producten naar de klan ten te brengen. Als wordt verondersteld, dat de forse vrachtboot zaken zou hebben kunnen doen met de Firma Cohen, - "de Jood" zei den wij altijd - dan lijkt het ons toe dat dit schip niet voor de gebouwen van Cohen ligt, doch voor het graanpakhuis en daar met behulp van een lier zijn zakken graan of meel heeft ge lost. Het schip ligt hoog in het water, waaruit blijkt dat het leeg is. Ook werden er wel vaten honing gelost. Deze vaten wa ren haast zo groot als regen tonnen. We herinneren ons dat er eens bij het lossen een vat uit de lier was gevallen en dat de duigen barsten vertoonden. Het vat bleef op de wal staan, waardoor de vloeibare honing langzaam door de naden naar buiten siepelde. De schipper had het deksel eraf geslagen om de honing er uit te schep pen. Zodra dat bekend werd en met name bij de jeugd was het een komen en gaan bij het vat. Toen wij met een glazen pot voorover hangend in het vat honing opschepten en de over tollige honing van de pot lieten afdruipen, boog een meisje zich voorover om ook honing op te scheppen en kwam met haar hoofd onder onze pot waardoor ze een dikke stroom honing in haar haren kreeg. Doordat de honing uit de naden van het vat siepelde en op de straat terecht kwam, werd het rondom het vat een erg gladde boel. Een klein kind viel rechtuit voorover in de kleverige massa en bleef als het ware aan de straat vastkleven. Het krijste als een mager varken, tot een voorbijganger haar van de straat afplukte en naar huis bracht. Vele emmers water wa ren nodig om de straat weer redelijk begaanbaar te maken. Dan komen we bij het zesde pand, de oud ijzerhandel van de Firma Cohen. Het was niet alleen oud ijzer waarin werd gehandeld, want er waren ook altijd grote balen vodden en oud papier opgeslagen. Kort na de oorlog stonden er een groot aantal balen oud papier met bil jetten, Rijksmarken uit het Duitsland van Hitler. We speel den krijgertje op deze balen en er zullen niet veel zijn die ons Bij het ouder worden kom ik steeds meer tot de conclusie dat "wijsheid" lang niet altijd af komstig is van die categorie mensen, van wie men, gelet op hun ontwikkelingsniveau, zo'n eigenschap mag verwachten. Mijn grootvader, die ik "Pake" noemde, was een man met een zeer summiere schoolopleiding, maar begiftigd met wijsheid. Uit eigen waarneming kan ik getuigen uit de jaren veertig tot vijftig. Vanaf begin 1930 (aan vang huwelijk van mijn ouders) woonde hij bij ons in huis. In die dagen een heel gewoon verschijnsel. Hij was gepensio neerd brugwachter van de spoorbrug over de Harlinger- trekvaart dichtbij de steenbak kerij aan de Schenkenschans. De belevenissen van mijn Pake tijdens zijn werkzaamheden als brugwachter zijn mij aangereikt door kennissen en familie. Het zal ook toen een markante fi guur zijn geweest, een rijzige niet al te magere man. Altijd droeg hij een schipperspet, ook na zijn pensionering. Hij woon de met mijn oma (die ik nooit heb gekend, daar zij stierf vóór mijn geboorte) en zeven kinde ren in het zogenaamde spoor- huisje. Het was een begeerde functie, vertelde men mij. Immers, je had vast werk, vrij wonen, stuk je tuingrond en enige reductie op treinkaartjes. Van reizen kwam echter nimmer iets. Tijd en geld ontbraken. Het loon was bepaald niet vorstelijk te noemen: het bedroeg vier gul den per week. Pake en mijn oma prakizeerden dan ook van alles uit om er wat bij te verdie nen. Zo hadden ze een paar schapen, die oma na het lam meren molk. Van de melk fabri ceerde ze schapekaasjes. Haar oudste dochter, dus mijn tante, ventte ze uit vóór schooltijd. Maar ja, dit was een zeer klei- Stadgenoot Jacobus Dou- ma, geboren in 1873 en overleden in 1952, is jaren lang brugwachter geweest van de spoorbrug over de Harlingervaart bij Schenken schans. In die tijd heeft hij heel wat meegemaakt. Een kleindochter heeft nu als "Saskia" verschillende bele venissen van haar Pake op schrift gesteld. ne en tijdelijke affaire. Verder ging oma wel eens uit bakeren in de naaste omgeving. Want grote gezinnen en het krijgen van veel kinderen was aan de orde van de dag. Pake bewerk te de tuin voor aardappelen en groente. Maar een zeer welkome extra inkomst was de snelle doorlaat van schepen en scheepjes. De laatste werden door paarden getrokken langs het jaagpad of de schipper zelf of zijn knecht verrichtte dit zware werk. De taak van Pake was de spoor brug tijdig te sluiten voor het lokaalspoortje naar Berlikum. Het werd daarom ook wel Sie- pelspoor genoemd of Berliku- mer spekspoor: met Berlikumer spek werden uien bedoeld. Pake was verplicht tenminste één kwartier vóór het passeren van de trein de brug te sluiten, maar. Dan kwam er nog juist een schip aan en men had altijd haast. Daarbij kwam de moei lijkheid dat bij