"HEEL ERG VRIENDELIJK VOOR ONS ALS KINDEREN LOLLIGE JOHANNES MENEER POSTHUMA pagina 5 Een van onze abonnees, de heer J. J. Wassenaar, bewoont het pand 'In de Fortuyn' aan het Raad huisplein in Leeuwarden. Een paar maanden gele den heeft hij via 't Kleine Krantsje inlichtingen inge wonnen over dit huis en de omgeving daarvan. De heer Wassenaar bericht ons nu, dat die oproep een groot aantal reacties heeft opgeleverd, zowel telefo nisch als schriftelijk. Een van de velen, die rea geerden was onze abon nee, de heer J. E. Kuhl- mann te Berg en Dal. Deze nu zeven en tachtig jaar oude heer schreef een brief met herinnerin gen, die niet alleen de heer Wassenaar interes seerden - voor alle lezers van 't Kleine Krantsje zijn die zeker interessant. Vandaar, dat wij het epis tel van de heer Kuhlmann1 graag overschrijven en in dit nummer afdrukken voor iedereen. "Wij woonden vroeger aan de Nieuwestad en de heer Posthu- ma, die toen het pand 'in de Fortuyn' bewoonde, herinner ik me als een grote, zware man met een donkere snor, die altijd bijzonder aardig was voor mij en mijn vriendjes. Hij had een agentschap voor de Spoorwegen in het huis aan het Raadhuisplein hoek Heer- enwaltsje. Een hoge stoep, deur naar ruim lokaal, alles hout, houten stellages, uitgesle ten houten vloeren met 'oes- ten', daarachter een kamertje waar de heer Posthuma aan zijn buro zat. Het rook er altijd naar lijm in een Keuls potje voor het plakken van adressen en vrachtbrieven op pakjes. Voor kinderen had hij altijd wel een pepermuntje. Ik weet het niet zeker maar zijn broer of zijn vader was de ver van beminde minister van dis tributie tijdens Wereldoorlog I van1914-1918. We haalden bij hem treinkaart jes en ook voor een stuiver een perronkaartje om onze ouders of logé's naar of van de trein te brengen/halen. Zonder zo'n kaartje mocht je niet binnen de hekken op het perron komen. Hij verkocht ook 'fietskaartjes' Gele formulieren met drie strookjes, die men aan de fiets bond. Een ingevuld strookje moest men zelf bewaren. Fiets en formulier gaf men af in het bevrachtingslokaal bij de spoor wegen waar een perronbedien- de stond om de fiets zo nodig naar de trein te brengen. Bij aankomst van de trein kon men de fiets weer in ontvangst ne men bij de vrachtwagen even tueel later bij het vrachtlokaal. Bij Posthuma kon men ook 'pakjes' afgeven en dan zorgde hij dat ze met de eerstvolgende trein werden vervoerd. Ik was altijd erg onder de indruk van de mooie reclameplaten die hij in zijn magazijnruimten had hangen, met grote passagiers- boten van de H.A.L. Een grote plaat (het woord 'poster' ken den we nog niet) waarop een zeeman met baard, die wijd beens over de zee stond met zijn ene voet op Harwich? en de ander op Vlissingen? Wij, ook de jongens van Bren- ninkmeijer, Boekema, Suren, Niehüser, Van Erp, Ten Velt huis konden altijd bij hem te recht met onze rapportboekjes van school. EEN CENT Als de cijfers héél mooi waren gaf hij in plaats van een snoep je of een cent, wel eens een dubbeltje en dan kochten wij - toppunt van luxe - bij banket bakker Ypes in de Weerd een 'Mekka'reep of een congolaise (gevuld met zachte chocolade). Maar dat was echt een grote uitzondering. Af en toe droeg hij ook bij voor de aankoop van een voetbal. Tijdens een lange en zeer kou de winter was de Harlingertrek- vaart geheel toegevroren en bukten vele schaatsers het hoofd onder de nu gesloten spoorbrug. Er passeerden al geruime tijd geen schepen meer. Dat was een strop voor Pake en zijn familie. Mijn groot moeder prakkezeerde zich suf om iets te bedenken waarmee zij iets extra zou kunnen ver dienen en dat idee kwam!! "Jacob, wille jou even een em mer melk hale bij de boer" (die boer woonde ook aan de spoorbaan, wat meer noord waarts); "ik sal morgen self wel even met hem afrekene. Ik krij nog een paar centen van het laatste bakeren. Pake keek zeer bezorgd: "Kien wat mutte wy in alle goedigheid meteen EMMER vol melk!" "Dat sal ik jou sêgge: wy gaan met een diske op 't ies staan. Jou mutte even de tafel uut 't bakhuus op 't ies sette. De kienders binne al fut om süke- ladebrokken en süker bij de winkelman". "Binne jou niet wies?" vroeg Pake, "wat salie de meensen weldenke!" "Daar hew ik niks mee te ma ken", zei mijn grootmoeder. "De meensen make het turfhok niet vol, Jacob, en de jonges mutte nije klompen hewwe. Haal die melk nou mar". Mijn grootmoeder kookte op het fornuis een paar pannen cho- Stadgenoot Jacobus Dou- ma, geboren in 1873 en overleden in 1952, is jaren lang brugwachter geweest van de spoorbrug over de Harlingervaart bij Schenken schans. In die tijd heeft hij hee| wat meegemaakt. Een kleindochter heeft nu als "Saskia" verschillende bele venissen van haar Pake op schrift gesteld. colademelk. Het