'T KLEINE KRANT5JE
DESERTERE MAN
ZEI HENK PELETIER
GROTESCHOONMAAK
NIET ZO VOORZICHTIG
VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN
Het aantal Leeuwarders, dat in de Tweede Wereldoorlog het leven verloor, was
niet gering. Eiste de verraderlijke overval van de Duitsers in de meidagen van '40
al verschillende slachtoffers, in de vijf bange jaren daarna zouden er nog ettelijke
tientallen stadgenoten hun leven verliezen. Het grote drama van het joodse bevol
kingsdeel heeft daarbij wel de meeste indruk gemaakt. Maar eveneens vielen er
verscheidene slachtoffers onder de verzetsstrijders als gevolg van fusillades en
ontberingen in concentratiekampen, er werden "gewone" onderduikers gedood, er
vielen stakende spoorwegmensen en brave burgers, die bij bombardementen en
beschietingen werden geraakt, er overleden jongelui bij hun tewerkstelling in Duits-
landen tenslotte sneuvelden er nog Leeuwarders in het verre Indië.
Voor veruit de meeste gevallen
gold, dat de getroffenen geen
enkele invloed hebben kunnen
uitoefenen op hun droevige lot.
In enkele gevallen was de
meest dramatische afloop
evenwel een gevolg van on
voorzichtigheid of van een dui
delijke onderschatting van het
wrede karakter van de bezet
tende macht.
Tot de laatste groep behoorde
zeker de in 1901 geboren
brandstoffenhandelaar Hendrik
Peletier, die zijn zaak dreef te
genover het "Vosseparkje" aan
de Molenstraat, waar later de
C.A.F. zou komen.
GEEN GEVAAR
Henk Peletier zag geen enkel
gevaar in de houding, die hij
tegenover Duitsers durfde aan
te nemen en hij zal nooit heb
ben vermoed met welke verra
derlijke figuren hij te maken
kon krijgen.
Zijn echtgenote, mevrouw E. J.
H., ofwel "Nini" Peletier-Röben,
die zijn ondoordachtheid en
loslippigheid maar al te goed
kende, had hem bezworen
nooit in het verzet te gaan,
maar voor Henk Peletier was
dat ook niet nodig om in le
vensgevaar te komen.
Geregeld haalde hij melk bij
een boer aan de Harlinger-
straatweg, bij wie Duitse militai
ren waren ingekwartierd. Pele
tier trof die soldaten daar en de
onderlinge conversatie bleef
dan niet beperkt tot onschuldi
ge opmerkingen over het mooie
of het slechte weer.
"Jullie moeten de benen ne
men" zo jutte Henk Peletier die
militairen herhaaldelijk op,
"wees verstandig en deser
teer!"
Het zijn zeker deze adviezen
geweest, die er toe hebben ge
leid, dat onze stadgenoot op
een kwade dag in juli 1944
werd gearresteerd en in het
Huis van Bewaring werd vast
gezet.
Drie weken verbleef hij daar en
toen kwam er iemand bij zijn
vrouw met de nogal onheilspel
lende mededeling: "Als u uw
man nog een keer wil zien,
moet u morgenvroeg voor zes
uur naar het station toe gaan".
Dat heeft mevrouw Peletier
toen gedaan en het was inder
daad de laatste maal, dat zij
haar man in levende lijve zou
zien: met handboeien vastge
klonken aan andere gevange
nen werd hij op de trein op
transport gesteld.
Een wildvreemde man, die ook
met die trein ging, vroeg zij aan
haar de bestemming van de
trein-met-haar-man te melden
en de meneer, die zij haar
adres gaf, deed dat ook. Er
kwam een briefkaart met maar
één woord erop: "Amersfoort".
Vandaar moet Henk Peletier
naar Neuengamme zijn ver
voerd, waar hij kort voor het
einde van de oorlog om het le
ven kwam.
Maar daar heeft zijn weduwe
officieel geen kennis van gekre
gen - van de regering hoorde
zij niets.
Wat haar wel bijzonder frap
peerde was het feit, dat zij het
- wandelend in het Vossepark
je - moest meemaken, dat plot
seling het gave en goed onder
houden aanduidingsbord "H.
Het spoorhuisje, dat Pake met
zijn gezin bewoonde was welis
waar 'vrij van huur', maar be
paald niet riant te noemen. Het
bevatte een flinke woonkamer
met twee bedsteden, alsmede
een soort keukenkamer, waar
een koienfomuis stond. Ook
was in dit vertrek nog een bed
stee. Dan was er nog een soort
houten aanbouwsel: men zou
zeggen klompenhok of portaal.
Hier bevond zich eveneens een
eenvoudige kachel, waarop bij
voorbeeld de was werd ge
kookt. Op een tafeltje tegen de
wand bevonden zich een paar
petroleumstellen. Hierop werd
's zomers meestal gekookt.
Verder was er een grote zolder.
Buiten bevond zich het 'hüske'.
Mijn grootmoeder was een
vrouw die de spullen toch
graag wat netjes had. Tijdens
een voorjaarsschoonmaak
kreeg ze eens een lumineus
idee! Nadat alles grondig was
gereinigd, riep ze de hulp in
van Pake. Hij werd wel vaker
ingeschakeld bij hand- en
spandiensten.
"Wat mut er gebeure, Siets?",
vroeg hij.
"Wel Jacob, ik wu graach de
tafel üt 'e keuken in het bakhüs
hewwe en die kleine tafel dan
in 'ekeuken".
"Daar kinne wy noait allegear
om sitte te eten zei Pake.
"Nee, nee, maar we gaan dan
in het bakhüs eten en woanen.
