ALS KIND NAAR KERMIS IN GROOTVADERS TIJD 'T KLEINE KEANTSJE VLOEKEN UIT DE BOEKEN GROTE BOEF VOOR LEEUWARDEN EN DE WIJDE WERELD ER OMHEEN pagina 5 In de stad begon het al aardig druk te worden. De etalages waren nog volop verlicht. De winkels waren tot acht uur open, maar er stonden niet veel klanten voor de toonban ken. Het was eenrichtingsver keer. Alles trok richting kermis. Langs de gracht vlakbij het gro te nu voor een week helemaal volgebouwde plein stond een lange rij kramen, waarin de meest verleidelijke waren lagen tentoongesteld. In de meeste kramen werden oliebollen ver kocht. Het rook er heerlijk. De oliebollenbakker stond voor het fornuis waarop de pan met ko kende olie. Met een ronde lepel schepte hij in het deeg en mik te dan met een handige bewe ging de inhoud in de olie, zon der dat er slierten bleven hangen. Een hele kunst. We bleven kijken. Ik zou wel trek hebben in zo'n warme oliebol, maar die kostte twee cent en we waren nog niet eens op de kermis. Over die acht dagen had ik veertig centen te besteden, ver diend met bessen plukken. Van vader en moeder kregen we geen cent. Dat zat er niet aan. Die veertig cent moest zo ver deeld worden dat we de laatste dag van de kermis nog een dubbeltje over hadden om voor moeder een puntzakje met noga te kopen. MOOISTE KRAAM De mooiste kraam (het was ei genlijk een grote opengeslagen wagen) was die van Willem Stuvé. Ze verkochten er alleen maar noga, zuur- en kaneel stokken en zuurballen. Wat zag dat er allemaal aantrekkelijk uit. Het was een deftige kraam prachtig verlicht met kristallen kroonluchters. De achterwand was helemaal gedrapeerd met wijnrode veloursgordijnen. De zuurstokken, alle soorten en maten stonden in grote glazen stolpen. Stapels noga lagen er fraai verpakt, versierd met glad de kleurige platen van kinderen en bloemen en verliefde paar tjes, dat wilde in die tijd zeg gen, keurig geklede jonge men sen die elkaar bij de hand vasthielden. In bewondering bleven wij een tijdje staan bij die schitterende kraam voor de betere standen en we benijdden de meisjes die- in smetteloos witte schorten de mensen mochten bedienen, de prinsessen van Stuvé. Het geroezemoes en het gejen gel van de muziek van de ker mis was nu duidelijk te horen. Door een zijstraatje bereikten we het plein. Het overweldigde ons. In enkele dagen was de kale vlakte omgetoverd in een sprookjeswereld. Wij konden niet begrijpen dat al dat moois na acht dagen weer zou wor den afgebroken. Het hinderde ons helemaal niet dat we maar een paar centen Wie zou er geen plezierige herinneringen bewaren aan kermisbezoek in zijn jonge jaren? In drie afleveringen in 't Kleine Krantsje haalt onze abonnee "Igo Galama" her inneringen op aan de Leeu warder kermis van lang ge leden. konden besteden. Het was een genot, alleen maar te slenteren langs de etablissementen van vermaak, te luisteren naar de vele draaiorgels, die oude Weense walsen, Duitse marsen en enkele Nederlandse smart lappen lieten horen. Het reper toire was maar schamel en mu ziek speciaal voor jonge mensen bestond helemaal niet. BESLISSEN Bij de draaimolen moesten we beslissen. Een rit kostte een cent. De molens werden voort bewogen door een klein paard, een kedde. Als wij er een cent aan waagden, wilden wij dicht bij dat paard zitten, om het paard een klets voor zijn kont te geven, waar het beest zich niet aan zou storen. Dat in een kringetje draaien de hele mid dag en avond was voor het beest al erg genoeg. "Ben je gek," zei Appie. "Draai en doen we wel voor niks." We sprongen gewoon op de rand en zo draaiden we net zo lang tot de baas ons in de gaten kreeg. De eerste cent die we besteed den was voor een halve augurk' bij een zuurkraam. De man haalde het zuur met een grote vork uit een aardewerk pot. Heerlijk. Dat kregen we thuis nooit. De grote kermisspullen stonden op het middenterrein. Daar was het ook het drukst. Van een af stand hadden we al het zware doordringende geluid van de stoomfluit gehoord. De carrou sel werd nog aangedreven door een stoommachine. Die stoom- carrousel was net een