OORLOGSAVONTUREN VAN EEN ZESTIENJARIGE pagina 6 Wat was onderduiken en waar om deed je dat, zal voor vele jongere lezers wel een vraag zijn. Iedereen weet dat we in mei 1940 door de Duitsers be zet zijn. Zomaar stapten ze schietend, dodend en vernie lend de grens over. De verdedi ging kon, ondanks veel dappe re daden, hier weinig tegen doen. Ik was toen twaalf jaar en voel de al direct het grote onrecht dat ons aangedaan werd. Al viel het in het begin allemaal nogal mee, wel werden direct een aantal scholen gevorderd. Halve dagen naar school en van het ene gebouw naar het andere. Al gauw kwam er de distributie; altijd was er van alles genoeg in Nederland, nu moest alles op rantsoen door bonnen te verstrekken. Ook werd je be perkt in je vrijheid. Al die din gen riepen bij mij direct een sterk gevoel van onrecht op. Je begon je hiertegen te ver zetten. Proberen de dingen te vertragen, aanwijzingsborden beschadigen. Illegale blaadjes rondbrengen, uit Canada en Amerika overgekomen foto's van de koninklijke familie via amateurfotografen afdrukken en verspreiden. Het voordeel hiervan: je kon er ook nog iets mee verdienen. Op de Ambachtsschool hadden we zaterdags vrij. Ik werkte dan bij Jetze Visser de groenteboer in de van Leeuwenhoekstraat. Ook waren we daar vrijdaga vond bezig met het klaarmaken van bestellingen. Vaak waren daar groente of fruit bij buiten het distributienet om gekocht. Aan zwarte handel, dus met grote winsten, werd nooit ge dacht. Het waren al met al geen grote daden, maar het gaf wel een gevoel van bevredi ging- VRIJHEID BEKNOT Toen in juni 1944 de invasie kwam werd alles nog moeilijker en werd je vrijheid nog meer beknot. Ik was toen zestien jaar en groot voor mijn leeftijd, wat met zich meebracht dat het voor mij minder veilig werd op straat, zodat besloten werd dat ik maar zou onderduiken. In eerste instantie maar gewoon thuis. Dat betekent in huis blij ven, stil wezen, niet voor de ra men staan. Mocht er al nog eens visite komen, dan gauw naar boven. Ook werd een schuilplaats gebouwd waar je 's nachts meestal sliep, maar waar je overdag ook snel in kon verdwijnen. Het hele gezin leefde in span ning, niemand mocht over je praten en je verveelde je rot. Ten aanzien van een hele hoop anderen zat ik nog rustig en veilig. Maar ik kon er niet tegen en vertrok naar familie in Oos- terwolde. Ook daar kwamen problemen, niet dat ik me daar niet thuis voelde, ik kon me daar veel vrijer bewezen en had het daar best naar mijn zin. Dus maar weer terug naar Leeuwarden. Inmiddels waren er al heel wat mannen naar Vries getranspor teerd om daar tankvallen te gaan graven. Je zat daar be trekkelijk rustig en je was daags in de buitenlucht. Het gevoel van opgesloten te zijn was daar minder. Daarom be sloot ik om naar Drente te gaan. Ik meldde me in de buurt van Vries bij een Nederlander, die was hopman bij de arbeids dienst en vertelde hem dat ik daar wel aan het werk wilde. Dat gaf geen enkel probleem, alleen de slaapplaats was in een boerderij waarvan de be woner een N.S.B.er was. Dat leek me nu niet zo prettig. Er werd me een plaats aangewe zen en ik kreeg een hele grote schop met een lange stok waar ik mee graven moest, maar je kon er ook op leunen. Terwijl ik nog om me heen keek hoorde ik mijn naam noe men. Het bleek Klaas Zonder van te wezen met zijn vader, ook waren Uilke Romkema en Marten Hoekstra daar. Een stel dat ik wel kende en waar ik me best bij thuis voelde. Want je doet je dan wel flink voor, maar ik voelde me daar erg alleen, 's Avonds ben ik meteen maar met hen naar de boerderij ge gaan, een beter adres dan bij die N.S.B.er. Er heeft nooit een haan naar gekraaid. Vanaf het werk was het nog wel een dik uur lopen, eerst naar café Rademeker in Ti- naarloo, waar we ons brood rantsoen kregen en toen naar de boerderij van Okken, vlak aan de spoorlijn naar Gronin gen. Aangekomen bij onze slaapplaats konden we ons wassen en er stond een bord pap voor ons klaar, kosten een gulden. Stevige roggepap, iets wat je nu niet meer eet, maar wat toen een lekkernij was, vooral vanwege de verse koe melk