Dan blieft de keuken netsjes en
Peletier's Kolenhandel", dat
aan de voorgevel van de zaak
bevestigd was, in stukken naar
beneden viel.
"Dat heb ik als een soort nood-
DE NIEUWEBUREN
De Nieuweburen van voor de
oorlog en de Nieuweburen van
nu - wat een verschil! Als ik
naar dat leegstaande gebouw
zie van voorheen de Leeuwar
der Courant, komen bij mij de
herinneringen boven aan de
tijd, dat ik, in 1935, als bak
kersleerling mijn loopbaan be
gon in de mooie bakkerij met
de gezellige winkel van Kui
pers.
Een mooi pand was dat, altijd
goed onderhouden, eerst door
bakker Wijngaarden, later door
bakker Kuipers en daarna nog
door bakker Andriesma.
Bakker Kuipers was een goed
vakman en een goed mens.
Meestal was hij, behalve in zijn
zaak, op tentoonstellingen van
bakkerijprodukten, waar hij als
keurmeester in de jury zat.
Naast Kuipers woonde Panbak-
ker, voor mij vooral bekend als
dirigent van ons Opera- en
Operettekoor. Volle zalen trok
ken we daarmee in de oude
Harmonie.
Beide panden, die van Kuipers
en Panbakker, zijn destijds op
geofferd aan de uitbreiding van
onze plaatselijke krant. Ik heb
dat altijd jammer gevonden -
die oude panden hoorden in
hun oorspronkelijke staat bij de
Nieuweburen.
Voorheen was het hier een en
al bedrijvigheid met maar liefst
vier bakkerijen, die van Kui
pers, Andela, Beetstra en Jan
de Groot. In die tijd ging men
Stadgenoot Jacobus Dou-
ma, geboren in 1873 en
overleden in 1952, is jaren
lang brugwachter geweest
van de spoorbrug over de
Harlingervaart bij Schenken
schans. In die tijd heeft hij
heel wat meegemaakt. Een
kleindochter heeft nu als
"Saskia" verschillende bele
venissen van haar Pake op
schrift gesteld.
hewwe wy as 't ware twee ka
mers.
Pake keek haar even aan,
maar gaf geen commentaar.
"Wel", zei hij, "frouw Beintema
vroeg mij soapas of jou even
langs kwamm'n".
"Wat had die dan
"Weet ik niet", antwoordde
Pake. Vrouw Beintema woonde
in het huis, dat behoorde bij de
gardenierstuin aan de andere
kant van de spoorbaan. Eigen
lijk buren dus.
pagina 5
lotsignaal beschouwd" aldus
mevrouw Peletier-Röben, die
als geen ander beseft, dat het
drama met haar man in feite te
vermijden was geweest.
ook nog veel gemoedelijker
met elkaar om dan nu. Ik zie de
leerling van bakker Andela 's
morgens vroeg nog in onze
bakkerij verschijnen: "Hét bak
ker Kupers oek wat meel voor
ons - ons meel is op. En mien
baas mut gevulde koeken
make. Morgen komme se weer
met meel en dan krijt Kupers
het wel weer terug."
Dat was dan een verzoekje van
Theo de Jong, die ik nu een
enkele keer nog wel eens zie.
Het was toen ook al niet zo
best voor de kleine zakenlie
den. Velen, die wat handig wa
ren, begonnen een eenmans
bedrijfje. Zo ook aan de
Nieuweburen in de onbewoon
baar verklaarde woninkjes in de
stegen. Ik zie er de bordjes nog
boven de deuren hangen.
Een die ik goed gekend heb
was Bethlehem, die fietsen re
pareerde en verkocht - later
verhuisde hij naar de Singel
straat. Eens verhuurde hij zijn
eerste fietstandem aan mij en
m'n vriend. "Voorzichtig weze,
Rinze hoor, dit is wat anders
dan een gewone fiets, krij mar
gien ongelukken, eerst mar niet
te ver gaan".
Dat het inderdaad wat anders
was, hebben we geweten: voor
we het wisten zaten we al in
Assen: we vlogen gewoon over
de weg.
Tja, dat was "die goeie ouwe
tijd", nu zestig jaar geleden
Leeuwarden
Rinze van der Heide
"Gaan jou nou mar, Sietske, ik
red my der wel met".
Toen ze uit zicht was, begon
Pake te togen en te slepen.
Toen mijn grootmoeder na een
poosje terugkwam en foeterend
wou zeggen: 'Vrouw Beintema
het helemaal niet naar my
vraagd', bestierven haar de
woorden op de lippen. Buiten
op de gele klinkertjes stonden
tegen het bakhuis een paar rie
ten stoelen uit de keuken, kom
pleet met de keukentafel en het
kleine tafeltje met de petro
leumstellen. "Ik had soa
docht", zei Pake, "wy kinne
hier buten wel ete en woane;
misskien wille jou eefkes helpe
met ut beddegüd, dan kinne wy
in ut bakhüs slape en dan blie-
ve de kamer en de keuken
netsjes".
Mijn grootmoeder zeeg op een
van de stoelen neer en wist zo
gauw niets te zeggen. Toen ze
de spraak terugkreeg, zei ze:
"Maar Jacob, as 't nou gaat re
genen?"
"Dondert niks, dan spanne we
dütse lakes, mar jou salie twee
moaie kamers hewwe
Grootmoeder begon te schrei
en. "Mut dat nou soa raar, Ja
cob".
"Ja, ja", zei Pake, "Of salie wy
hier büten omkomme: jou
wüd'n het soa!" Gelukkig werd
diezelfde middag het verstand
teruggevonden en bleef alles
zoals het door de jaren heen
was geweest.
Saskia