Oosters paleis, schitterend verlicht met kleine gloeilampjes. Aan de voorkant geschilderde houten beelden van schaars geklede vrouwen, panelen met gesle pen spiegels en grote schilderij en met taferelen van goden en godinnen op de Olympus. In de hoek stond de naam van de kunstenaar "Atelier Giesing", de Michelangelo van de kermis. Door de openstaande deuren konden wij de caroussel met de bewegende dieren zien draai en. Een rit kostte vijf cent en dat lag boven onze draag kracht. De jongelui gooiden el kaar met serpentines, die je binnen kon kopen. Omwonden met deze kleurige papieren lin ten stortten ze zich daarna in het kermisgevoel. Aan de buitenkant van het ter rein waar het wat rustiger was, stonden de tenten met abnor maliteiten, merkwaardige spe lingen der natuur als het kalf met vijf poten en de vrouw zon der onderlijf. De dikste vrouw te wereld was er ook ze woog vierhonderdvijftig pond. "Dit is het hemd van Miss Dol ly," prees de spullenbaas zijn "attractie" aan, daarbij een soort zespersoons kampeertent uitspreidend. "Binnen kunt u zich persoonlijk overtuigen van de echtheid, u mag Miss Dolly even in de bil len knijpen, niet te hard natuur lijk." Er gingen alleen maar mannen naar binnen. Even verder toonde men een wilde uit Nieuw Guinea. De man kon dikke ijzeren staven buigen als rietstengels en vuri ge fakkels in zijn mond doven. "Meneer probeert u daar eens beweging in te krijgen," de spullenbaas gaf een dikke stang aan een stoer uitziende man, maar dat lukte hem na tuurlijk niet. Vlak voordat de voorstelling be-- gon opende de baas een luikje, trok aan een ketting, waarmee hij een woeste Papoea naar het luikje trok. Hij zag er grie zelig uit met zijn wilde zwarte haardos en een pen door zijn neus. Wij hadden nog nooit zo'n vreemd schepsel gezien. Dat dit de meest ergerlijke mensenexploitatie was, deed ons kinderen niets, erger was dat de overheid geen bezwaar had. Ik geloof dat we het nog al gemakkelijk vonden dat zo'n dikke vrouw alleen met zitten en zich te laten bekijken haar kost kon verdienen, al was er voor zo'n groot lichaam heel wat brandstof nodig. VECHTEN MET DE BEER Vechten met de beer had ook onze grote belangstelling. Het was een oude tandeloze beer waarvan men de voorpoten van bokshandschoenen had voor zien. "Zijn er nog amateurs of lief hebbers van de bokssport die het tegen Bruno durven opne men?" klonk het door een me gafoon. "Ik stel tien gulden beschikbaar voor een overwinning. U me neer daar, wilt u dat tientje ver dienen, nee. Die meneer daar achter? Ik zie het al, dat is een sportman. Meneer komt u naar boven." Wij smulden. Het gevecht vond op het plankier voor de tent plaats en die man verloor tegen de beer. Vader vertelde ons la ter dat de man bij het spul hoorde. Die oude beer leek niets waard te zijn. Hij kon ter nauwernood op zijn achterpo ten lopen. Met een flinke tik had hij het beest kunnen vel len. In de dertiger jaren heeft de Openbare Bibliotheek en Lees zaal in Leeuwarden herhaalde lijk bezoek gehad van onbeken den, die er kennelijk dagwerk van maakten om alle in boeken voorkomende vloeken en on- welvoegelijke woorden door te krassen. Anno nu zou daar geen begin nen meer aan zijn Een grote boef met op z'n strafblad verscheidene vonnis sen, wou de dominee uit zijn dorp naar de mond praten en zei met een verraderlijk glim lachje: "Ik zou U zo graag eens horen preken, dominee!" "Nou" antwoordde de dominee, "je had me de vorige zondag kunnen horen, als je geweest was, waar je had moeten zijn". "Waar was dat dan?" vroeg de vent. "In de gevangenis" zei de pre dikant. De Nederlandse dirigent Wil lem, eigenlijk Josef Willem, Mengelberg, die leefde van 1871 tot 1951, is onder andere een vermaard vertolker ge weest van Beethoven en Tsjai- kovski en van de Matthaüs- Passion van Bach. In een tijdvak van bijna een halve eeuw maakte Willem Mengelberg als dirigent van het Concertgebouworkest de stad Amsterdam tot een centrum van internationaal muziekleven. Ook oogstte hij grote succes sen als leider van de Museum- konzerte in Frankfurt en als di rigent