het 'stoppen' de vaart eruit was. Als men dan vanuit stilstand het vaartuig weer op gang wilde brengen, kostte dit zeer veel inspanning en tijd. De meeste schippers kenden de tijdstippen van slui ting van de brug wel. Mijn Pake stond dan op de brug om deze met handkracht te sluiten. Prompt kwam er dan een schreeuw: "Douma, kinne wy der noch troch?" Pake raad pleegde dan zijn nikkelen raap, zijn horloge en riep dan (als het kon): "Aweserel", om daarme de man of paard tot nog meer trekkracht op te wekken en dat scheelde gauw een half uur voor de schipper. Voor Pake betekende dat meestal een ex tra verdienste van een 'botsen'. Vijf minuter later denderde de trein langs Om de brug zo soepel en licht mogelijk te laten draaien, werd door Pake zeer dikwijls ge smeerd met een soort vet dat door de NS werd geleverd. Pake werd daarvoor een paar keer ontboden op het kantoor om eens aan de 'Heren' uit te leggen wat hij in vredesnaam met al dat vet deed. Chef: "Het is dat ik weet, Dou ma, dat het niet voor menselij ke consumptie geschikt is, an ders zou ik'jouw vrouw er van verdenken, dat ze er panne koeken mee bakte. Ha, ha.Hij lachte zelfs bij de gedachte. "Nee,zei Pake, "als het koud is, smeer ik er mijn hoofd mee in.Bij deze woorden lichtte hij zijn pet en ontwaardde men zijn toen reeds kalende sche del. "En dan nog dit, mijnheer, in de orders staat onder artikel 1: De brugwachter dient te al len tijde de brug goed te onder houden, en dat doe ik dus!" Saskia Het oude Camstraburen, in 1927 gefotografeerd. (Foto: Collectie Fenno Schoustra/'t Kleine Krantsje) kunnen nazeggen dat ze met miljoenen hebben gespeeld. In het zevende pand woonde een personeelslid van de Firma Cohen, we menen dat deze Efdé heette. Dan kwam er een stuk muur, waarachter de oud ijzeropslag was. Het hieropvol- gende hoge pand werd aan vankelijk bewoond, doch later als kantoor door Cohen ge bruikt. Hierna volgden drie kleine wo ninkjes, waarvan in de laatste op de hoek Camstraburen- Camstrastraat twee zusters woonden, die door de toen ou dere jeugd "de geitekoningin nen" werden genoemd. De zusters hadden geiten in huis, en er werd beweerd, dat ze met de mest hiervan, de gaten in de muren dichtstopten. Wij noemen ze de "spinnewebkes". Later woonden de dames in 'n klein bootje dat gemaakt was van cement en ligplaats had in deJelsumervaart. Gaan we verder voorbij de Camstrastraat, nog juist zicht baar het dak links van het grote schip, het woonhuis van de groenteman Sikke Muntendam. Nu nog twee woninkjes, die la ter zijn afgebroken, komen we bij de Dekemastraat, die er nu nog is, maar de naam op het bordje is verkeerd gespeld: De- kamastraati.p.v. Dekemastraat. In de strenge winter van 1947, toen de wegen erg glad waren, kwam hier een paard en wagen terecht in de Dokkumer Ee en zakte door het dikke ijs. Het heeft toen veel moeite gevergd de hele zaak weer op de wal te krijgen. Een geluk was dat toen het water (in dit geval ijs) heei hoog stond tot bijna op de wal kant. We hebben het nog wel beleefd, dat het water ter hoog te van het wegdek van Cam straburen kwam. VAN DUYSSEN Op de hoek Dekemastraat-Dok- kumertrekweg, het verlengde van Camstraburen, was het steen- en grintbedrijf van de Firma van Duijssen, daarna kwamen twee woningen waarin de fam. Geveke en Frans Ha ven van de bloemkwekerij woonden, waarna de houthan del van Firma van Driesum hierop volgde. Op de foto is juist zichtbaar de in aanbouw zijnde zogenaamde spaanzuiger. Een installatie van een behoorlijke hoogte, die de houtkrullen en spaanders bij de zaagafdeling wegzoog en in een magazijn opsloeg. In de orkaanstorm van 1 maart 1949 vlogen de grote buizen, die wel een middellijn hadden van ongeveer 50 cm en een lengte van twee meter als Zep pelins door de lucht om op de daken van de huizen op het Pieterseliewaltje te pletter te staan. Zien we nog even verder, dan blinkt de kajuit in de zon van het huis van de fam. Dames, welke hier een kwekerij in groente en fruit en een heel moderne kasbouw had, welke verrijdbaar was. Gaan we verder dan zien we een skütsje tegen de wal lig gen. Hierin woonde het echt paar Postma. Ze voeren niet meer met hun schip en ver huurden nu roeibootjes. Op een stormachtige dag hadden kwa jongens een van de platte pra men, die altijd hout aanvoerden bij van Driesum, losgegooid en raakte de praam op drift. De Postma's hadden juist hun mid dageten op hun petroleumstel len staan, toen de praam met een enorme klap op hun schip botste. Het gevolg laat zich ra den: de aardappels en de brei vlogen over de vloer. De roef werd opengesmeten en een vloekende Postma kwam te voorschijn, om te zien wat de oorzaak van de klap was. (Vervolg op pag. 31)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1994 | | pagina 11