waarvan ze was klaarge maakt. Het waren beste mensen waar we sliepen, 's Avonds vroegen de jongens of ik met hen mee ging, ze hadden al een paar meisjes ontmoet waar ze 's avonds thuis mochten komen. Die mensen woonden aan de Schipborgweg, een tippel van een half uur. Klaas en Uilke gingen naar de familie De Vries, terwijl Marten en ik nog een deur verder gingen bij de familie Brink terecht kwamen. Na de kennismaking konden we meteen aan tafel gaan, er stond een grote koekepan met gebakken aardappels voor ons klaar. Ze hadden zeker op me gerekend, want Marten had die pan met aardappels nooit al leen op gekund. 's Avonds tien uur, het was al spertijd, gingen we terug naar de boerderij, lopend door de berm om zo min mogelijk la waai te maken. Natuurlijk moest je goed oplet ten of er geen Duitse patrouille aankwam. Dit heeft zo een paar weken geduurd, het was lang geen gek leven. Je werkte dan wel voor de Duitsers en er werd een hoop vernield, maar je moest tussen twee kwaden de beste kiezen. Maar midden in een nacht werden we uit het stro gehaald en moesten we naar het station, we zouden naar huis toe gaan. Niemand die het geloofde, maar toch stonden we daar als een kudde schapen geduldig te wachten. WAARNAARTOE? Uren lang tot er eindelijk een trein uit de richting Groningen kwam en waar zou die naar toe gaan? Op dat moment wist ik het zeker, ik zou niet in die trein stappen. Klaas Zondervan zijn vader heeft het nog gepro beerd, dan konden we bij el kaar blijven. Hij voelde zich verantwoordelijk voor mij. Maar nee, ik niet! Om me te verstoppen ben ik in een greppel gaan liggen, het was inmiddels al in het laatst van oktober, dus was het daar knap nat en koud. Na ruim een uur vertrok de trein, er stonden toen nog een aantal mensen die niet meer in de trein kon den. Deze moesten terug gaan naar hun slaapplaatsen en zich de andere dag weer melden. Dit gaf mij de gelegenheid om ook terug te gaan naar de fami lie Okken. Ik was daar de enige en mocht daar mijn kleren dro gen en m'n was werd er met een gedaan. Veel was dat niet, want je had bijna niets. Voor mij stond vast dat ik niet meer terug zou gaan naar die grave- rij, de lol was er af. De trein was in Zevenaar terecht geko men, dat viel dus nog mee. 's Avonds ben ik weer naar de fa milie Brink gegaan en heb daar het hele verhaal verteld, met een heb ik gevraagd of ik daar onderduiken kon. Natuurlijk kon dat, werd er gezegd, of was het de gewoonste zaak van de wereld. Maar nu eerst iets over de familie Brink. Ze woonden aan de Schipborgweg bij Zuid laren in een klein boerderijtje. Ongeveer 80 meter van de weg af. Het gezin bestond uit vader, moeder, 5 meisjes van 16 tot 5 jaar en jongen van 14 die geestelijk gehandicapt was. Verder waren er al onderdui kers en na mij zouden er een paar weken later nog twee bij komen. Hemelsbreed op nog geen kilometer afstand zat de Sicherheitsdienst in Denne- noofd, oorspronkelijk een ge sticht voor geestelijk gehandi capten. DOODSTRAF Bij de onderduikers zat ook ie mand van de spoorwegen en een ontsnapte uit de gevange nis die door de Duitsers ter dood veroordeeld was. De rest was ondergedoken omdat ze niet naar Duitsland wilden. Als de Duitsers hier tijdens een in val iets zouden vinden dan was er grote kans dat er direct een paar doodgeschoten zouden worden. Het waren heel gewo ne mensen, maar met een hart van goud. Ik noemde ze direct ook vader en moeder. Brink zelf werkte toen met vier onder duikers op een dorsmachine, terwijl ik met Dini die even jon ger was dan ik, voor de huis houding moest zorgen. Dit be stond uit brandhout kappen, want alles moest op de kachel gekookt worden. Alle dagen vijf en dertig pond aardappels schillen, tabaksbladen plukken, een dag laten drogen dan snij den en in de oven verder dro gen, want er moest 's avonds van gerookt worden. Dan na- tuuurlijk bedden opmaken en wat verder in de huishouding te doen was. In de kamer waren twee bed steden waar de zes kindereri in sliepen, vader en moeder slie pen in een klein portaaltje waar net een bed in kon staan. De onderduikers sliepen op zolder. Een