van het Philharmonic Orchestra te Londen en het National Symphony Orchestra te New York, dat later op zijn aandringen samenging met de New York Philharmonic Socie ty- Zijn houding tegenover de Duit se bezetters in de Tweede We reldoorlog werd deze zoon van een naar ons land geëmigreer de Duitse schilder en beeldhou wer niet in dank afgenomen. In het bevrijdingsjaar 1945 werd hem dan ook een dirigeerver- bod opgelegd en het was in Zwitserland, dat hij zijn laatste eenzame levensjaren door bracht. Tot het uitbreken van de oorlog genoot Willem Mengelberg in ons land evenwel een reputatie als geen ander - hij werd ge woon als een soort God ver eerd. Waar "De Grote Meester" zich ook vertoonde liepen de mensen te hoop om van hun waardering te doen blijken en nu, zoveel jaren later, lijkt het, alsof hij gewoon op een morbi de wijze werd geadoreerd. Op een veel gezondere manier kwam de waardering tot uiting voor een figuur, die zich in Friesland tot een zeer succes volle dirigent ontwikkelde, de in 1920 in Leeuwarden geboren Kor(nelis) Ket, die helaas veel te jong, op de leeftijd van vijf en dertig jaar, in 1955 in een ziekenhuis in Groningen over leed. Kor Ket, die werd opgeleid tot violist, werd in 1945 aanvoer der van de tweede violen in de nieuw opgerichte Ljouwerter Orkest Foriening en in 1948 di rigent. Hij kan' gezien worden als de schepper van het nu jammer genoeg niet meer zelf standig bestaande Frysk Or kest. Hij was ook dirigent van het Grouster Mingd Koar en van de Leeuwarder Bachvereniging, die hij zelf oprichtte. En welk orkest hij ook leidde, hij haalde er grote successen mee. Behalve aan het Brusselse Conservatoire kreeg Kor Ket een vioolopleiding van de ver maarde Jo Juda, die in zijn boek "Voor de duisternis viel" de volgende herinneringen aan de zo succesvolle Friese musicus ophaalde: "Onder mijn leerlingen (in Groningen) be vond zich de latere dirigent van het Frysk Orkest,"Kor Ket. Met hem heb ik ook na de oorlog nog veel contact gehad. De verhouding leraar-leerling maakte plaats voor die van col lega's onderling en we werden vrienden. Intussen had hij de viool door de dirigeerstok ver vangen en nu bleek dat Kor als orkestleider een van de meest begaafde jonge musici van het land was. Hij is het geweest die het Frysk Orkest op een be langrijk hoger peil heeft ge bracht. Dat is een prestatie, die van bijzondere kwaliieiten ge tuigt, zeker voor een heel jonge dirigent. Nog zie ik hem iedere week op les komen, dood en dood moe. Om treingeld uit te sparen reed hij op de fiets van Leeuwarden naar Groningen en terug. Be denkt men, dat de jongen toen reeds een hartkwaal moet heb ben gehad, hetwelk later pas werd ontdekt, dan is het bijna niet te geloven waar hij de energie vandaan haalde om die krachttoer te volbrengen. On danks de winterse koude, on danks de zeewind die over het uitgestrekte, vlakke land in de noordelijke provinciën behoor lijk te keer kan gaan, sloeg Kor geen les over. Wel zag hij er bleek en afgemat uit als hij met moeite de twee trappen van mijn woning was opgeklom men. Met een bord soep of een glas warme melk probeerde Lu cie hem dan weer een beetje op zijn verhaal te laten komen. Zijn liefde voor de muziek ech ter was groter dan de zorg voor zijn gezondheid. Lang heeft de geest gevochten met het ge handicapte lichaam. Zijn arts begreep niet hoe het hart de dirigeeractiviteiten kon uithou den. Kor gaf zich helemaal, ie der concert weer opnieuw, wat ik herhaalde malen heb meege maakt wanneer hij mij als solist begeleidde. Tot hem dit nood lottig werd. De operatie op het laatste moment kwam hij niet meer te boven." Het laat zich denken, dat het bericht van het overlijden van Kor Ket grote verslagenheid te weeg bracht in het Friese mu- ziekwereldje. Men had nog zo veel van hem verwacht en men had hem in zijn korte leven al heel veel lof toegezwaaid. Zon der daarbij te vervallen in een verafgoding, die we rond de fi guur van de legendarische Wil lem Menkelberg hadden ge zien.

Historisch Centrum Leeuwarden

’t Kleine Krantsje, 1964-1997 | 1995 | | pagina 5