tafeltje kwam onder protest op het ijs en daarop een petroleumstel om de chocolademelk warm te houden. Mijn grootmoeder sloeg een warme omslagdoen om en toen zat ze dapper te wachten. Pake zat in zijn sein huisje dit alles hoofdschuddend aan te zien. Maar hij was toch zo kien om even later bij de jongens van de vuurwerkfabriek een paar dekkleden te lenen en met behulp van wat planken een winddicht kraampje te fa brieken. De klanten kwamen niet gauw. Bij het ronden van de vaart naar Sneek stond namelijk al een kraampje. Dat wisten de vaste schaatsers. Maar ja, het oude spreekwoord: 'Als er één schaap over de dam is volgen er meer', deed ook hier opgeld. De chocolade van volle melk met flink suiker adverteerde zichzelf. Al gauw vroeg men ook om koeken. Pake kreeg het puur druk met boodschap lopen, zowel naar de boer als naar de winkelman en de bak ker. De concurrentie keek dit met lede ogen aan. Aan schelden geen gebrek uit de Sneker hoek; aan het adres van mijn grootmoeder werden zelfs be dreigingen geuit! Maar ja, deze handel was vrijgesteld van ver gunningen en besluiten van de Kamer van Koophandel. Hier kwam tot uiting dat de consument toch wel gevoelig is voor een goed product. Voor mijn grootmoeder duurde de winter niet lang genoeg. En toen na enige weken de dooi inviel en al de gepofte spullen netjes waren afgerekend, hield ze er een aardig centje aan over. Mijn Pake hernam zijn positie weer op de brug en tel de 's avonds zijn binnengeko men botsens. Saskia Men kon heerlijk 'goolsjotten' in het Auckamastraatje. Op het Hofplein ging het niet zo ge makkelijk want daar was het politieburo te dicht bij. Posthu ma heeft ook wel eens bemid deld bij de politie om de bal terug te krijgen, wanneer die door de politie was afgepakt. Wat een ruimte voor de jeugd in de binnenstad in die tijd. Het Raadhuisplein (we noemden al les "Hof" tussen Gouverneurs plein en de Weerd) en verder tot onze beschikking het Waag- plein, de Lange Piep, het Zaai land met het Koepoksteegje, de Weerd met de Gloppe waar al tijd losse handwagens stónden enz. Op de grote stoep voor het stadhuis konden we 'tollen' onderhands en bovenhands tot dat de bode er genoeg van had en ons wegjoeg. Het deurtje in het hek om de oranjeboom ge bruikten we als 'verlos' bij 'Van Beieren' of andere verlosspelle- tjes. Aan het Oranjebierhuis heb ik minder prettige herinneringen. Toen we wat groter waren moesten we daar wel eens een enkele keer heen om bier te halen wanneer we gasten had den die bier wilden drinken. Dan stond je als jongen voor een tapkast in een lokaal vol rook en allemaal hard pratende mannen. Vier of zes glazen bier in een draagkistje met beu gel. Ik heb het idee dat het op het Heerenwaltsje altijd glad, sneeuw of regen en storm was. Natuurlijk was de schuimkraag er inmiddels af en een gedeelte van het bier liep onder uit het kistje langs je broek en kousen. Naast het Oranjebierhuis was het kantoor van de heer Brada, commissionair in effecten, waar men zich ook voor een paar dubbeltjes kon verzekeren te gen het nadeel bij het uitloten van obligaties. Voorbij het Ma ria Anna straatje was de ach teruitgang van hotel De Phoe nix. Naast Posthuma was op het Heerenwaltsje naar mijn me ning een stoffeerden) van Jou- stra, een achteruitgang van Hi- larius (boekhandel in de Weerd), verder de tuiningang van instituut Poutsma (later P. F. J. Westra). Even verder een bierhandel, waar tijdens stren ge winters wel eens per kar, slee of praam gezaagd natuur ijs werd gebracht voor de bier kelders. En dan dat carillon op het stad huis, dat we op mooie zomerse dagen met open ramen thuis konden horen, vaak dezelfde liedjes die we op Koninginne dag, de een en dertigste au gustus, op het Hof voor de "Gouverneur" moesten zin gen." KOEPOKSTEEGJE Tot zover de heer Juul Kuhl mann, die in deze brief de naam noemt van een steeg, waarvan wij nog nooit hadden gehoord, namelijk het "Koepok steegje". Daar willen we graag nog eens wat meer van weten. Wij zijn de aanduiding nooit eerder tegengekomen, ook niet in het in 1969 uitgegeven en veel geraadpleegde boekje "Leeuwarder Straatnamen" van W. Dolk. Het Koepoksteegje. Een naam, die in vroeger jaren door de Leeuwarder jeugd werd gebruikt? Red.'t KI. Kr. De welbekende Johannes Velkers, door de Leeuwarders gewoonlijk Lollige Johannes genoemd, woonde aan het Schoenmakersperk en het gebeurde dus dikwijls, dat hij met zijn kar met fruit (en: "Kwatta van Bredaaél") in de buurt van het Stedelijk Gymnasium kwam. Daar trof Lollige Johannes dan voor of tijdens de pauze de jonge gymnasi asten op straat en dan kwam hij altijd met dezelfde tekst: "Salie je goed tere jonge Wat mutte je wudde, Pastoor?"

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 5