grote bouvier hield buiten de wacht en wist precies hoe hij ons waarschuwen moest. Toch kon dit zo niet doorgaan, dit moest vandaag of morgen spaaklopen, vandaar dat beslo ten werd dat ik een ander adres zou zoeken. Ik zou pro beren naar het noorden van Groningen te komen, daar had ik nog familie wonen. Om in de stad Groningen te ko men zou ik als expeditieknecht met de bodedienst van Van An ken mee naar Groningen gaan en vandaar met een andere bode naar Usquert waar mijn familie woonde. Op het bode terrein achter het Academisch Ziekenhuis was het een drukte van belang. Een van de paar den van Van Anken had een los hoefijzer, waar ik even mee naar de smid moest die daar in de buurt was. Op weg daar naar toe werd ik aangeroepen door een politieagent, je schrikt je wezenloos, m'n eerste reac tie was, geef die knol een klap voor z'n kop dan trapt die wel achteruit. Maar dat was niet nodig, het bleek m'n buurjongen Anne v.d. Ven te zijn die in Groningen bij de politie was. Na even gepraat te hebben over koetjes en kalf jes, heb ik hem mijn situatie uit gelegd. Hij vertelde dat hij aan staande vrijdag naar Leeuwarden zou gaan, hij kon dan met de melkauto van de Lijempf meerijden. Als ik zin had kon ik wel met hem meerij den en als ik dan als zijn arres tant meeging liep ik weinig ge vaar. Dat leek mij wel goed toe, zodat we meteen op dezelfde plaats afspraken. Ik weer mee terug naar Zuidlaren, en vrij dags daarop, opnieuw naar Groningen. Daar stond Anne op de afge sproken plaats, maar de reis kon helaas niet doorgaan - de auto was kapot. Dat zou nu vandaag niet zo'n probleem wezen, maar het was toen de enige auto die ze nog hadden. Daar sta je dan, terug naar Zuidlaren kon niet meer; Van Anken was al weg. Waar nu naar toe. Wie kon je vertrou wen; melden op het politiebu reau was ook niet zonder ge vaar. Natuurlijk waren er ook nog wel goede mensen. Ik her innerde me op dat moment een oud-collega van m'n vader en wist ook ongeveer waar die woonde. Er op af en na enig zoeken het adres gevonden. De mensen waren thuis en ik heb mijn verhaal verteld. Ik kon daar blijven slapen en voor de volgende dag zou een oplos sing gezocht worden. De zoon kwam 's avonds met het idee om gewoon met het N.S.B.-trammetje te gaan, het was toen al in de tijd van de spoorwegstaking, maar van Groningen naar Drachten reed een paar keer per week een tram met N.S.B.-personeel. Zo ook de volgende morgen, 's Morgens om negen uur was het vertrek. Na lang praten werd besloten dat ik het maar zou wagen. De zoon die over goeie papieren beschikte zou poolshoogte nemen. Alles leek veilig, dus kocht ik m'n kaartje en stapte in de tram naar Drachten. Heel gewoon tussen de mensen, meest N.S.B.ers maar ook mensen met een ver lofpas uit Drente, die wegéns ziekte of iets dergelijks niet meer hoefden te werken. Een paar keer moesten we de tram uit vanwege overvliegende vliegtuigen, een keer werden we beschoten, maar dat liep goed af. Om ongeveer twaalf uur kwa men we in Drachten aan. Toen was het verder lopen. Er waren nog twee man die naar Leeu warden moesten, dat waren mensen met een verlofpas uit Drente en aangezien ik niet zo'n ding had mocht ik niet met hun meelopen. Nu, alleen zou ik het ook wel vinden! Ik had geen bagage bij me, ik kon dus wel doorgaan voor iemand die daar uit de buurt kwam. In Nije- ga staat op de hoek een café waar ik een bord pap kon ko pen, het enige zo ongeveer .waar je nog zonder bon kon kopen. Vandaar maar weer ver der via Suameer naar Bergum. Daar stonden op de brug Duit sers op wacht. Goeie raad was duur, gewoon doorlopen en dag zeggen leek de beste op lossing. Zo gedacht, zo gedaan en het lukte. Ik ben gewoon doorgelopen en via de Zomer dijk kwam ik eindelijk in Tiet- jerk. MAUER-MUUR Maar nu verder, over de Gro ningerstraatweg kon niet we gens de "Mauer-muur", daar stond altijd controle. Door het land ook onmogelijk vanwege de mijnenvelden. Over het wa ter leek de enige mogelijkheid. Dus maar linksaf naar de Klei ne Geest. Proberen of bij Piet (Vervolg op pag. 9)

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 6